Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Pension Maaszicht in Rotterdam biedt hulp aan zwerfjongeren: ‘Kijk naar jezelf en wees trots’

‘Je haalt kinderen weg van de wisse dood. Dat is wat wij hier doen.’ Directeur Roel Rol vat kort en bevlogen het werk in pension Maaszicht samen. Het voormalige klooster biedt onderdak aan dertig zwerfjongeren van 16 tot 23 jaar. Getekend door het harde straatleven komen de jongeren Maaszicht binnen. Om te proberen zelfvertrouwen terug te vinden. ‘Het liefst zou je ze willen vasthouden en beschermen.’

Boven de directeurstafel hangen artistieke foto’s van

dynamische jonge mensen, gefotografeerd op een herkenbare plek in Rotterdam.

‘Dat zijn onze Maaszicht-jongeren. Zo willen ze zichzelf graag zien: sterk en

mooi. Niet met een slaapzak achter het centraal station. Daar moet je het

zelfvertrouwen voor terugwinnen,’ zegt Roel Rol, directeur van pension

Maaszicht, opvanghuis voor zwerfjongeren. ‘En dat is wat wij ze hier mee willen

geven. Door ze onderdak te bieden, bescherming en professionele hulp. Maar ook

door ze vaardigheden te bij te brengen via projecten of op school. Na een klein

jaar moeten ze zelfstandig hun eigen weg kunnen zoeken.’ Dat lukt zeventig

procent van de jongens en meisjes die Maaszicht verlaten binnen twee à drie

jaar. Dertig procent stopt er mee of heeft een verslavingsprobleem waar ze niks

aan willen doen.

Hectiek

Pension Maaszicht in het centrum van Rotterdam – rivier de Maas is in geen

velden of wegen te bekennen – is met dertig kamers het grootste opvanghuis voor

zwerfjongeren in Nederland. Volgens een onderzoek van de Universiteit van

Amsterdam zou Nederland zo’n 3500 zwerfjongeren tellen. ‘Ik denk eerder dat je

van het dubbele uit moet gaan,’ zegt Roel Rol. ‘Formeel ben je zwerfjongere als

je in drie maanden tijd twee tot drie keer van adres bent gewisseld. Maar als je

naar ‘het cv’ van een zwerfjongere kijkt, dan blijkt dat deze jongeren eigenlijk

hun hele leven al van tehuis naar tehuis lopen. Op een bepaald moment breken ze

los van de officiële hulpverlening, komen ‘in het circuit’ terecht en gaan ze op

straat leven. Vaak vinden ze hier en daar onderdak, bij een vriend of familie.

Vaak komen ze terecht in de prostitutie. Bij ons komen ze via

voogdij-instellingen, via justitie en de reclassering. Of ze melden zich zelf

aan; zien een poster van ons bij het centraal station hangen of komen via het

thuislozenteam dat daar loopt met ons in contact.’

Het ‘kantoor’ van de medewerkers, strategisch gelegen bij de ingang,

lijkt het hart van Maaszicht. Jongeren lopen in en uit met vragen (‘hoe zit ’t

met m’n zakgeld?’), opmerkingen (‘Hé Raoul, ‘k heb zo’n gaave fiets gezien, man,

die wil ik kopen’) of gewoon om aandacht – maar kloppen netjes aan en wachten

tot ze het sein ‘kom maar’ krijgen. Marieke, na haar stage in Maaszicht begonnen

als jongerenwerker, zit aan de telefoon en doet een intake. Aan de hand daarvan

wordt bepaald of de jongere uitgenodigd wordt voor een gesprek. Marieke probeert

de hectiek in het kantoor buiten te sluiten door een oor dicht te houden. ‘Dat

is normaal hier, je raakt er aan gewend,’ zegt ze later. De medewerkers

onderling overleggen bijna onophoudelijk met elkaar. ‘We praten veel met elkaar,

ja. Dat is nodig, je moet als team elkaar voortdurend op de hoogte houden over

alles wat er met wie dan ook gebeurt.’

