Uit onderzoek van arts-onderzoeker Maartje Schouten bij het Wilhelmina Kinderziekenhuis blijkt dat van de 100 verdenkingen van kindermishandeling er 92 onterecht zijn. Dat meldt de Volkskrant op maandag 20 maart. ‘Het screeningsinstrument dat wordt gebruikt bij lichamelijk letsel bij kinderen geeft slechts signalen van een vermoeden van kindermishandeling aan’, zegt Anita Kraak, programmaleider Veilig Opgroeien bij het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). ‘Dat wil niet zeggen dat er ook echt sprake is van kindermishandeling.’
Signalen
Na het constateren van signalen treedt de meldcode in werking, en die geeft aan dat professionals moeten gaan overleggen met collega’s en deskundigen van Veilig Thuis, maakt Anita Kraak duidelijk. ‘Om gezamenlijk te bekijken of het signaal past bij het vermoeden van kindermishandeling. Daarnaast is het belangrijk het gesprek met ouders over de signalen te voeren.’
Kindermishandeling
In ieder geval is het herkennen van een signaal voor vermoeden van kindermishandeling niet hetzelfde als de diagnose kindermishandeling, benadrukt Kraak. Wordt dat overleg met collega’s over het signaal ook gevoerd? ‘In Nederland is dat onderdeel van de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Professionals zijn wettelijk verplicht hieraan mee te werken. Die gesprekken zijn niet eenvoudig, een arts wil niet vals beschuldigen of zijn vertrouwensrelatie met de patiënt op het spel zetten. Maar tegelijkertijd moet de veiligheid van het kind centraal staan. Die gespreksvoering vraagt continue training en deskundigheidsbevordering van professionals.’
Bijna de helft van de kinderen in groep 7 en 8 heeft ingrijpende ervaringen, blijkt uit onderzoek. Leerkrachten zijn vaak bang om contact op te nemen met Veilig Thuis als ze een vermoeden hebben dat er iets mis is. ‘Het kind wordt te weinig betrokken bij wat er moet gebeuren.’ Lees meer>>
Lichamelijk letsel
Uit het onderzoek van Schouten blijkt ook dat per 100 kindermishandelingen er slechts twee worden opgespoord met het screeningsinstrument. ‘Instrumenten zijn hulpmiddelen, geen doel op zich. Het instrument uit het onderzoek wordt ingezet bij lichamelijk letsel bij het kind’, verklaart Anita Kraak van het NJi. ‘En niet zozeer op andere vormen van kindermishandeling, bijvoorbeeld psychische mishandeling. Daar zijn weer andere signaleringsinstrumenten voor beschikbaar.’
Bewustwording
Ook blijkt uit het onderzoek dat artsen het moeilijk vinden om het gesprek met ouders aan te gaan naar aanleiding van de signalen. Schouten constateert in haar onderzoek ook dat meer scholing aan artsen kan zorgen voor meer bewustwording van de echte signalen van kindermishandeling en het kan zorgen voor zelfvertrouwen bij artsen om het gesprek aan te gaan.
Training
Anita Kraak: ‘Voor artsen, maar ook verpleegkundigen en jeugdwerkers is het belangrijk goed getraind te zijn in hoe je dat gesprek met ouders voert. Belangrijk is om direct de gezamenlijke bedoeling aan te geven, namelijk dat de veiligheid en de ontwikkeling van het kind centraal staat. Dat vinden alle ouders belangrijk. Op een rustige en verbindende wijze kunt je dan aan ouders uitleggen waarom je deze vragen over hun kind stelt.’
Screening
Volgens Kraak is er geen reden om het instrument door artsen van de eerste hulp en huisartsen te vervangen. ‘Het instrument helpt om signalen zo vroeg mogelijk op te sporen. Dat is nodig om kindermishandeling in een vroeg stadium tegen te gaan. De uitslag van deze screeningstool ontslaat professionals natuurlijk niet van de plicht om zelf na te denken over wat er aan de hand kan zijn.’