‘Je bent een kutwijf, een simpele stagiaire. Denk je nu echt dat ik mijn
kamer ga opruimen voor jou. Bekijk het, ik heb wel belangrijkere dingen aan mijn
kop. Jij gaat mij niet zeggen wat ik moet doen.’ Met overtuiging zet docente
Joan Elkerbout een ‘lastige jongere’ neer die geen zin heeft om zijn troep op te
ruimen. Ze schopt eens flink tegen een stoel en vloekt en tiert tegen Saskia,
studente van Hogeschool De Horst in Driebergen die de rol van jongerenwerker
toebedacht heeft gekregen. Zij moet Elkerbout zo ver zien te krijgen dat ze
bedaart en doet wat zij vraagt. ‘Ik ben jouw begeleider,’ reageert de
eerstejaars student, ‘dus ga jij nú je kamer opruimen.’
Niet de meest ideale reactie, zo vertellen haar cursusgenoten haar even later
in een kringgesprek als de situatie wordt doorgesproken. ‘Je kunt beter niet zo
duidelijk je machtspositie ter sprake brengen. Dan krijg je een welles-nietes
spelletje. Je kunt gewoon zeggen dat hij zijn kamer moet opruimen en dat anders
de consequenties voor hem zijn. Klaar. Niet de discussie aangaan,’ raadt een
ouderejaars student haar aan.
Ruim vijftien studenten van de hbo-opleiding in Driebergen volgen op de
donderdagavond de training ‘Agressie en weerbaarheid’ van het trainingsinstituut
Vogelvrij uit Best. De cursus is voor de studenten – eerste- en ouderejaars van
de studierichtingen maatschappelijk werk, sociaal pedagogische hulpverlening
(SPH), culturele- en maatschappelijke vorming en personeel & arbeid – een
keuzevak. Vanavond zijn ze begonnen met het herhalen van fysieke technieken die
ze al eerder geoefend hebben en waarmee de studenten eventuele toekomstige
belagers van hun lijf kunnen houden. Andere onderdelen die in de lessen krijgen,
zijn kringgesprekken, mentale oefeningen en rollenspelen.
Ferme stappen
Joan Elkerbout en Priscilla van Lierop begonnen vijf jaar geleden samen met
het trainingsinstituut Vogelvrij. Inmiddels is dat uitgegroeid tot een goed
lopend bedrijf met 25 medewerkers en organiseren ze cursussen voor studenten,
maar ook voor medewerkers van instellingen in de sociale sector en aan bedrijven
en hun leidinggevenden. De werkmethode van Vogelvrij is niet alledaags. ‘Veel
trainers die opleiden tot meer weerbaarheid en omgaan met agressie houden zich
bezig met rationele zaken. Ze gaan dikwijls alleen in op manieren van
communicatie’, zegt Van Lierop. ‘Dat is maar een deel van het verhaal, vinden
wij.’
Iedereen heeft van zichzelf al weerbaarheid in zich, zo redeneren de
trainers. Daarom wil Vogelvrij de deelnemers met name laten vóelen wat hun
mogelijkheden zijn. ‘Maar mensen leren zichzelf in de loop der jaren door
omstandigheden gedragspatronen aan, bijvoorbeeld om een onderdanige positie in
te nemen,’ legt Van Lierop uit. ‘Door je bewust te worden van je eigen
gedragspatronen, kun je ze veranderen. Maar om te begrijpen waar ze vandaan
komen, moet je wel naar je gevoel.’
Eén van de opdrachten die de studenten op deze donderdagavond moeten doen is
de boom-ballon oefening. Twee studenten moeten een derde student twee keer
optillen, waarbij de laatste zich eerst moet voorstellen dat ze een ballon is en
vervolgens een boom. Ze moet zichzelf dus respectievelijk licht en zwaar maken.
Sommige studenten zeggen dat het moeilijker werd hun klasgenoot om hoog te
hijsen bij de tweede keer, anderen voelen geen verschil.
‘Bij deze oefening gaat het vooral om te ervaren hoeveel ruimte je inneemt en
dat je in je eigen stevigheid kan gaan zitten,’ vertelt Van Lierop aan haar
cursisten. ‘Als jij je sterk voelt, straal je dat uit en zul je merken dat
andere mensen erop reageren. Je zegt “dit is mijn ruimte en daar blijf jij uit.”
Elkerbout raadt de deelnemers aan de oefening eens te proberen bij het
overlopen van een zebrapad. ‘Als jij laat zien dat je twijfelt, zal een
automobilist vaak gewoon doorrijden. Maar zet jij een ferme eerste stap op
straat, dan stoppen ze wel. Maar wees wel voorzichtig, want de automobilist kan
natuurlijk ook net deze oefening aan het doen zijn.’
