Dit is het verhaal van Paul, die over alle hulpverlening bij het zelfstandig wonen – behalve bewindvoering – in ieder geval erg positief is. ‘Ik ga voor ze door ’t vuur, echt waar. Ik ben er dik tevreden mee. Wat dat betreft scharen zij zich in dezelfde categorie als mijn familie.’
Mazzel met persoonlijk begeleider
Paul (54) heeft veel hulp gekregen tijdens de verhuizing. Van familie, vrienden en ook van zijn persoonlijk begeleider van beschermd wonen. Over laatstgenoemde zegt hij: “Zij heeft meer geregeld dan officieel is toegestaan. Daar heb ik wel mazzel mee gehad. Ze heeft met de privéauto gereden om spullen over te brengen, fantastisch gewoon. Ik kan haar niet genoeg bedanken.”
Toch blikt Paul terug op een moeizame verhuizing. Door coronaregels en zijn bewindvoering duurde het een maand voordat hij zijn woning kon betrekken. Hij moest bijvoorbeeld steeds toestemming vragen om iets te kopen, terwijl zijn bewindvoerder slecht bereikbaar was: “In mijn geval duurde het vijf dagen voordat ik überhaupt een antwoord kreeg van mijn bewindvoerder. Dan kun je geen afspraken maken met je vrienden. Het was echt een rotverhuizing. Rommelig.”
Hoewel Paul een groot netwerk had dat voor hem klaarstond, voelde hij stress. Hij was zo afhankelijk van anderen, zou het allemaal wel goedkomen? Paul heeft de woning niet opgeknapt omdat hij niet zeker weet of hij hier mag blijven; het huurcontract geldt maar voor een jaar. Binnenkort komt de woningcorporatie langs om te kijken hoe het met hem gaat. Paul ervaart deze check als discriminerend. Hij vermoedt dat ze dit alleen doen omdat hij beschermd heeft gewoond: “Je voelt wel alsof er een stempel op je zit. Hoe hard je ook schreeuwt, het maakt niet uit. Ik heb af en toe het gevoel dat er niet altijd goed naar me geluisterd wordt.”
Blij met woning, niet met de buurt
Paul vindt dat hij een leuk huisje heeft, zeker voor iemand alleen, maar heeft moeite met het dorpse leven. De buurtgenoten zijn heel erg op zichzelf en er is geen plek waar mensen samenkomen. Hij weet niet of dit altijd zo zal zijn of dat dit met corona te maken heeft en van voorbijgaande aard is. Paul heeft het er heel zwaar mee, hij is namelijk een gezelschapsmens: “Ik moet mensen om me heen hebben. Dan voel ik me pas echt gelukkig.” Hij heeft alleen met de overbuurman contact. Zijn dochter heeft in het begin Paul vaak gestimuleerd om contact te leggen met de buurt. Dochter: “Ik heb wel gepusht, van ga eens een keer naar de supermarkt op het dorp. Ga dan een praatje maken met mensen.”
De dochter geeft toe dat het dorpsleven niet past bij Paul: “Mijn vader is best een sociaal persoon, een gezellig persoon. Dan kun je niet in zo’n dorpje gaan wonen. Voor bepaalde mensen kan het een bepaald soort rust geven, maar niet voor mijn vader. Vooral als je daar niemand kent.” Paul heeft niet het gevoel onderdeel te zijn van de buurt: “Je bent een vreemde eend in de bijt. Dat merk je hier echt. Ja, je bent een vreemdeling.” Hij ontvlucht daarom vaak het dorp om bij familie te logeren. Volgend jaar hoopt hij terug te kunnen verhuizen naar de stad.
Komt rond, maar kritiek op bewind
De financiën van Paul worden nu beheerd door zijn bewindvoerder, maar zijn dochter neemt dit binnenkort over als de rechter hiermee akkoord keer op jezelf woont. Paul zou dat heel fijn vinden omdat zij altijd bereikbaar is, in tegenstelling tot zijn huidige bewindvoerder. Een ander voordeel is dat hij dan meer inzicht krijgt in zijn financiële situatie. Hij heeft namelijk met zijn dochter afgesproken straks minimaal één keer per week samen naar zijn financiën te kijken: zijn er veranderingen, moet er iets aangepast moet worden, etc.
