Boven de directeurstafel hangen artistieke foto’s van
dynamische jonge mensen, gefotografeerd op een herkenbare plek in Rotterdam.
‘Dat zijn onze Maaszicht-jongeren. Zo willen ze zichzelf graag zien: sterk en
mooi. Niet met een slaapzak achter het centraal station. Daar moet je het
zelfvertrouwen voor terugwinnen,’ zegt Roel Rol, directeur van pension
Maaszicht, opvanghuis voor zwerfjongeren. ‘En dat is wat wij ze hier mee willen
geven. Door ze onderdak te bieden, bescherming en professionele hulp. Maar ook
door ze vaardigheden te bij te brengen via projecten of op school. Na een klein
jaar moeten ze zelfstandig hun eigen weg kunnen zoeken.’ Dat lukt zeventig
procent van de jongens en meisjes die Maaszicht verlaten binnen twee à drie
jaar. Dertig procent stopt er mee of heeft een verslavingsprobleem waar ze niks
aan willen doen.
Hectiek
Pension Maaszicht in het centrum van Rotterdam – rivier de Maas is in geen
velden of wegen te bekennen – is met dertig kamers het grootste opvanghuis voor
zwerfjongeren in Nederland. Volgens een onderzoek van de Universiteit van
Amsterdam zou Nederland zo’n 3500 zwerfjongeren tellen. ‘Ik denk eerder dat je
van het dubbele uit moet gaan,’ zegt Roel Rol. ‘Formeel ben je zwerfjongere als
je in drie maanden tijd twee tot drie keer van adres bent gewisseld. Maar als je
naar ‘het cv’ van een zwerfjongere kijkt, dan blijkt dat deze jongeren eigenlijk
hun hele leven al van tehuis naar tehuis lopen. Op een bepaald moment breken ze
los van de officiële hulpverlening, komen ‘in het circuit’ terecht en gaan ze op
straat leven. Vaak vinden ze hier en daar onderdak, bij een vriend of familie.
Vaak komen ze terecht in de prostitutie. Bij ons komen ze via
voogdij-instellingen, via justitie en de reclassering. Of ze melden zich zelf
aan; zien een poster van ons bij het centraal station hangen of komen via het
thuislozenteam dat daar loopt met ons in contact.’
Het ‘kantoor’ van de medewerkers, strategisch gelegen bij de ingang,
lijkt het hart van Maaszicht. Jongeren lopen in en uit met vragen (‘hoe zit ’t
met m’n zakgeld?’), opmerkingen (‘Hé Raoul, ‘k heb zo’n gaave fiets gezien, man,
die wil ik kopen’) of gewoon om aandacht – maar kloppen netjes aan en wachten
tot ze het sein ‘kom maar’ krijgen. Marieke, na haar stage in Maaszicht begonnen
als jongerenwerker, zit aan de telefoon en doet een intake. Aan de hand daarvan
wordt bepaald of de jongere uitgenodigd wordt voor een gesprek. Marieke probeert
de hectiek in het kantoor buiten te sluiten door een oor dicht te houden. ‘Dat
is normaal hier, je raakt er aan gewend,’ zegt ze later. De medewerkers
onderling overleggen bijna onophoudelijk met elkaar. ‘We praten veel met elkaar,
ja. Dat is nodig, je moet als team elkaar voortdurend op de hoogte houden over
alles wat er met wie dan ook gebeurt.’
Vallen en opstaan
Wat er zo bijzonder aan de werkwijze van Maaszicht is? ‘We voeren een
no-nonsense politiek: we pakken door waar andere hulpinstanties ophouden’, weet
ook George Janssen kort en bevlogen te vertellen. Hij is teamcoördinator. ‘De
jongeren die hier komen, kunnen in de reguliere hulpverlening niet meer terecht;
ze zijn uitbehandeld of er uit gezet. We krijgen hier vier categorieën jongeren
binnen: uit de prostitutie, uit de verslavingszorg, uit detentie en uit de
psychiatrie. Vaak hebben ze alle vier categorieën doorlopen: iemand komt in
psychische problemen door trauma’s die hij of zij niet kan verwerken en raakt
aan de drugs. Moet daar geld voor scoren en valt in de prostitutie. Voor een
blow-job vang je toch gauw drie geeltjes. Die jongeren leren één ding;
overleven. Dat maakt ze hard, ongeïnteresseerd.’
