De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) bestaat
sinds 1968 en regelt de financiering van de langdurige zorg: de ouderenzorg, de
gehandicaptenzorg, de thuiszorg en de geestelijke gezondheidszorg. De wet blijkt
al jaren te star om de huidige problemen in de zorg, zoals de wachtlijsten, op
te lossen. In haar recente nota Zicht op zorg stelt staatssecretaris
Vliegenthart voor dat het geld van het Rijk straks niet meer naar de
instellingen gaat, maar naar de 31 regionale zorgkantoren. Die kunnen de
middelen – afhankelijk van de zorgbehoefte in de regio – naar eigen inzicht
besteden. In de nieuwe opzet krijgen de zorgkantoren ook het beheer over de
wachtlijsten.
Wat gaat de AWBZ-nieuwe stijl voor de cliënten betekenen?
‘In de dertig jaar dat de wet bestaat is de attitude van de cliënt sterk
veranderd. Vroeger waren patiënten vooral dankbaar voor de zorg die ze kregen,
tegenwoordig stellen ze zich meer op als consumenten. Ze hebben premie betaald,
ze eisen kwaliteit en wel meteen. Ze willen niet op een wachtlijst en ze willen
ook weten welk aanbod er is. Als de modernisering doorgaat zoals Vliegenthart
dat wil, wordt het zorgkantoor een huis waar de cliënt echt terecht kan. Het
moet de functie van troubleshooter krijgen en mensen met de vraag waar ze naar
toe moeten. En het moet jaarlijks een kwaliteitsverslag uitbrengen over de
voorzieningen in de regio. Nee, het is niet de bedoeling dat het zorgkantoor
gaat concurreren met gemeentelijke loketten en casemanagers. En ook niet dat het
meer bureaucratie oplevert. Het moet glashelder zijn met welke vragen de
cliënten bij het zorgkantoor kan aankloppen.’
En voor instellingen?
‘Tot nu toe hadden zorgverzekeraars een contracteerplicht met instellingen.
Die verdwijnt, waardoor er meer dynamiek zal komen. Instellingen zullen hun
pakket functioneler moeten beschrijven. Een verzekeraar kan ervoor kiezen om de
zorg bij meerdere instellingen in te kopen. De zorgkantoren zullen meer bij de
instellingen gaan aankloppen om te zien wat men precies doet.’
Meer zeiltochtjes dus, in het kader van het
relatiemanagement?
‘In principe hoeft dat niet, al heb ik niets tegen zeiltochtjes.
Instellingen en zorgverzekeraars hoeven ook geen partnership aan te gaan. Er
moeten heldere afspraken komen. We hebben het afgelopen jaar een aantal
incidenten gehad, zoals met Thuiszorg IJmond. Daaruit kunnen we leren dat het
zorgkantoor alerter mag zijn op wat er binnen instellingen gebeurt. En dat zit
hem niet in pietepeuterige informatie, het gaat om de grote lijnen.’
Vliegenthart schrijft in ‘Zicht op Zorg’ dat het nu even niet gaat over
de inhoud van de AWBZ, maar u begint doodleuk weer over uitdunning van het
pakket.
‘Je kunt die discussie niet uit de weg gaan. De AWBZ wordt steeds lastiger
betaalbaar. Dat komt echt niet alleen door de vergrijzing, maar ook doordat de
consument steeds meer eisen stelt. Ik wil toch de discussie weer opengooien over
welke zorg er wellicht naar het tweede of derde compartiment kan. Daarom vond ik
het RVZ-advies over de ggz bijvoorbeeld heel goed. Het aanbod van de ggz is de
laatste jaren sterk veranderd. Moet dat allemaal wel in de AWBZ? Ik zeg het met
alle voorzichtigheid, maar ik denk toch dat we erover moeten praten om hier en
daar wat op te schonen. Veel psychische problemen hangen direct met het werk
samen en je kunt de financiering daarop afstemmen. Met de knip in de thuiszorg
is inderdaad van alles mis gegaan, maar dat kwam door de overhaaste invoering.