Op dit moment krijgt hij zelden terugkoppeling over wat er speelt, of uitleg als extra geld geweigerd wordt terwijl hij weet dat er vakantiegeld ligt. Hij vraagt al jaren om een financieel overzicht en heeft dat vorige week pas gekregen. Paul heeft geen schulden meer, hij krijgt per week 50 euro om van te leven en per maand nog 70 euro extra. Onvoldoende om echt fijn te kunnen leven, vindt hij: “Ik krijg nét te weinig om fatsoenlijk van te leven en nét te veel om dood te gaan.” Ook al kan hij bijna nooit iets extra’s kopen, hij komt wel altijd rond. Dit lukt vooral omdat familie en vrienden hem regelmatig trakteren en hem dingen geven wanneer hij iets tekortkomt.
Verschillende ervaringen met hulp
Behalve van bewindvoering ontvangt Paul ook formele ondersteuning vanuit de Wmo, van zijn huisarts en een psychiater. Daarnaast heeft hij een persoonlijk begeleider. Ook spreekt hij regelmatig zijn contactpersoon bij de organisatie waar hij eerder verbleef. Over al die hulp is Paul heel positief: “Honderd procent. Ik ga voor ze door ’t vuur, echt waar. Ik ben er dik tevreden mee. Wat dat betreft scharen zij zich in dezelfde categorie als mijn familie. Daar ga ik ook voor door het vuur.”
Als Paul hulp nodig heeft, hoeft hij het maar te vragen. Toen hij bijvoorbeeld bij zijn persoonlijk begeleider de wens uitsprak om zijn financiën door zijn dochter te laten beheren, pakte zij dat direct op. Paul vindt dat alle ondersteuning goed op elkaar is afgestemd en dat hij voldoende wordt betrokken bij de begeleiding.
Zijn dochter denkt hier anders over. Als contactpersoon wordt ze nauwelijks ergens bij betrokken, geeft ze aan. Als ze zelf professionals benadert met vragen over haar vader, wordt ze van het kastje naar de muur gestuurd. In het verleden is hij eens met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Ze hoorde dit pas toen hij alweer thuis was. Hierdoor voelt ze zich niet serieus genomen: “Ik hoef niet elk wissewasje te weten, dat hoeft van mij ook allemaal niet. Maar ik had best wel wat meer betrokken mogen worden.”
Het meest bezwaarlijk vindt dochter dat de begeleiding niets doet aan het jointgebruik van Paul. Van de hulpverleners hoort ze alleen hoe goed het met hem gaat, terwijl zij ziet dat hij verslaafd is. Ze vreest dat hij het einde van het jaar niet haalt als hij hiermee doorgaat. In het verleden heeft hulpverlening tevergeefs verslavingszorg ingezet.
Aan dochter hebben ze laten weten dat ze niets voor Paul kunnen betekenen als hij niet zelf van zijn verslaving af wil. Dochter snapt niet dat ze hier genoegen mee nemen. Waarom geen nieuwe ideeën bedenken om Paul hierin toch te ondersteunen? Dochter: “Ze weten het van mijn vader, maar ze laten hem maar gewoon doen. Ik weet niet wat daar de precieze reden van is. Hij is volwassen, het is je vader, en ze weten hoe zijn karakter is. Dan denk ik: juist omdat iemand zo is, dan probeer je iemand daar wel in te helpen. Want ze weten dat het anders kan, ze weten dat hij ook een hele andere kant heeft. Hij heeft gewoon dat zetje nodig.”
Dochter had graag gezien dat de begeleiding haar zorgen over Pauls verslaving serieus had genomen. Ze was al tevreden geweest als de begeleider had voorgesteld om het hier een keer met elkaar – begeleider, Paul en dochter – over te hebben.
Alleen vrijwilligerswerk met voldoening
Paul is afgekeurd vanwege lichamelijk problemen en heeft daarom geen baan. Als het slecht weer is, blijft hij thuis en verveelt zich dan vaak. Met mooi weer gaat hij met zijn scootmobiel bij familie en vrienden langs in de stad. Hij zou graag vrijwilligerswerk doen, maar alleen als dit hem prikkelt: “Iets waaruit je voldoening kan halen. Dat als je klaar bent met je werk, je kan zeggen: ‘Nou, dat is lekker’. Want als ik schroefjes heb geteld en ik ben klaar met m’n werk, dan zie ik ’s avonds nog steeds schroefjes voorbijkomen.”