Signalen oppikken
‘Ik wil wel iets meer “boom” worden. Daarom vond ik het wel goed voor mezelf
om dit vak te gaan volgen,’ zegt de 20-jarige Melanie tijdens de koffiepauze op
het schoolplein. Mijn uitstraling kan wel iets feller, want ik denk dat ik later
in mijn werk zeker te maken zal krijgen met agressief gedrag.
Willemijn (25) werkt al in de zorg. Ze is verpleegkundige bij een instelling
voor mensen met een verstandelijke handicap en volgt een deeltijdopleiding bij
De Horst. Ze heeft al meerdere malen met agressie te maken gehad. ‘Ik ben wel
eens geslagen door een patiënt. In deze cursus wil ik mijn houding op een goede
manier leren veranderen. Uit zelfbescherming ben ik soms wat bot of grof, maar
dat is niet altijd de beste manier om je weerbaar op te stellen. Ik vind de
training tot nu toe interessant. Ook de fysieke oefeningen. Je merkt toch dat je
best veel kracht uit jezelf kunt halen. Al zie ik mezelf in het echt nog niet
snel een kaakslag uitdelen.’
Hoewel Van Lierop en Elkerbout veel aandacht besteden aan emotionele-,
sociale-, mentale- en creatieve weerbaarheid, neemt ook de fysieke weerbaarheid
een duidelijke plek in. ‘Deelnemers willen gewoon weten wat ze moeten doen als
ze agressieve situaties niet meer met praten kunnen oplossen en ze het vege lijf
moeten redden,’ zegt Van Lierop, die zelf de zwarte band in karate heeft.
‘Daarom leren we ze bevrijdingstechnieken, “lichaamswapens” zoals wij ze noemen.
Het kan zijn dat ze deze nooit hoeven te gebruiken, maar als ze voelen dat ze
zichzelf kunnen verdedigen, stralen ze dat uit. Als je je sterk voelt, kun je
ook makkelijker oplossingen creëren voor lastige situaties.’
In tegenstelling tot sommige deskundigen zijn Elkerbout en Van Lierop zijn er
voorstander van de afstand tussen medewerkers en cliënten altijd zo klein
mogelijk te houden. ‘Als je geen persoonlijk contact aangaat, kun je nooit
aanvoelen wie de ander is, stelt Elkerbout. ‘Ga je het wel aan, dan kun je
iemand een veilig gevoel bezorgen.’ Tijdens een rollenspel met een jongere en
een jongerenwerker, legt hij uit: ‘Je kunt denken: wat een vervelend portret,
dat gozertje. Maar je kunt ook signalen oppikken. Hij zei bijvoorbeeld dat hij
al genoeg aan zijn kop had. Dat is een onderliggende boodschap waarmee je
misschien iets kunt doen om zijn agressieve gedrag te veranderen.’
‘Het moet gewoon worden om over grensoverschrijdend gedrag te praten. Er moet
dus een omslag in het denken over agressie van cliënten plaatsvinden,’ stellen
de trainers. ‘Maar als je ziet hoe veel mensen met traumatische ervaringen bij
ons aankloppen (Elkerbout en Van Lierop voeren ook de leiding over een praktijk
voor psychotherapie, red.) dan moet er nog wel het één en ander gebeuren. In de
thuiszorg bijvoorbeeld, waar men soms maar vijftien minuten per dag bij een
bepaalde cliënt komt, wordt al snel over grenzen heen gegaan,’ zegt Van Lierop.
‘Personeel denkt dan soms “dat is een erg vervelende man of vrouw, maar ach, het
is maar voor kort”. Soms vindt een heel team dat, maar heeft ze er nog nooit
onderling over gesproken. Het is wel eens voorgekomen dat het pas bij onze
training naar buiten komt dat zoveel mensen moeite hebben met één bepaalde
cliënt. Medewerkers denken dan eindelijk “hé, ik ben niet gek, het is gezond dat
ik de kriebels van die cliënt krijg”. Dan kunnen ze er ook iets aan gaan doen.’
Onvoorspelbaar
Trainer André Meyerink van het trainingsinstituut Leo Management had de
cursisten voor zijn training gevraagd alvast na te denken over hun eigen
ervaringen en elkaar daarover te interviewen. De medewerkers van de
PAAZ-afdelingen (psychiatrische afdeling in een algemeen ziekenhuis, red.) van
ziekenhuizen uit Kerkrade en die van Brunssum, die de tweedaagse training
‘Controle en fysieke beheersing’ volgen zijn veelal door de wol geverfd. De
meesten hebben al menige jaren, sommigen zelfs wel twintig jaar, werkervaring in
de psychiatrie. Vrijwel iedereen blijkt wel geconfronteerd te zijn geweest met
enige vormen van geweld of met agressie.