Je kunt niet zeggen “er zij marktwerking” en die dan zomaar zonder regels
invoeren. Maar dat wil niet zeggen dat marktwerking op zich fout is.’
Naar aanleiding van de problemen in de kraamzorg zei minister Borst
onlangs dat de zorgverzekeraars met een dubbele agenda rondlopen. U zegt dat u
kwaliteit wilt leveren, maar kiest in de praktijk altijd voor de goedkoopste
oplossing.
‘Ik begrijp niet waarom ze dat zegt en ik vind het ook onterecht. Als je
kijkt naar wat de Agis-groep voor de kraamzorg in Utrecht heeft gedaan, kun je
dat ook niet volhouden. Als de reguliere aanbieders er niet uitkomen, moet je
naar de particuliere sector kijken. Natuurlijk pas als zij garanderen dat zij
kwaliteit leveren tegen een redelijke prijs. Ik vind dat privaat en publiek
verweven moeten zijn. Men denkt nog te vaak in een scheiding van publiek en
privaat geld. Maar als er in publieke gelden geknepen wordt, dan mag er van mij
naar de private sector worden gekeken. Privaat betekent niet alleen maar geld
verdienen. Er is niets mis met geld verdienen, als je het maar fatsoenlijk
doet.’
De econoom Stiglitz van de Wereldbank waarschuwde de afgelopen week ook
dat zorgverzekeraars alleen maar op geld uit zijn.’Dat is een
Amerikaan. Hij heeft het over Amerika. Dat kun je niet met de Nederlandse
situatie vergelijken.’
Maar hier schieten de verzekeringspremies met meer dan tien procent per
jaar omhoog zonder dat de cliënt meer waar voor zijn geld krijgt.
‘Over de schaarste: die wordt gecreëerd door de overheid. Daarbij wil de
consument steeds meer en betere zorg. Die wordt steeds duurder, dus gaat de
premie omhoog. Over de hoogte van de premies kan ik niets zeggen, dat is het
beleid van de maatschappijen afzonderlijk.’
Wat kunnen we verwachten van de nieuwe zorglobbyclub
Star-Treek?
‘Met de Ziekenfondsraad had Nederland een heel goed overlegsysteem, waarbij
alle partijen met elkaar om tafel zaten. In heel Europa willen ze nu de kant op
van dat model. Maar hier heeft de politiek het primaat en die wil alleen
Kroonleden in de raad. Dus nu organiseren wij zelf een platform. Daarin zitten
niet alleen de partijen uit het Treek-overleg, we willen ook de werkgevers, de
werknemers, de patiënten en consumenten erbij betrekken. We gaan informatie
uitwisselen en kijken over welke zaken we het eens kunnen worden. We zullen af
en toe naar buiten treden als we een gezamenlijk standpunt hebben, bijvoorbeeld
over een nieuw JOZ. Star-Treek wordt geen instituut. Eén man gaat dat
doen.’
U wilt een pro-actieve discussie gaan voeren. Waarover?
‘Een aantal jaren geleden hebben we met elkaar sterk ingezet op meer geld
voor de zorg. Dat is gelukt. Nu praten we over maximum wachttijden. Het pleidooi
voor een normering van de wachttijden is een eenzijdige actie geweest vanuit
Zorgverzekeraars Nederland, maar de reacties zijn goed. Vroeger zouden de andere
koepeldirecteuren me meteen opgebeld hebben met de mededeling “ik schort de
besprekingen op”, maar zo gaat dat niet meer. Alle sectoren zijn met de
wachtlijsten bezig. We willen niet meer meedeinen met de politiek, maar een
doorbraak forceren. Als je het met elkaar eens bent over aanvaardbare
wachtlijsten, kun je daarmee druk gaan uitoefenen op de politiek.’/Lucie Th.
Vermij