Zijn begeleider blijft hem stimuleren om naar dagbesteding te gaan. Ze pusht hem niet, ze weet namelijk hoe hij erover denkt. Paul wil graag als vrijwilliger op een zorgboerderij werken. Als corona voorbij is, gaat hij hier achteraan. Een andere ambitie is ervaringsdeskundige worden, maar dat kan niet zolang hij blijft blowen. Hoewel Paul begrip heeft voor deze voorwaarde, vindt hij het wel spijtig: “Dat is jammer, want dat is iets wat ik graag wil: mijn kennis delen, vooral over de gevaren, omdat mensen d’r zó makkelijk over denken: ‘Ah nee, ik houd het maar bij eentje’. Ja, het blijft altijd bij eentje. Het begint ook altijd bij eentje.”
Content met sociale contacten
Paul is heel blij met zijn sociale netwerk, dat bestaat uit zijn moeder, kinderen, kleinkind en vrienden. Zij maken hem gelukkig; “Mijn sociale contacten zijn de drijfveer van mijn leven. Als ik die niet zou hebben, dan zou ik nog veel somberder zijn.” Moeder en dochter staan onvoorwaardelijk voor hem klaar. Dochter: “Als er wat was dan kon hij me bellen. Dat heeft hij in het begin ook heel veel gedaan, omdat hij zich toen best alleen voelde.” Ook op twee van zijn vrienden kan hij altijd rekenen: “Die kan ik echt dag en nacht bellen. Die staan direct voor me klaar.” Paul beseft hoe belangrijk het is dat hij fijne sociale contacten heeft: “Je netwerk is gewoon ontzettend belangrijk. Als jij jezelf down voelt en je iemand kan bellen of mailen en even lekker gezellig babbelen.”
Nieuwe contacten heeft hij niet gemaakt sinds hij zelfstandig woont; hier heeft hij ook geen behoefte aan. Wat hij wel af en toe mist, is een huisgenoot. Dat hoeft niet per se een partner te zijn, maar wel iemand met wie hij spontaan dingen kan doen zonder dat van tevoren af te spreken.
Uitdagingen bij zelfstandig wonen
Sinds Paul zelfstandig in een dorp woont, is zijn grootste angst dat hij zal vereenzamen. Het lukt hem niet om te wennen aan het stille dorpse leven. Daarom wil hij volgend jaar naar de stad verhuizen. De grootste hobbel rondom het zelfstandig leven heeft Paul vooral in de beginfase moeten overwinnen. Dat betrof het aanvragen van allerlei zaken, zoals huursubsidie: “Dan moet je hopen dat die ander het ook op tijd gaat aanvragen en dat je daar niet achteraan hoeft te hobbelen.”
Paul was afhankelijk van hoe snel anderen zaken voor hem regelden. Dit zorgde voor spanning, ook voelbaar voor de mensen om hem heen. Door de stress rookte hij in die periode meer. Zijn familie en vrienden hebben hem door deze moeilijke tijd heen gesleept: “Die geven mij dan een schop onder m’n reet.”
Voor de praktische hulp had hij zijn persoonlijk begeleider. Zij vertaalde moeilijke brieven naar ‘normaal Nederlands’ en adviseerde hem over bij welke instanties hij moest zijn. In dit proces nam Paul nog een andere hobbel: hulp vragen en aanvaarden; “Je moet zelf vragen waar je hulp bij nodig hebt. Zij kunnen niet aan je neus zien wat je nodig hebt. Een hele tijd heb ik daar geen gebruik van gemaakt. Ik had zoiets van: dan gaan jullie je overal mee bemoeien. Wat dat betreft ben ik een eenling. Ik wil alles zelf onder controle houden. Maar soms moet ik, net als die kapitein op dat schip, toch een loods bij me roepen. Dat begin ik nu steeds meer te doen. Dus als ik ergens mee zit, schakel ik hulp in.”
Op dit moment ervaart Paul geen moeilijkheden meer bij het zelfstandig wonen. Hij heeft geleerd zijn problemen te relativeren. Volgens dochter is blowen de grootste belemmering voor het herstel van haar vader. Paul zelf vindt dat hij dit gebruik onder controle heeft, terwijl dochter meent dat het blowen voor tachtig procent zijn leven beheerst: “Ik blijf er op hameren dat zijn verslaving een heel groot probleem is, voor alles. Want daardoor komt zijn depressie continu terug, daardoor leeft hij niet in een schone woonomgeving; omdat hij ervoor kiest om hele dagen stoned te zijn.”
