Om te beginnen wat cijfers uit de nieuwste peiling sociale wijkteams onder gemeenten. Sinds 2017 is het aantal gemeenten dat met sociale wijkteams werkt, ongeveer gelijk gebleven: 4 op de 5 gemeenten werkt ermee. Bij vrijwel alle gemeenten (90%) die meededen aan de peiling zijn de wijkteams echter nog volop in ontwikkeling. Meer dan de helft van de respondenten geeft aan dat de werkwijze van het team in de afgelopen 3 jaar is veranderd en ongeveer hetzelfde percentage (51%) noemt een veranderde samenwerking met andere partijen.
Praktijkondersteuners
Met name de samenwerking met de huisartsen gaat steeds beter, licht Van Arum toe. ‘Dat is vooral te danken aan de praktijkondersteuners. Die nemen tegenwoordig bijna overal deel aan casuïstiekbesprekingen met het wijkteam. Een positief gevolg daarvan is dat de mensen vanuit de huisartsenpraktijk steeds vaker doorverwezen worden naar het wijkteam. Voorheen pakte de huisarts veel niet-medische vragen zelf op, of hij verwees direct door naar de tweedelijnszorg. Terwijl kwesties als geldzorgen of overbelaste mantelzorgers beter op hun plek zijn bij het wijkteam, voor een integraal werken.’
Expertise neem toe
Dat de werkwijze van de wijkteams is veranderd, komt volgens Van Arum met name door de veranderende vragen. ‘De laatste jaren zien we dat steeds meer complexe vragen op de wijkteams afkomen. Dat vraagt om meer specialistische kennis. We zien dat de expertise van de wijkteams toeneemt, met name op thema’s als huiselijk geweld en kindermishandeling, en problematisch middelengebruik.’
Externe schil
Tegelijkertijd blijkt uit de peiling ook dat wijkteams steeds beter in staat zijn om expertise van buiten te halen. ‘Door intensievere samenwerking met bijvoorbeeld Veilig Thuis of ggz-specialisten, hebben ze een externe schil met experts bij wie de wijkteamleden te rade kunnen gaan. Bijvoorbeeld om af te stemmen of er doorverwijzing naar de tweede lijn nodig is of niet.’
Veiligheid
Dat de expertise met name op de genoemde thema’s toeneemt, sluit aan bij wat er vanuit de landelijke overheid verwacht wordt van de wijkteams. Van Arum doelt daarmee met name op de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario kind- en jeugdbescherming. ‘De sociale wijkteams krijgen een nadrukkelijker rol in het stelsel met Veilig Thuis, Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. Ze moeten de veiligheid in gezinnen waarborgen. Dat vergt van de wijkteams dus ook meer kennis over het signaleren en aanpakken van onveiligheid binnen gezinnen.’
Spagaat
Van Arum ziet door de toename van de expertise wel een spagaat ontstaan. ‘Want al sinds de decentralisaties zijn er hoge verwachtingen van de wijkteams op het vlak van collectief werken. Maar door de grote vraag naar individuele hulpverlening met complexe en urgente vraagstukken, komt dat nog onvoldoende van de grond. Als jij als hulpverlener werkt met een gezin waar van alles speelt dat vandaag aandacht nodig heeft, dan geef je daar prioriteit aan. En kom je er onvoldoende aan toe om overstijgend, op basis van al die individuele hulpvragen, na te denken over collectieve oplossingen voor de veelvoorkomende problemen.’
Tegengestelde beweging
Dat het collectieve werken achterblijft, is volgens Van Arum ook te wijten aan hoe de wijkteams zijn ingericht. Teamleden vrijmaken om collectief aanbod te ontwikkelen en uit te voeren is een van de voorwaarden. Maar de onderzoeker ziet wat dat betreft een tegengestelde beweging. ‘Er zijn maar weinig wijkteams met opbouwwerkers erin. In de beginjaren zaten die nog wel in de wijkteams.’
Revival van het opbouwwerk
Dat de opbouwwerkers uit de wijkteams verdwijnen, is iets anders dan dat die beroepsgroep als geheel tanende zou zijn. Sterker nog: er is juist sprake van een revival van het opbouwwerk. Niet voor niets presenteerden Movisie, SWN en de BPSW recent een visiedocument over het vak. ‘Voor de wijkteams is het goed om te weten dat ze terecht kunnen bij de opbouwwerkers. Ze kunnen samen optrekken.’
Verse ouders
Opbouwwerkers weten heel goed wat er allemaal is aan initiatieven in de buurt. Wijkteamleden kunnen de inwoners met wie ze werken daar naartoe verwijzen. ‘Zo zijn er initiatieven waar je als verse ouders andere ouders kan ontmoeten. Waar je praktische tips kunt krijgen over wat de beste luiers zijn, maar ook kunt delen hoe zwaar de nachten zijn, en hoe je daar een weg in kunt vinden.’
Verrassende uitkomsten
Zulke bijeenkomsten hebben op verschillende manieren meerwaarde. Dat wordt ook door de deelnemers zo ervaren. Lotgenotencontact is er een van en dat kan tot verrassende uitkomsten leiden: ‘Er was een wat ouder, theoretisch opgeleid stel en een heel jong stel dat praktisch opgeleid was. De verwachting was dat het jonge stel vooral wat aan de andere ouders kon hebben, die hun leven al helemaal op orde hebben. Het tegengestelde bleek waar: het wat oudere stel werd aan het denken gezet over waarom ze eigenlijk zoveel werkten, en hoe mooi het was dat het andere stel meer tijd had voor de baby.’
Vervolginitiatieven
Van Arum ziet verder dat er ook vervolginitiatieven ontstaan, zoals kledingdoorgeefgroepen. Door dit soort collectief aanbod zien mensen dat ze meer zijn dan hun probleem, doordat persoonlijke ontwikkeling en competenties worden gestimuleerd. Het netwerk wordt groter, net als de onderlinge zorgzaamheid en het omzien naar elkaar.
Inwoners in stelling
Iets vergelijkbaars kan ook op heel andere thema’s natuurlijk. Opbouwwerkers kennen de initiatieven, of brengen de inwoners in stelling om naar behoefte iets nieuws te organiseren. Van Arum: ‘Samen koken is daar een mooi voorbeeld van. In deze dure tijden is het directe winst als je daardoor voordelig gezond kunt eten. Van het een komt het vaak het ander. Er worden recepten uitgewisseld, of ouders worden bijvoorbeeld vrijwilliger bij de schoolvakantieactiviteiten.’
Tijdwinst
Deze voorbeelden laten zien dat collectief aanbod meerwaarde heeft voor inwoners. Maar ook voor de wijkteams zelf kan collectief aanbod initiëren wat opleveren, stelt Van Arum tot slot: namelijk tijdwinst. Daarvoor is het wel nodig dat wijkteamleden hun antennes activeren om de kansen te zien die zich in de individuele trajecten aandienen: ‘Reflecteer op welke vragen herhaaldelijk opduiken in de individuele hulpverlening. Doe dat ook als team. Vragen over huursubsidie bijvoorbeeld, en de regels omtrent samenwonen, een kind dat volwassen wordt. Ik ken een wijkteam dat samenwerking met de lokale woningcorporatie heeft gezocht. Die organiseert nu eens per maand een informatieavond om die vragen te beantwoorden. Dat scheelt het wijkteam veel tijd.’