Sinds de moord op Theo van Gogh, 2 november 2004,
neemt de carrière van Ahmed Marcouch een hoge vlucht. Als woordvoerder van de
Marokkaanse moskeekoepel in Amsterdam werkte hij mee aan talloze debatten,
uitzendingen en interviews. Marcouch profileert zich daarbij als welbespraakte,
moderne moslim die met verve de rol van bruggenbouwer tussen allochtonen en
autochtonen speelt.
De oud-politieman en oud-beleidsambtenaar jeugd en veiligheid is kritisch
naar beide kanten. Zo noemde hij het onjuist dat het Amsterdamse stadsdeel De
Baarsjes de moskeeën wilde inschakelen om radicaliserende jongeren bij de
politie aan te geven. Omgekeerd was Marcouch ook kritisch over
Marokkaanse ouders, die hij vaak te gemakzuchtig vindt bij de opvoeding. ‘Ze
zeggen veel te gemakkelijk dat het aan de overheid ligt. Maar het is jouw kind,
jij moet zorgen dat het kind alles krijgt wat nodig is voor een goede opvoeding.
De overheid moet ze daar keihard op aanspreken’, zei hij in februari 2005 in
Zorg + Welzijn.
Als stadsdeelvoorzitter van Slotervaart bemoeit Marcouch zich volop met het
integratiedebat. Hij spreekt Marokkaanse jongeren die vuilnismannen treiteren
direct aan en vestigt met de aanstelling van een ‘radicaliseringdeskundige’
opnieuw de aandacht op de problemen van zijn stadsdeel. De vraag
waarom radicalisering eigenlijk een probleem is, brengt hem even van zijn stuk.
Dat is blijkbaar zo vanzelfsprekend dat hij er niet meer bij stil staat. Ahmed
Marcouch herstelt zich snel. ‘Radicalisering van jongeren is pedagogisch noch
didactisch een probleem. Dat hoort bij de leeftijd en staat los van etniciteit
of cultuur. Wat de zaak compliceert, is religie.’ ‘Daarmee weten
opvoeders zich nauwelijks raad. Ouders, scholen en welzijnswerk, hebben te
weinig aandacht voor religie en onderkennen niet of te laat dat jongeren
radicaliseren in hun geloofsopvatting. Uit onderzoek blijkt telkens hoe zeer
moslimjongeren bezig zijn met hun religieuze identiteit en dat ze behoefte
hebben aan ondersteuning daarbij.’
Het gehele artikel is te lezen in Zorg + Welzijn Magazine 11,
november 2006. Drie maanden na publicatie wordt het op de website
geplaatst.