Ze verwacht dat Paul alleen zelfstandig kan blijven wonen als hij hier hulp bij krijgt: “Als zijn verslavingsprobleem aangepakt wordt, weet ik honderd procent zeker dat de rest van de problemen vanzelf meegaan.”
Hulp van dochter gewaardeerd
Dochter weet dat Paul haar zorg waardeert. Hij spreekt dat vaak uit en neemt regelmatig een bloemetje voor haar mee. Die waardering komt niet altijd op het moment dat zij de hulp biedt. Soms heeft Paul zijn dag niet; dan reageert hij niet blij op wat dochter voor hem doet. Toch blijft ze hem steunen wanneer ze ziet dat dit nodig is: “Op dat moment respecteer ik zijn keus niet, dus dat is dan ook niet prettig voor hem. Maar goed, ik weet dat hij er de volgende dag profijt van heeft en dat het goed voor hem is.”
Op momenten dat ze het zelf zwaar heeft, vindt ze het niet makkelijk om hem te helpen; “Ik vind dat best moeilijk omdat ik een keuze moet maken: ga ik nu even mijn eigen problemen laten vallen om mijn vader te ondersteunen, of ga ik mijn vader laten vallen?” Als dochter heel erg met zichzelf in de knoop zit en het haar niet lukt om Paul psychisch bij te staan, geeft ze dit altijd eerlijk aan: “Ik kan best een luisterend oor voor je bieden, maar ik kan er nu gewoon niet 100% zijn voor jou. En ik wil dat niet half doen. Snap je? Ik wil er echt 100% voor je zijn of niet.”
Gewend aan het dorpsleven
Paul woont nog altijd in hetzelfde dorp en in hetzelfde huis als een jaar geleden. Het kostte even tijd voordat hij gewend raakte aan het dorpse leven, maar nu wil hij daar niet meer weg. Hij heeft inmiddels meer en prettig contact met zijn buren. Ze drinken bij elkaar koffie en bieden elkaar een helpende hand wanneer dat nodig is. Dat komt vooral omdat Paul van houding is veranderd; hij stelt zich meer open: “In het begin was ik heel erg verdedigend: dit is van mij en jullie blijven daar. Nu heb ik zoiets van, als je me nodig hebt, je weet waar de deur is.” Vragen van buren beschouwt hij niet meer als bemoeienis, maar meer als interesse.
Nu wel schulden
Sinds zijn dochter zijn financiën beheert, heeft Paul schulden. Dit bedrag is opgelopen tot 1300 euro. Na een heftige ruzie heeft dochter haar ontslag ingediend als bewindvoerder. Paul hoopt dat hij weer onder bewind mag bij zijn voormalige bewindvoerder en is in afwachting van een besluit van de rechter. Hij ziet dat het voor zijn dochter lastig is om zijn financiën te beheren, zeker omdat ze nu ook de zorg heeft voor haar pasgeboren baby. Paul merkt bovendien dat het ten koste gaat van hun band. Dat is het laatste wat hij wil: “Financiën beheren is niet alleen de rekeningetjes betalen, dat is veel meer. Het gaat ook om vragen zoals: waar komt die rekening nou van? Hoe kan dat zo hoog zijn?”
Er brak een strijd tussen Paul en zijn dochter los. Die strijd ging volgens dochter om drugs die hij wilde kopen. Zij hield dat tegen omdat ze niet wil dat hij gebruikt. Paul krijgt 1100 euro per maand en dat is onvoldoende om van te leven: “500 euro huur, 200 euro gas en licht, water is eens in de drie maanden. Je hebt je tv-abonnement, je telefoonabonnement. Eten heb je ook nodig. Dan komt er al geld tekort.”
Vier dagen dagbesteding
Op aandringen van zijn persoonlijk begeleider gaat Paul sinds kort vier dagen naar dagbesteding. Ook daar heeft hij nieuwe mensen leren kennen. Hij is tevreden over de manier waarop hij zijn dagen doorbrengt. Een paar maanden geleden heeft Paul een hartinfarct gekregen. Sindsdien helpt een diëtiste hem maandelijks om gezonder te leven. Omdat hij diabetes type 2 heeft, moet hij regelmatig bloed laten prikken. Verder heeft hij een psychiater die hij op verzoek spreekt, zijn persoonlijk begeleider en gaat hij geregeld langs bij de huisarts. Hij ervaart nog steeds dat over het algemeen de hulp onderling goed is afgestemd. En is dit een keer niet het geval, dan heeft Paul hier begrip voor en grijpt hij zelf in waardoor het alsnog goedkomt: “Iedereen mag fouten maken. We zijn allemaal mensen, we zijn geen robots.”