‘Wij vangen ze op, gemiddeld negen maanden. De eerste twee maanden zijn
er ter observatie: wat is de onderliggende hulpvraag? Jongeren moeten vaak eerst
tot rust komen, we moeten het vertrouwen opbouwen. Daarna komt er een
stappenplan, worden trajecten afgesproken voor verdere hulpverlening, voor
scholing en werk. Na deze periode moeten ze ’t zelf kunnen; ze hebben een baan
of gaan naar school, hebben zelfstandige woonruimte of komen in een begeleid
wonen project. Sommigen doen er wat langer over. Het zijn niet voor niks vallen-
en opstaan-jongeren’
Opmerkelijk is de persoon van directeur Roel Rol in de Rotterdamse
zwerfjongerenopvang. Zeven jaar geleden liep hij nog rond ‘in de wereld van
nette pakken en glamour’ als manager van een groot hotel in Vlaardingen. ‘Een
vriend vroeg me of ik drie maanden als interim manager in Maaszicht wilde komen
om het weer uit het slop te halen. Allemaal gedoe met subsidie en ambtenaren.
Uiteindelijk hebben we in een lunchroom op een A-viertje tien redenen
opgeschreven waarom de gemeente ons moest subsidiëren. De wethouder is door de
bocht gegaan. Het werk pakte me, ik ben er gebleven. In salaris ging ik er
behoorlijk op achteruit, ja. Dat is wel goed gekomen, na een jaar of vijf heb ik
een goed contract gekregen.’
Maaszicht draait nu op een begroting van twee miljoen gulden per jaar,
1,2 miljoen gulden daarvan is subsidie. De rest komt uit een stichting Vrienden
van Maaszicht en uit sponsorgeld van bedrijven. ‘Wij hebben een dame in een
verzorgingshuis die daar collecteert en al jarenlang elke maand 76 gulden aan
ons overmaakt,’ vertelt Roel Rol met zichtbaar genoegen. ‘Ook grote bedrijven
doneren, Shell heeft drie jaar lang gesponsord en de Rabobank Rotterdam wil
deelnemen aan een project om iets met de jongeren te doen. Die bedrijven willen
hun maatschappelijk gezicht laten zien, daar maak ik graag gebruik van. Ik vind
dat het ook gestimuleerd zou moeten worden, bijvoorbeeld belastingtechnisch.
Voor de kunst kan het wel, waarom niet voor de hulpverlening? Onze jongeren
hebben ook baat bij projecten met sponsoren; zo kom je in aanraking met de
maatschappij. Zwerfjongeren en bankmensen, dat gaat heel goed samen. We hebben
een project gedaan waarbij werknemers van de bank een cursus gaven aan de
jongeren: hoe leer je netjes eten, hoe regel je verzekeringszaken, budgettering.
Van alle kanten is het een leerproces van hoe je met elkaar om gaat.’
Straatleven
Een in het oog springend project van Maaszicht is restaurant Millers.
In het sjiek ingerichte restaurant in het historische hart van Rotterdam,
Delfshaven, kunnen Maaszicht-jongeren op stageplaatsen als gastheer – ober – of
kok ervaring opdoen in de horeca. Het restaurant draait als een tierelier en de
jongeren kunnen ieder een eigen specialiteit bedenken. ‘Je moet ze het gevoel
van trots meegeven: het gevoel van: dit is van mij,’ weet Roel Rol. ‘Kijk naar
jezelf en wees trots. Dat is zó belangrijk om zelfvertrouwen te terug te vinden.