Vallen en opstaan

Wat er zo bijzonder aan de werkwijze van Maaszicht is? ‘We voeren een

no-nonsense politiek: we pakken door waar andere hulpinstanties ophouden’, weet

ook George Janssen kort en bevlogen te vertellen. Hij is teamcoördinator. ‘De

jongeren die hier komen, kunnen in de reguliere hulpverlening niet meer terecht;

ze zijn uitbehandeld of er uit gezet. We krijgen hier vier categorieën jongeren

binnen: uit de prostitutie, uit de verslavingszorg, uit detentie en uit de

psychiatrie. Vaak hebben ze alle vier categorieën doorlopen: iemand komt in

psychische problemen door trauma’s die hij of zij niet kan verwerken en raakt

aan de drugs. Moet daar geld voor scoren en valt in de prostitutie. Voor een

blow-job vang je toch gauw drie geeltjes. Die jongeren leren één ding;

overleven. Dat maakt ze hard, ongeïnteresseerd.’

‘Wij vangen ze op, gemiddeld negen maanden. De eerste twee maanden zijn

er ter observatie: wat is de onderliggende hulpvraag? Jongeren moeten vaak eerst

tot rust komen, we moeten het vertrouwen opbouwen. Daarna komt er een

stappenplan, worden trajecten afgesproken voor verdere hulpverlening, voor

scholing en werk. Na deze periode moeten ze ’t zelf kunnen; ze hebben een baan

of gaan naar school, hebben zelfstandige woonruimte of komen in een begeleid

wonen project. Sommigen doen er wat langer over. Het zijn niet voor niks vallen-

en opstaan-jongeren’

Opmerkelijk is de persoon van directeur Roel Rol in de Rotterdamse

zwerfjongerenopvang. Zeven jaar geleden liep hij nog rond ‘in de wereld van

nette pakken en glamour’ als manager van een groot hotel in Vlaardingen. ‘Een

vriend vroeg me of ik drie maanden als interim manager in Maaszicht wilde komen

om het weer uit het slop te halen. Allemaal gedoe met subsidie en ambtenaren.

Uiteindelijk hebben we in een lunchroom op een A-viertje tien redenen

opgeschreven waarom de gemeente ons moest subsidiëren. De wethouder is door de

bocht gegaan. Het werk pakte me, ik ben er gebleven. In salaris ging ik er

behoorlijk op achteruit, ja. Dat is wel goed gekomen, na een jaar of vijf heb ik

een goed contract gekregen.’

Maaszicht draait nu op een begroting van twee miljoen gulden per jaar,

1,2 miljoen gulden daarvan is subsidie. De rest komt uit een stichting Vrienden

van Maaszicht en uit sponsorgeld van bedrijven. ‘Wij hebben een dame in een

verzorgingshuis die daar collecteert en al jarenlang elke maand 76 gulden aan

ons overmaakt,’ vertelt Roel Rol met zichtbaar genoegen. ‘Ook grote bedrijven

doneren, Shell heeft drie jaar lang gesponsord en de Rabobank Rotterdam wil

deelnemen aan een project om iets met de jongeren te doen. Die bedrijven willen

hun maatschappelijk gezicht laten zien, daar maak ik graag gebruik van. Ik vind

dat het ook gestimuleerd zou moeten worden, bijvoorbeeld belastingtechnisch.

Voor de kunst kan het wel, waarom niet voor de hulpverlening? Onze jongeren

hebben ook baat bij projecten met sponsoren; zo kom je in aanraking met de

maatschappij. Zwerfjongeren en bankmensen, dat gaat heel goed samen. We hebben

een project gedaan waarbij werknemers van de bank een cursus gaven aan de

jongeren: hoe leer je netjes eten, hoe regel je verzekeringszaken, budgettering.

Van alle kanten is het een leerproces van hoe je met elkaar om gaat.’

Straatleven

Een in het oog springend project van Maaszicht is restaurant Millers.

In het sjiek ingerichte restaurant in het historische hart van Rotterdam,

Delfshaven, kunnen Maaszicht-jongeren op stageplaatsen als gastheer – ober – of

kok ervaring opdoen in de horeca. Het restaurant draait als een tierelier en de

jongeren kunnen ieder een eigen specialiteit bedenken. ‘Je moet ze het gevoel

van trots meegeven: het gevoel van: dit is van mij,’ weet Roel Rol. ‘Kijk naar

jezelf en wees trots. Dat is zó belangrijk om zelfvertrouwen te terug te vinden.