Mentaal voelt hij zich beter dan een jaar geleden. Door alles wat hij heeft geleerd bij beschermd wonen en door een goed gesprek met zijn moeder is Paul minder angstig en wantrouwig: “Als je uit angst gaat leven, dan leef je niet meer.”
Blijven blowen
Blowen doet hij nog steeds en hij is voorlopig niet voornemens daarmee te stoppen: “Dat heb ik met mijn psychiater afgesproken, dat stoppen niet meer hoog bovenaan de lijst staat.” Volgens Paul heeft zijn lichaam het nodig en zou hij zonder blowen last krijgen van hartritmestoornissen en angsten. Dochter heeft er nog altijd grote moeite mee dat haar vader drugs gebruikt, zeker nu ze een baby heeft. Ze wil niet dat haar vader gebruikt als hij op haar kind past. Dochter denkt dat Paul wel in staat is om te stoppen, mits hij er helemaal voor gaat: “Heel veel mensen zeggen: het is te laat om je vader daarmee te helpen vanwege zijn leeftijd. Ik vind van niet, het is nooit te laat om ergens iets aan te doen. Maar je moet er zelf voor openstaan en dat is voor hem op dit moment nog een beetje 50/50.”
Dochter vindt ook nog steeds dat de begeleiding hier meer op zou moeten zitten. Geregeld zeggen zij afspraken met haar vader af, vaak juist op momenten dat hij die ontmoetingen het hardst nodig heeft. Ook vindt ze hen niet streng genoeg. Een bezoek van de begeleider is meer een gezellig koffiemoment – vaak door Paul zelf gecreëerd – dan een serieus gesprek. Dochter: “Dat is leuk, dat vindt iedereen ook nodig, een gezellige babbel, maar dat verhelpt natuurlijk niet zijn problemen.”
Daarnaast blijft ze zich onvoldoende betrokken voelen bij de hulp: “Veel belangrijke dingen hoor ik via mijn vader, maar hij kan heel goed verhaaltjes in elkaar zetten. Dus ik vind het soms best moeilijk om mijn vader te geloven. Als er echt belangrijke punten zijn, zou ik het fijn vinden als ik dat van iemand uit een zorginstelling hoor in plaats van mijn vader zelf.”
Beter dan jaar geleden
Dochter denkt dat haar vader alleen zelfstandig kan blijven wonen als er iets aan zijn drugsgebruik wordt gedaan en als hij onder bewind blijft. Zonder dat laatste is ze bang dat hij al het geld opmaakt aan drugs en grote schuldproblemen krijgt. Dochter vindt wel dat Paul het heel goed doet, veel beter dan een jaar geleden. Toen zorgde hij nauwelijks voor zichzelf en het huis. Nu heeft hij echt zin in de dag en wil hij het ook gezellig maken voor zichzelf.
Dochter en haar broer doen wat ze kunnen om die positieve energie erin te houden, zeker wanneer hun vader een dipje heeft. Dan nodigen ze hem uit, gaan bij hem langs, helpen hem bij het huishouden of gaan met hem mee boodschappen doen. Dochter merkt dat Paul deze hulp echt waardeert. Niet alleen omdat hij regelmatig zijn dank uitspreekt, maar ook omdat hij in actie komt op het moment dat ze hem helpt. Een voorbeeld: als zijn huis een bende is en ze begint met opruimen, doet hij meteen mee. Alleen als dochter zich ontfermt over zijn financiën, wordt de hulp niet altijd in dank afgenomen: “Als hij bijvoorbeeld om een extraatje vroeg en dat extraatje was er niet, dan kon mijn vader behoorlijk boos worden. Dan begreep hij dat niet.” Niet voor niets heeft ze als bewindvoerder haar ontslag ingediend.
Dit verhaal is onderdeel van een onderzoek door Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het Radboudumc. Bron: Al Shamma, S., van den Dries, L., & Wolf, J. (2023). Weer zelfstandig wonen, Verhalen van 25 mensen die de stap maken vanuit een woonvoorziening. Nijmegen: Impuls – Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het Radboudumc.