Door Esther van Andel – ‘“Wat heb ik een medelijden met mezelf”, denk ik
soms. Zeker wanneer ik voor de spiegel sta en mijzelf recht in de ogen kijk. Dan
stromen de tranen over mijn wangen. En niet zo zachtjes ook’, zegt de 80-jarige
Dien Kleijnenburg uit Den Haag. ‘Dat moet je wel durven, hoor’, vervolgt ze.
‘Maar alleen op die manier krijg je vrede met jezelf.’ Ze neemt nog een nipje
van haar groentesoep. ‘Hmm’, mompelt ze, ‘hij is wel pittiger dan
normaal.’
Vijf minuten later is haar kommetje leeg. De vrijwilliger van het VanHarte
restaurant in het voormalige Terra College in Den Haag ruimt de tafel af.
Terwijl ze de andere twee dames aan tafel aankijkt, zegt Kleijenburg: ‘Weet je
wat het is? Eenzaam zijn we allemaal. Maar wanneer je het positieve eruit kan
halen, krijg je weer energie om er bovenop te komen.’
Alleen is maar alleenEenzaamheid onder ouderen. Het is
een gevoelig onderwerp. Terwijl de één dagelijks onder de mensen is, zit een
ander verdrietig weg te kwijnen. Schattingen geven aan dat 32 procent van de
55-plussers in Nederland als eenzaam bestempeld kan worden (De Jong Gierveld,
1999). Dat komt neer op ruim 1,2 miljoen ouderen, waarvan 28 procent als matig
eenzaam wordt beschouwd, 3 procent als ernstig eenzaam en 1 procent als uiterst
eenzaam.
In de eetzaal van het VanHarte restaurant zitten zo’n dertig mensen. De
meerderheid is ouder dan 65 jaar. Ze komen niet alleen voor de warme maaltijd,
maar ook voor de gezelligheid. Juíst voor de gezelligheid, want hier maken ze
een praatje, leren ze mensen kennen en in het uiterste geval houden ze er
vrienden aan over.
“De maaltijd als bindmiddel” is dan ook het motto van VanHarte restaurants.
Deze restaurants – verspreid door Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Zoetermeer en
Leeuwarden – binden de strijd aan tegen sociale armoede en
isolement.‘Eenzaamheid? Ik wéét wat het is hoor, meid. Jaren duurt het. Niet
één, twee of drie jaar. Nee, tien jaar!’
De glimlach op het gezicht van de Haagse, bejaarde vrouw vervaagt wanneer
ze haar aangrijpende verhaal vertelt. ‘Pas na tien haar had ik weer een beetje
fut gevonden om wat te ondernemen. Hiernaartoe komen bijvoorbeeld. Heerlijk vind
ik het. Ik verheug me er elke keer op’, zegt ze. ‘Het is gezellig, ik zie wat
mensen om me heen. Zo nu en dan hoor je nog eens wat. En ik hoef niet te koken.
Alleen is ook maar alleen.’
Geen hond die wat terugzegtWanneer de salades worden
geserveerd die bij het hoofdgerecht horen, snoepen de dames aan de tafel van
mevrouw Kleijnenburg er alvast een beetje van. Annie Kolenbrander (78) en Thea
Veltrop (74) kijken of ze water zien branden als ze luisteren naar het verhaal
van mevrouw Kleijnenburg.
‘Goh’, zegt Annie. ‘Nou, daar heb ik geen last van hoor. Gelukkig heb ik
jou, Thea.’ Ze lonkt even naar haar vriendin en snuift de geur van de nasi op.
Mevrouw Kleijnenburg neemt een hap en vervolgt met volle mond: ‘Ik kom hier al
een paar jaar twee keer per week. Eind 2005 ben ik een half jaar niet geweest.’
Ze tikt met vlakke hand een paar keer op haar rug. ‘De boel was versleten.
Ik kon niet lopen. Drie tot vier dagen in de week bleef ik binnen. Geen mens die
ik zag. En dat, dát is eenzaamheid. Het probleem is dat je niets kunt bespreken.
Je kunt wel tegen de muur gaan zitten ouwehoeren, maar er is geen hond die wat
terugzegt’, vertelt ze.
Nu vult ze haar dagen nuttig. Voor een boodschap gaat ze zelf de deur uit.
‘Ik dwing mezelf elke dag een uurtje naar buiten te gaan. Rollator mee en
wandelen maar. Dat houdt de boel ook soepel. En je ziet nog eens wat.’ Maar
voordat ze zover was, ging ze door een dal.
Kleijnenburg: ‘Op de stille momenten die me het meest frustreerden belde ik
mijn kinderen wel eens op. “Wanneer kom je nou eens langs”, vroeg ik dan. Nou
ja, het was meer een bevel. “Ik zit hier ook maar te zitten.” Ik nam ze niks
kwalijk. Maar dan kon ik eindelijk eens even lekker mijn gal spuwen’, legt ze
uit.
Het gehele artikel is te lezen in Zorg + Welzijn Magazine 7, juli
2007. Drie maanden na publicatie wordt het op de website
geplaatst.