‘Dat praatje, daar komen ze voor. Het respect dat ze hier krijgen, is erg belangrijk voor deze mensen. Hier kunnen zij zichzelf zijn. Even ontspannen,’ vertelde busbeheerder Radboud Spruit in de vijftiende editie van Zorg+Welzijn in juni 1995.
De Tussenbus, een omgebouwde stadsbus, is alleen toegankelijk voor buitenslapers. Tijdens de openstelling ’s morgens en ’s avonds, komen in de beginperiode dagelijks tussen de dertig en zestig daklozen. Op de bus worden overigens geen intakes gedaan, en de enige systematische administratie is volgens Spruit de deken-uitleen. Een bonte verzameling van daklozen, chronisch psychiatrisch patiënten, druggebruikers, alcoholverslaafden en langdurig werklozen bezoekt medio jaren negentig de bus. Al in het begin tekent zich een scheiding af in de bus: aan de achterkant de drugsverslaafden en voor het keukentje de rest. Spruit zei daar toen over: ‘Er komt echt van alles naar de bus en soms mengt dat wat moeilijk. Als wij een zwaar vervuilde zwerver binnenlaten, komt er altijd commentaar van de anderen. Terwijl dat juist de zwakste groep is. De rest weet zich wel te redden.’
De bedenkers van de Tussenbus zien de bus als de eerste stap. Er moeten nog vormen van opvang bijkomen. Stichting de Tussenvoorziening, waar de bus onder valt, heeft in 1995 drie panden opgekocht om te zorgen dat daklozen in een tussenvoorziening voorbereid worden op zelfstandig wonen. De Tussenbus was het eerste project en nu, tien jaar later, bestaat de stichting uit dertien voorzieningen. Er is onder meer opvang en begeleiding voor dak- en thuisloze gezinnen in Tussenoord, Nachtopvang in Zelfbeheer (NoiZ), waarbij de uitvoering in handen is van (ex)daklozen, en laagdrempelige nachtopvang in Sleep-Inn ’t Snurkhuis, en een eetvoorziening voor dak- en thuislozen in ’t Smulhuis. Het aantal opvangvoorzieningen is in heel Nederland de laatse jaren fors uitgebreid en geprofessionaliseerd.
In de vele gebruikersruimten die de grote steden hebben, kunnen verslaafde daklozen hun drugs innemen en een groot deel van de dag doorbrengen. De voorzieningen besteden ook meer aandacht aan begeleiding en zorg. Deze hulpverlening wordt betaald vanuit de AWBZ en dat betekent indicatie van de doelgroep. En dus minder laagdrempelige opvang. Naast de wel laagdrempelige Utrechtse bus zijn intussen in veel steden zogenaamde soepbussen gaan rijden. Ook met hetzelfde idee: door eten en dekens uit te delen en een praatje te maken, krijgen hulpverleners contact met daklozen die de reguliere voorzieningen mijden.
Herstart
De Tussenbus heeft lange tijd tijdelijke standplaatsen gehad, wat onder meer leidde tot een stopzetting (1999) en een herstart (2000). De bus staat nu vlakbij hostel Habi Tante aan de Baden Powellweg. Jeanette Arends is sinds de herstart coördinator van de bus. De Tussenbus richt zich meer dan ooit op de echte buitenslapers. En sinds twee jaar zijn harddrugsgebruikers niet meer welkom. Arends: ‘In tegenstelling tot tien jaar geleden zijn voor drugsgebruikers inmiddels voldoende voorzieningen. In de zorgcentra (voormalige gebruikersruimten, red.) kunnen ze tegenwoordig vierentwintig uur per dag terecht. Bovendien botste het vaak tussen wel- en niet-gebruikers. De echte straatslapers die we nu hebben, zijn vaak aan alcohol verslaafd en hebben psychische problemen. Zij voelen zich niet thuis in de grootschalige nachtopvang. Dit is de meest kwetsbare groep daklozen.’
’s Ochtends tussen 7.00 en 9.00 uur kunnen de busbezoekers in de bus hun deken inleveren en krijgen ze brood met jam of pindakaas en een kop koffie. ’s Avonds kunnen de bezoekers tussen 20.30 en 23.00 uur een nieuwe deken ophalen en is er soep met broodjes. Dagelijks heeft de Tussenbus tussen de vijftien en twintig bezoekers en vergeleken met tien jaar geleden is dit aantal per dag flink afgenomen. De sfeer is er doorgaans goed. Maar soms zijn er erg verwarde daklozen die behoorlijk luidruchtig kunnen zijn. Toch worden mensen bijna nooit weggestuurd. Arends: ‘Door het strenge sanctiebeleid van veel opvanginstellingen hebben veel mensen een schorsing. Als ze dan ook nog bij ons worden weggestuurd, kunnen ze nergens meer terecht.’ De diensten die de Tussenbus levert zijn nog steeds laagdrempelig. Eén keer per week komt een zorgcoördinator om bezoekers in beeld te krijgen. Arends: ‘Natuurlijk zou het prachtig zijn als we bezoekers in de opvang krijgen. Maar ons voornaamste doel is nog steeds eten, drinken, warmte en aandacht.’