1.Specifieke fobie
Ontzettend bang zijn voor vliegen, grote hoogtes, spinnen, kleine ruimtes of de tandarts. Zo’n 8% van de Nederlanders heeft angst voor één bepaald ding, dier of situatie. Met deze angst valt meestal prima te leven, omdat veel van deze gevallen te vermijden zijn. Maar het levert toch problemen op als je bijvoorbeeld naar een ver land op vakantie zou willen en je hebt angst om te vliegen. Of je werkt in een heel hoog gebouw en je hebt hoogtevrees. Gedragstherapie kan hier een uitkomst bieden.
2.Sociale fobie/sociale angststoornis
Iets meer dan 9% van de Nederlandse bevolking heeft ooit een sociale angststoornis gehad. Het lijkt op verlegenheid of onzekerheid: iemand met deze fobie zal vaak blozen of trillen in gezelschap. Maar de angst om vreemd gevonden te worden door anderen is zo extreem, dat het je hele doen en laten beïnvloedt. Het wordt zo heel moeilijk of onmogelijk om contacten te leggen, te telefoneren, in het openbaar te praten of om in een restaurant te eten.
3.Paniekstoornis
In Nederland heeft bijna 4% wel eens een paniekaanval gehad: je wordt op een compleet onverwacht moment overvallen door een grote angst, je hebt het gevoel de controle te verliezen en denkt dat je flauwvalt, doodgaat of gek wordt. Een paniekaanval hoeft geen aanleiding te hebben, wat de situatie nog angstiger maakt. Het gevolg is dat je bepaalde situaties gaat vermijden of alcohol, drugs of kalmeringsmiddelen gaat gebruiken om de angst minder te voelen.
4.Straatvrees (Paniekstoornis met agorafobie)
Heb je straat- of pleinvrees dan ben je bang voor mensenmenigtes, plaatsen waar je niet goed weg kunt komen en situaties waarbij er geen hulp is als er plotseling iets gebeurt. Je durft de straat niet op, maar agorafobie kan er ook voor zorgen dat je juist niet alleen thuis durft te zijn. Meer dan 3% van alle Nederlanders krijgt in zijn leven ooit straatvreesklachten. Individuele begeleiding door een psycholoog kan helpen.
5.Dwangstoornis (Obsessieve-compulsieve stoornis)
Bij een dwangstoornis herhaal je steeds bepaalde gedachten (obsessies) en handelingen (compulsies). Een voorbeeld van een dwanggedachte is dat je bang bent dat er iets ergs met jezelf of met een dierbare gebeurt als je bepaalde ‘verkeerde’ dingen denkt. Voorbeelden van dwanghandelingen zijn: je handen wassen, controleren of het gas uit is, de deur op slot, de kraan dichtgedraaid is en dit soms wel honderd keer op een dag. 1 tot 4 procent van de Nederlanders heeft ooit dwangklachten. Cognitieve gedragstherapie kan helpen tegen een dwangstoornis.
Kinderen met psychiatrische problemen moeten vaak maanden wachten voordat ze worden opgenomen in een gespecialiseerde instelling. Vooral voor kinderen met een ernstige eetstoornis en dwangstoornissen heeft dit heftige gevolgen. Lees meer >>
6.Piekerstoornis (Gegeneraliseerde angststoornis)
Je telkens zorgen maken over dingen als geld en gezondheid, terwijl dat helemaal niet nodig is. Het gaat meestal om zorgen die iedereen in een lichte vorm wel kent. Maar bij een piekerstoornis zorgen deze nare voorgevoelens, het constante piekeren en overbezorgd zijn voor een gejaagd en rusteloos gevoel. Dit komt voor bij 4,5 procent van alle Nederlanders. Mensen met een piekerstoornis kunnen baat hebben bij cognitieve gedragstherapie.
7.Posttraumatische stress-stoornis (PTSS)
Deze stoornis krijg je vaak door een traumatische gebeurtenis als bijvoorbeeld een inbraak, een overval, verkrachting, auto-ongeluk en door het meemaken van oorlogsgeweld. Sommige mensen kunnen dit soort ingrijpende gebeurtenissen zelf goed verwerken, maar anderen blijven zich angstig en machteloos voelen. Ze beleven de nare gebeurtenis telkens opnieuw en zijn constant gespannen. Het gevolg kan zijn dat ze wantrouwig worden, zich terugtrekken en in een sociaal isolement raken. PTSS wordt behandeld door medicatie, traumagerichte cognitieve gedragstherapie of EMDR.
8.Acute stress-stoornis
Ook deze stoornis komt voor na een traumatische gebeurtenis. Wanneer je getuige bent van bijvoorbeeld een vliegtuigramp en geconfronteerd bent met de dood en/of ernstige verwondingen. Het verschil met PTSS is de tijdsduur. Acute stress-stoornis duurt minimaal 2 dagen en maximaal 4 weken en ontstaat vrij snel na de ingrijpende gebeurtenis. Bij PTSS duren de klachten langer dan een maand en kan deze stoornis veel later ontstaan.
Bron: Fonds Psychische Gezondheid. Download hier de brochure angststoornissen >>