Die jongeren hebben in hun leven zoveel negatieve ervaringen gehad, dat ze niet
meer het zelfvertrouwen hebben om zelfstandig hun leven vorm te geven. Ze zijn
gehard door het straatleven, ze hebben geen enkel sociaal besef en zijn volkomen
ongeïnteresseerd. Je moet pikken of je prostitueren om aan eten te komen. Dat is
de wereld die ze kennen als ze bij ons binnen komen. Zo overleven ze. Als je het
dan voor elkaar kunt krijgen dat ze vol enthousiasme gaan werken, bijvoorbeeld
in ons restaurant, dan heb je de draai kunnen maken. Dan heb je deze jongeren de
mogelijkheden meegegeven om op een positieve manier te overleven.’
Dat het fenomeen zwerfjongeren eigenlijk het falen van de
jeugdhulpverlening duidelijk maakt, beaamt Roel Rol. ‘Het zijn de jongeren die
uit de hulp zijn gevallen. Voor een deel komt dat door de vaak complexe
problemen van deze jongeren, maar voor een groot deel ligt het ook aan de
starheid van de reguliere hulpverlening. Men gaat uit van methodieken, en niet
van de jongeren zelf. Als de methodiek niet werkt, is de cliënt niet te helpen.
Samenwerken met andere instanties is altijd een probleem. Hoezo probleem? Je
moet het gewoon regelen. Dat kost tijd, ja, maar die tijd moet je er gewoon
insteken.’
Aart zoekt teamleider George. ‘P. staat buiten. Hij heeft Marieke half
staan bedreigen omdat hij zijn vriend niet mee naar binnen mocht nemen. Ik heb
gezegd dat ie maar even een blokje om moet gaan.’ ‘Ja, maar die agressie komt
ergens vandaan’, reageert George rustig. ‘Hij heeft net een hele dag therapie
achter de rug en hij gaat daar door een moeilijke fase. Ik kom zo naar beneden.
Een kwartier later praat George met P., die inmiddels zijn excuses heeft
aangeboden. Even later schuift de teamleider aan bij Marieke: ‘Wat heeft P.
gezegd?’ ‘Dat–ie er spijt van had. Ik til er niet zo zwaar aan, ik weet dat hij
de hele dag therapie heeft gehad. Ik begrijp best waar zo’n uitbarsting vandaan
komt.’
Iedere jongerenwerker in Maaszicht is mentor van vier à vijf jongeren.
Raoul ‘the man’ Menke, maatschappelijk werker, kwam via zijn vorige werk bij een
werkvoorbereidingproject in contact met jongeren uit Maaszicht. ‘De doelgroep
trekt me aan, en de dynamiek hier. Je hebt te maken met zo veel problematieken,
dat je als hulpverlener je ei wel kwijt kunt. Het is een uitdaging om een
keerpunt aan hun problemen te geven. Je moet wel tegen een stootje kunnen,’
volgens Raoul. ‘Je moet duidelijk zijn en fair zijn. Je moet bereid zijn een
relatie aan te gaan met de jongere. Maar je bent ook de persoon die ‘nee’ zegt,
de grenzen trekt. Je moet altijd in de gaten houden dat jij de leiding houdt.
Als de jongere in de uitstroomfase zit, moet je los kunnen laten. Dat is je
werk.
‘Het liefst zou je zo’n jongere vast willen houden, verzorgen en
beschermen,’ verwoordt teamleider George Janssen de betrokkenheid van de
medewerkers. ‘Die nabijheid heb je nodig, maar je mag jezelf nooit op het niveau
van de bewoners stellen. Ik geef altijd een ezelsbruggetje mee aan de
jongerenwerkers: ‘houd jezelf altijd voor: met wie heb ik te maken en wat wil ik
hem leren’
De documentaire in Werelden: ‘No limits’ ‘van IKON over pension Maaszicht
is op woensdag 21 november, Nederland 1 om 22.45 uur.’/Caroline
Stam