Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties1

6 vragen over de Wet maatschappelijke ondersteuning

Zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen en de regie houden over je eigen leven. Met die inzet is op 1 januari 2015 de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning Wmo ingevoerd. De belangrijkste verandering ten opzichte van de “oude” wet: de gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning en de zorg en voor de participatie van hun inwoners. Alles duidelijk? Nou, dat niet altijd. Zorg+Welzijn beantwoordt 6 belangrijke vragen over de Wmo.
Foto Pixabay

1. Wanneer kun je een beroep doen op de Wmo?

Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk – ook financieel – voor de ondersteuning van mensen die het niet op eigen kracht redden. Het gaat vaak om ondersteuning thuis om langer zelfstandig te kunnen wonen. Maar het gaat ook om de opvang van mensen die dakloos zijn of niet meer thuis kunnen wonen vanwege een psychische stoornis. Regel is wel dat eerst wordt gekeken in het sociaal netwerk van de cliënt of iemand uit het netwerk de gevraagde hulp en ondersteuning kan geven. Daarna kan via de gemeente een beroep worden gedaan op zorg en ondersteuning via de Wmo. De gemeente kan onder voorwaarden een persoonsgebonden budget (pgb) geven. Met een pgb kan de cliënt de ondersteuning zelf kiezen en inhuren. De Sociale Verzekeringsbank zorgt voor de betaling.

2. Wie komt in aanmerking voor de Wmo?

De Wmo is er voor iedereen met een hulpvraag: voor ouderen, voor mensen met (verstandelijke) beperkingen, mensen met psychische problemen, psychosociale problemen of voor ouders met opvoedproblemen. Meldt iemand zich bij de gemeente met het verzoek om ondersteuning, dan moet de gemeente onderzoek doen naar de persoonlijke situatie. In spoedgevallen is er geen tijd voor onderzoek. De gemeente moet dan binnen 24 tot 48 uur hulp bieden. De gemeente regelt dan een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals (extra) huishoudelijk hulp, begeleiding thuis of opvang elders. De gemeente start ook meteen het onderzoek naar de persoonlijke situatie.

3. Waar kun je terecht als je Wmo-ondersteuning nodig hebt?

De toegang tot de Wmo wordt door iedere gemeente afzonderlijk georganiseerd. En kan dus ook per gemeente verschillen. Zo kan het voorkomen dat de ene gemeente een veel uitgebreidere vervoersmogelijkheid heeft voor mensen met een beperking dan de andere gemeente. Verder kiezen sommige gemeenten voor de aanmelding van een hulpvraag bij het Wmo-loket. In andere gemeenten kunnen mensen terecht bij het sociaal wijkteam met hun hulpvraag.

4. Moet jouw cliënt een eigen bijdrage betalen en hoeveel is dat?

Gemeenten mogen een eigen bijdrage vragen voor de Wmo-ondersteuning die zij mensen thuis bieden. Vanaf 2020 betalen inwoners voor de meeste Wmo-hulp een eigen bijdrage van € 19,00 per maand. Gemeenten kunnen wel een lagere eigen bijdrage vaststellen. Bijvoorbeeld voor huishoudens met een minimuminkomen. Die 19 euro per maand wordt het abonnementstarief genoemd. Het abonnementstarief geldt voor alle maatwerkvoorzieningen en voor de algemene voorzieningen onder de Wmo, waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie. Dat is hulp of vaste begeleiding voor een langere periode. Bijvoorbeeld iemand die in huis schoonmaakt of de administratie doet. Dit abonnementstarief geldt voor iedereen, ongeacht inkomen, vermogen of gebruik.

Blijf op de hoogte van de laatste praktische inzichten over wet- en regelgeving in het sociaal domein met de gratis online nieuwsbrieven van Zorg+Welzijn, het vakmedium voor professionals in het sociaal domein.>>

5. Wat is het verschil tussen een maatwerkvoorziening en een algemene voorziening?

Sommige voorzieningen vanuit de Wmo zijn vrij toegankelijk, dus zonder voorafgaand onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden. Dat zijn de algemene voorzieningen. Enkele voorbeelden:

  • de boodschappendienst;
  • het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;
  • een ontmoetingsruimte voor mensen die eenzaam zijn;
  • maaltijdverzorging (ook wel warmemaaltijdvoorziening of tafeltje-dekje genoemd);
  • maatschappelijke opvang (bijvoorbeeld daklozenopvang);
  • hulp aan buurthuizen en verenigingen.

De gemeente mag overigens wel een bijdrage vragen voor het gebruik van deze algemene voorzieningen. Een maatwerkvoorziening is ondersteuning die is afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt. Voorbeelden:

  • huishoudelijke hulp;
  • individuele begeleiding in het dagelijks leven;
  • begeleiding bij persoonlijke verzorging;
  • begeleiding in een groep (dagbesteding);
  • respijtzorg;
  • beschermd wonen;
  • woningaanpassingen
  • hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen, zoals een rolstoel of scootmobiel.

6. Kun je bezwaar maken tegen een Wmo-besluit?

Wijst de gemeente het verzoek (gedeeltelijk) af, dan kan de cliënt bezwaar maken tegen die beslissing. Als de gemeente het bezwaar ongegrond verklaart, kun je beroep instellen bij de bestuursrechter. Op rechtspraak.nl kun je een beroepschrift downloaden. De beroepsprocedure Wmo valt onder het bestuursrecht. Het is niet verplicht om een advocaat in te schakelen. Er kunnen verschillende redenen zijn om bezwaar of beroep aan te tekenen. Bijvoorbeeld: De gemeente weigert cliënt te helpen; gemeente verwijst naar een algemeen toegankelijke voorziening, terwijl cliënt maatwerk nodig heeft; gemeente heeft geen onderzoek gedaan naar de persoonlijke omstandigheden (rijksoverheid.nl). Ook is beroep en bezwaar mogelijk als de gemeente een eerder toegezegd budget verlaagt, terwijl de persoonlijke situatie niet is verbeterd. Als de gemeente een te hoge eigen bijdrage vraagt en als de gemeente 6 weken na indiening van het bezwaarschrift nog niets heeft laten horen.

Meer informatie over de Wmo vind je op de website van de Rijksoverheid>> of op de website van Stichting ZO >

1 REACTIE

  1. Helaas snijden Zorgkantors in toegestane salarisbudgetten voordat zorgverleners worden betaald. Dit is maar al te vaak gebeurd met zorgverleners die maanden en jaren weggaan voordat ze worden betaald. Sommige zorgverleners begrijpen niet dat patiënten hun contracten niet mogen maken en autoriseren en ervoor zorgen dat ze worden betaald. Nu proberen huismeesters PGB/Wlz-patiënten persoonlijk verantwoordelijk te houden voor te laat of niet uitbetaalde salarissen door Zorgkantoren en de SVB. De Nederlandse regering blijft haar verantwoordelijkheid vertragen of erger negeren om zorgverleners te betalen voor correct uitgevoerd werk door voortijdig de begrote middelen die voor hun salarissen zijn gecreëerd, op nul te zetten.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.