De voorbeelden van de deelnemers liegen er niet om. Het voorval dat Jan
aanhaalt, doet zelfs de meest ervaren cursisten huiveren. ‘Toen ik nog aan mijn
opleiding bezig was, kwam ik als stagiair terecht in een tbs-kliniek,’ begint
hij. ‘Op een dag werd mij gevraagd of ik één van de patiënten even wilde
begeleiden met het posten van een brief. De brievenbus bevond zich net buiten
het hek van de inrichting. Op weg naar buiten begonnen we een praatje en
vertelde hij mij waarom hij vast zat: “Ik heb mijn vrouw vermoord en haar hart
opgegeten. Ze deed het met een ander, dat zou jij toch ook niet over je kant
laten gaan?” Toen ik dat hoorde, wist ik eigenlijk niet waar ik het zoeken
moest. Bij de brievenbus bevond zich ook een bushalte. Toevallig kwam daar ook
net een bus aanrijden. Ik zag hem er in mijn verbeelding al inspringen en dacht
“straks is ie weg”. Gelukkig is er niets gebeurd. Hij keerde na het posten
rustig weerom. Maar daarna heb ik nooit meer zo’n angstaanjagend gevoel
gehad.’
‘Deze en andere voorbeelden roepen de vraag op wanneer je nu moet ingrijpen,
en wanneer niet,’ reageert Meyerink. ‘Eén ding is duidelijk. Het is belangrijk
dat je je collega’s goed informeert over cliënten. Dat geldt bijvoorbeeld ook
bij het wisselen van diensten, je moet weten wat er speelt. Dat kan voorkomen
dat je in een onverwachte situatie belandt. Hoewel agressief gedrag zeker niet
altijd voorspelbaar is.’
Te vroeg ingrijpen
Meyerink begint zijn training met eenvoudige aanpassingen in de
lichaamshouding. Hij leert de deelnemers verschillende ‘persoonlijke
veiligheidstechnieken’ zodat ze de regie in de hand kunnen nemen in lastige
situaties. ‘Wees alert in hoe je voor een cliënt staat. Als je zijdelings naar
iemand toegekeerd staat, ben je minder kwetsbaar dan wanneer je met de voorkant
van je lichaam naar iemand toe staat,’ merkt hij op. Vervolgens laat hij de
deelnemers oefenen met verschillende technieken, waaronder ‘het duimpje’ en ‘de
molenwiek’. Bij de eerste variant kunnen medewerkers die bij een pols of hand
worden beetgenomen het onderste gewricht van de duim van de ander tussen hun
wijsvinger en duim knijpen. En dat doet pijn, getuige enkele schreeuwen van
deelnemers die met elkaar oefenen.
‘De molenwiek’ kunnen de cursisten toepassen als ze te maken krijgen met
verwurging. Als een cliënt ze bij de keel zou grijpen, kunnen ze één arm omhoog
heffen en vervolgens hun oksel over de polsen van de cliënt draaien. Maar wel in
één snelle beweging. Is het niet beter om beide armen van onderaf tussen de
armen van de belager te steken en uiteen te slaan? ‘Nee,’ zegt de trainer, ‘daar
is veel meer kracht voor nodig. Bovendien komt dat veel agressiever over, wat
toch gevolg heeft dat de cliënt je opnieuw kan vastgrijpen.’
Ondertussen leert Meyerink de deelnemers wat ze kunnen doen als hun keel
wordt dichtgeknepen als ze op de grond zijn beland en wat te doen bij bijtende
patiënten. Onder meer worden twee acteurs ingeschakeld die de rol van moeilijke
patiënten op zich nemen. Alle technieken zullen meerdere keren worden herhaald.
Ook gaat de docent in op de mogelijkheden van verbale communicatie en goede
manieren van opvang van en door collega’s.
De trainingen van Leo Management uit Amsterdam, dat ook methodieken
ontwikkelt voor preventie en veiligheidsbeleid op het gebied van agressie en
geweld, gaan uit van de Radar methode. Deze is door directeur Leo Regeer
ontwikkeld. Volgens de methode moeten hulpverleners verschillend reageren in
verschillende situaties. De methode bestaat dus uit gradaties. Bij een
geagiteerde cliënt kan hij bijvoorbeeld nog ruimte bieden, maar hij dient bij
dreigend verbaal of fysiek geweld anders te werk gaan. Tijdens een soort
onderhandeling kiest hij of hij wel of niet ingrijpt. ‘Je kunt namelijk ook te
vroeg ingrijpen, waardoor een cliënt alleen maar agressiever wordt,’ zegt
Meyerink.
‘Het maakt voor mij ook uit of ik weet dat iemand een
persoonlijkheidsstoornis heeft of last van paranoïde angsten,’ zegt cursist
Mark. ‘Bij de eerste moet je duidelijk grenzen stellen, de tweede moet je
proberen op zijn gemak te stellen en zich veilig laten voelen.’ Voor
mede-cursist Marianne maakt het niks uit: ‘Als iemand de duivel in mij ziet en
erg agressief wordt, dan zal ik hoe dan ook eerst mezelf verdedigen.’
Om redenen van privacy zijn alleen de voornamen van de cursisten
vermeld./Jeannine Westenberg