‘In Nederland wordt nog steeds op een te westerse manier gewerkt,’ zegt
Joke Elzinga, directeur van de vestiging van Stichting Valentijn in Elspeet.
‘Het is goed dat er eindelijk aandacht is voor de kindgezinnen, maar je moet ze
niet scheiden. Westerlingen denken dat hulp veel praktischer is als de kinderen
uit elkaar worden gehaald. Er kan dan individueel aan de problemen worden
gewerkt en ze zijn gemakkelijker te plaatsen in een woongroep. Blijkbaar hebben
we van de begeleiding van ama’s niets geleerd en willen we dingen nog steeds op
onze eigen manier doen. Maar dat werkt niet. Onze ervaringen zijn niet gebruikt
in de nota van Kalsbeek.’ Stichting Valentijn is in de eerste vier maanden
verantwoordelijk voor opvang en onderwijs voor alleenstaande minderjarige
asielzoekers in de leeftijd van nul tot en met vijftien jaar. Daarna verhuizen
de kinderen naar vervolgopvang die verzorgd wordt door voogdijstichting De
Opbouw. In de nieuwe nota wordt onderscheid gemaakt tussen de opvang van
kinderen die waarschijnlijk in Nederland mogen blijven en opvang voor kinderen
die na hun achttiende terug moeten naar hun geboorteland. In de terugkeervariant
worden de jongste kinderen uit een kindgezin, wanneer zij twaalf jaar of jonger
zijn, opgevangen in een pleeggezin. De oudsten komen in een centrale ama-opvang.
Bij de opvang die zich richt op integratie, wordt het hele kindgezin opgevangen
in een wooneenheid.
De vestiging van Valentijn in Elspeet richt zich speciaal op
tienermoeders en kindgezinnen. Elzinga: ‘In de opvang die gericht is op
terugkeer, worden de kindgezinnen uit elkaar gehaald. We kunnen dat niet zomaar
doen. Westerlingen begrijpen niet wat het voor die kinderen betekent om samen te
zijn. Wij kennen die verbanden niet, maar ik merk in mijn werk dat het een heel
systeem is. De oudste van het gezin is vaak tussen de veertien en zeventien jaar
oud. Hij heeft de leiding over zijn broertjes, zusjes en eventueel neefjes en
nichtjes. De oudere broer heeft zijn ouders gezworen om voor de kleinsten te
zorgen en onderweg wordt die verantwoordelijkheid alleen maar groter. In veel
gevallen is de band zo hecht, dat de kinderen niet zonder elkaar kunnen. En wij
gaan ze helpen door ze van elkaar te scheiden? Ik zou hier graag een ethische
discussie over starten.’
In de nieuwe nota staat dat kindgezinnen bij de opvang in de
terugkeervariant gescheiden kunnen worden. In de praktijk gebeurt dit nu toch
ook al?
‘Het beleid van De Opbouw, die de verdere opvang regelt, is gericht op het
bij elkaar houden van de kinderen. Toch wordt hier in de praktijk inderdaad van
afgeweken. Van de asielzoekers onder de twaalf jaar oud, hoort het grootste deel
bij een kindgezin. Bij de 24-uursopvang in de woongroepen is het niet altijd
gemakkelijk om voor al deze grote gezinnen ruimte te vinden. Voor één persoon is
natuurlijk sneller een plekje te vinden dan voor bijvoorbeeld acht personen.
Maar je moet de gezichten van die kinderen eens zien als ze gescheiden worden.
Ik vind dat De Opbouw de hulp af en toe door logistieke processen laat leiden.
Maar als je ergens voor staat, moet je je daar aan vasthouden. Als het moeilijk
is om opvang te vinden, dan moet je aan de bel trekken. Stichting Valentijn zal
naar aanleiding van de nota in ieder geval van zich laten horen.’
Waarin verschilt de opvang van kindgezinnen met die van alleenstaande
asielzoekers?