Die jongeren hebben in hun leven zoveel negatieve ervaringen gehad, dat ze niet

meer het zelfvertrouwen hebben om zelfstandig hun leven vorm te geven. Ze zijn

gehard door het straatleven, ze hebben geen enkel sociaal besef en zijn volkomen

ongeïnteresseerd. Je moet pikken of je prostitueren om aan eten te komen. Dat is

de wereld die ze kennen als ze bij ons binnen komen. Zo overleven ze. Als je het

dan voor elkaar kunt krijgen dat ze vol enthousiasme gaan werken, bijvoorbeeld

in ons restaurant, dan heb je de draai kunnen maken. Dan heb je deze jongeren de

mogelijkheden meegegeven om op een positieve manier te overleven.’

Dat het fenomeen zwerfjongeren eigenlijk het falen van de

jeugdhulpverlening duidelijk maakt, beaamt Roel Rol. ‘Het zijn de jongeren die

uit de hulp zijn gevallen. Voor een deel komt dat door de vaak complexe

problemen van deze jongeren, maar voor een groot deel ligt het ook aan de

starheid van de reguliere hulpverlening. Men gaat uit van methodieken, en niet

van de jongeren zelf. Als de methodiek niet werkt, is de cliënt niet te helpen.

Samenwerken met andere instanties is altijd een probleem. Hoezo probleem? Je

moet het gewoon regelen. Dat kost tijd, ja, maar die tijd moet je er gewoon

insteken.’

Aart zoekt teamleider George. ‘P. staat buiten. Hij heeft Marieke half

staan bedreigen omdat hij zijn vriend niet mee naar binnen mocht nemen. Ik heb

gezegd dat ie maar even een blokje om moet gaan.’ ‘Ja, maar die agressie komt

ergens vandaan’, reageert George rustig. ‘Hij heeft net een hele dag therapie

achter de rug en hij gaat daar door een moeilijke fase. Ik kom zo naar beneden.

Een kwartier later praat George met P., die inmiddels zijn excuses heeft

aangeboden. Even later schuift de teamleider aan bij Marieke: ‘Wat heeft P.

gezegd?’ ‘Dat–ie er spijt van had. Ik til er niet zo zwaar aan, ik weet dat hij

de hele dag therapie heeft gehad. Ik begrijp best waar zo’n uitbarsting vandaan

komt.’

Iedere jongerenwerker in Maaszicht is mentor van vier à vijf jongeren.

Raoul ‘the man’ Menke, maatschappelijk werker, kwam via zijn vorige werk bij een

werkvoorbereidingproject in contact met jongeren uit Maaszicht. ‘De doelgroep

trekt me aan, en de dynamiek hier. Je hebt te maken met zo veel problematieken,

dat je als hulpverlener je ei wel kwijt kunt. Het is een uitdaging om een

keerpunt aan hun problemen te geven. Je moet wel tegen een stootje kunnen,’

volgens Raoul. ‘Je moet duidelijk zijn en fair zijn. Je moet bereid zijn een

relatie aan te gaan met de jongere. Maar je bent ook de persoon die ‘nee’ zegt,

de grenzen trekt. Je moet altijd in de gaten houden dat jij de leiding houdt.

Als de jongere in de uitstroomfase zit, moet je los kunnen laten. Dat is je

werk.

‘Het liefst zou je zo’n jongere vast willen houden, verzorgen en

beschermen,’ verwoordt teamleider George Janssen de betrokkenheid van de

medewerkers. ‘Die nabijheid heb je nodig, maar je mag jezelf nooit op het niveau

van de bewoners stellen. Ik geef altijd een ezelsbruggetje mee aan de

jongerenwerkers: ‘houd jezelf altijd voor: met wie heb ik te maken en wat wil ik

hem leren’

De documentaire in Werelden: ‘No limits’ ‘van IKON over pension Maaszicht

is op woensdag 21 november, Nederland 1 om 22.45 uur.’/Caroline

Stam

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.