‘De kindgezinnen vormen een eenheid. De oudste wil de verantwoordelijkheid
houden, dus wij kunnen niet zomaar alles doen met de kleinsten. De oudste wil
graag dat we eerst alles met hem bespreken. De hulp is ook moeilijk omdat je met
zoveel verschillende leeftijden te maken hebt. Aan de ene kant ben je bezig met
het berispen van een klein kind, terwijl je in een ander geval een puber in toom
moet houden. Bovendien luisteren de kinderen vaak alleen maar naar hun broer,
omdat ze dat gewend zijn. Als we de kinderen sterker willen maken, moeten we hen
als groep sterker maken. Of hun toekomst nu in Nederland ligt of in Angola, waar
ruim 85 procent van de kindgezinnen vandaan komt. Een ander probleem is dat we
nu overvol zitten. Het is moeilijk om voor een heel gezin vervolgopvang te
vinden, dus blijven ze hier in de praktijk veel langer dan de vier maanden die
afgesproken is. Door de drukte zijn de groepen erg groot en dat zorgt wel eens
voor chaos.’
Het kabinet wil de grote stroom ama’s terugdringen. Denkt u dat dat te
realiseren is?
‘Ik denk dat het aantal alleen maar zal groeien, want mensensmokkel is niet
tegen te houden. Er gaat op dit moment meer geld in om dan in de drugshandel. Ik
vraag me wel af of de toekomst van deze kinderen in Nederland ligt. Sinds een
jaar groeit de stroom kindgezinnen uit Angola. Wij weten niet waarom ze hier
komen. We horen wel eens dat ouders bang zijn dat hun kinderen als kindsoldaten
eindigen, maar we weten niet of die angst reëel is. Die ouders sturen hun
kinderen naar het westen, maar ik zie ook veel kinderen waarbij ik me afvraag of
ze niet al veel langer bij hun ouders weg zijn. Zelfs de allerkleinsten huilen
niet om hun moeder. We kunnen er niet de vinger op leggen wat daar nu mis is.
Zolang dat niet duidelijk is, kun je ze ook niet terugsturen. Er moet een
onderscheid komen tussen de gelukszoekers en de echte vluchtelingen, maar het is
erg moeilijk om te bepalen hoe de situatie nu precies in zo’n land is. Er zijn
ook individuele situaties die een rol spelen. Dat geldt zeker voor de
tienermoeders. Hun land kan wel als veilig worden gezien, maar veel van die
jonge moeders zijn het slachtoffer geweest van verkrachtingen en ander geweld.
Moet je zo’n jonge vrouw dan terugsturen? Bovendien wordt een alleenstaande
moeder niet meer in de gemeenschap opgenomen. In de nieuwe nota bepaald de
leeftijd of iemand terug moet, terwijl ik vind dat je naar de situatie moet
kijken. De oudste van een kindgezin moet je niet op zijn achttiende naar huis
sturen, terwijl de anderen mogen blijven. Zo raken ze nog meer ontworteld dan ze
al zijn. Voor de terugkeer moeten ze als familie sterk zijn.’
Hoe moet je kinderen sterk maken bij wie de opvang alleen gericht is op
terugkeer en die in feite niks mogen: geen werk, geen opleiding?
‘We moeten ze een toekomst bieden, of ze nu hier blijven of weer weg gaan.
Ik vind dat de kinderen juist een opleiding moeten kunnen volgen als bekend is
dat ze op hun achttiende weer naar hun land terug moeten. Als je ze een
vakgerichte opleiding geeft met certificaten, kunnen ze een beroep als
bijvoorbeeld timmerman in hun eigen land uitoefenen. Dan zijn de jaren hier niet
voor niets geweest en kunnen ze trots thuiskomen en laten zien dat ze niet
gefaald hebben. Bovendien denk ik dat een opleiding voorkomt dat deze jongeren
in de illegaliteit belanden. In het nieuwe beleid is te weinig inhoud gegeven
aan dagopvang, waardoor ik bang ben dat die verveling op straat zichtbaar is. Ik
zie een soort kostschool voor me, waar wonen en werken wordt gecombineerd.
Natuurlijk zullen er mensen zijn die klagen dat het erg veel geld kost, maar ik
zie het als een vorm van ontwikkelingshulp. In Nederland is het helaas zo dat
mensen de kinderen in derde wereldlanden zielig vinden, maar zodra ze hier asiel
zoeken, zijn ze alleen maar lastig. Als we nu geld stoppen in een opleiding, dan
kunnen ze er daar mee aan de slag. Zo sla je twee vliegen in één klap: èn
opvang, èn ontwikkelingshulp.’/Ester Mijnheer