Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Nieuwe richtlijn helpt radicale ideeën van jongeren beter te bespreken

Een nieuwe richtlijn helpt je radicale ideeën van jongeren eerder te herkennen en beter te bespreken. Doel is voorkomen dat jongeren zo heftig radicaliseren dat ze overgaan tot extremistisch geweld. In de richtlijn vind je triggerfactoren, signalen om alert op te zijn, gesprekstips en handige instrumenten.  
Complotdenker op een bankje voor de ingang van het Tweede Kamergebouw, geen vertrouwen meer in de politiek en overheid geloven in een samenzwering foto: ANP / Hollandse hoogte / Peter Hilz

Dat een jongere radicale ideeën heeft is niet meteen zorgwekkend. Misschien zoekt de jongen of het meisje wel naar een identiteit en past dit bij het proces van volwassen worden. Anders wordt het als een jongere zo verstrikt raakt in radicale opvattingen dat hij/zij een gevaar wordt voor anderen. De focus van de nieuwe richtlijn is de preventieve aanpak van zorgwekkende radicalisering die kan leiden tot extremistisch geweld.

Risicofactoren

In de richtlijn vind je een groot aantal factoren die kunnen bijdragen aan het proces van radicalisering. Er is natuurlijk nooit 1 reden dat een jongere radicaliseert en geweld gebruikt, het is een enorm complexe dynamiek. Handig is bijvoorbeeld deze uitleg in de richtlijn over de push- en pullfactoren:

‘Wat maakt dat gevoelens van ongenoegen en uitsluiting bij sommige jongeren het begin vormen van een radicaliseringsproces en bij anderen niet? Of wat maakt dat sommige jongeren die aan het begin staan van een radicaliseringsproces ‘door-radicaliseren’ en anderen niet? Het radicaliseringsproces bij een jongere is een interactie tussen push- en pull-factoren.

De push-factoren duwen een jongere richting zorgwekkende radicalisering. Een jongere voelt zich bijvoorbeeld gediscrimineerd, uitgesloten of onrechtvaardig behandeld. De pull-factoren trekken een jongere over de streep. Onderdeel hiervan is de beschikbaarheid op het juiste moment van radicale boodschappen, bijvoorbeeld via sociale media. Of de aanwezigheid van relevante anderen die de jongere meetrekken in (verdere) radicalisering, zoals geradicaliseerde leeftijdgenoten of een (online) ronselaar.’

Triggers

Dan zijn er ook nog triggerfactoren: concrete gebeurtenissen die het proces van radicalisering in gang zetten, versnellen, vertragen of omkeren. Denk aan verlies van werk, ervaringen van racisme, ontmoeten van een radicaal persoon of overheidsmaatregelen.

Complottheorieën en nepnieuws met jongeren bespreken

Waarom gelooft de jongere in het nieuws of de theorie? Dat is een belangrijke vraag om te bespreken. Voor tips over het herkennen van nepnieuws en complottheorieën kun je de fakenieuws checklist raadplegen.

Tips om in gesprek te blijven met jongeren over complottheorieën en nepnieuws:

  • Lees en leef je in de situatie van de jongere én in de betreffende complottheorie in. Waarom is juist deze theorie aantrekkelijk voor deze jongere op dit moment? Zo kun je vanuit begrip voor de situatie het gesprek aangaan.
  • Bied een reality check(check op de dagelijkse werkelijkheid): jongeren die opgroeien in gezinnen waarin complottheorieën leven, kunnen het moeilijk hebben. Heb oog daarvoor, bied een luisterend oor en erken actief hun situatie.
  • Volg de (gratis) training Omgaan met extreme idealen (ontwikkeld door Sieckelinck & Wegman) waarin je leert om in gesprek te gaan en in contact te blijven met jongeren met extreme opvattingen. De training bevat een casus over complot denken.
Blijf op de hoogte van praktische tips over jongeren ondersteunen met de gratis online nieuwsbrieven van Zorg+Welzijn, het vakmedium voor professionals in het sociaal domein.>>

Radicalisering bij jongeren signaleren

Er bestaan geen afvinklijstjes waarmee precies is vast te stellen of iemand radicaliseert. Een niet-pluisgevoel ontwikkelen, daar gaat het om. In de richtlijn staat deze checklist niet-pluissignalen:

  • Een toenemend gevoel bij een bepaalde (politieke, religieuze, etnische) groep te horen, of juist nergens bij te horen.
  • Verbreken van oude vriendschappen ten gunste van nieuwe vrienden en sociale contacten uit een radicale groep.
  • Bepaalde uitlatingen en specifiek woordgebruik, waarin de nadruk wordt gelegd op wij-zij-tegenstellingen die te maken hebben met afkomst, religie en/of geweld.
  • Stemmingsveranderingen, zich isoleren, of andere manieren van contact maken met jou, de sociale omgeving, of familie en gezin.
  • Opvallende veranderende schoolprestaties of schoolverzuim.
  • Andere vrijetijdsbesteding.
  • Meedoen aan demonstraties.
  • Afwijzende houding tegenover de maatschappij en autoriteiten.
  • Afstand nemen van de rechtsstaat, afkeer van het systeem of openlijk verwerpen van het gezag van de staat.
  • Veranderingen in kleding en uiterlijk, bijvoorbeeld een andere haarstijl (haar laten groeien of juist afscheren) of tatoeages die symbool staan voor een bepaalde groep.
  • Recent te maken hebben gehad met een of meerdere triggerfactoren.

Let op, deze signalen geven ‘niet-pluis’ aan, maar kunnen ook wijzen op iets anders dan zorgwekkende radicalisering, zoals loverboy-problematiek, sektes of misbruik. Samenwerken en informatie delen met andere professionals is belangrijk.

Niet-pluis-instrument

Handig is ook het Niet-pluis-instrument van Stichting School & Veiligheid. Daarmee kun je het beeld van een jongere completer maken. Het instrument laat je vragen beantwoorden over bijvoorbeeld de jongere zelf, zijn/haar vrienden, school, vrije tijd en de buurt. Het Niet-pluis-instrument is ontwikkeld voor het primair onderwijs en mbo, maar ook sociaal werkers hebben er baat bij.

Webinar over richtlijn radicalisering

De richtlijn Radicalisering met nog veel tips en instrumenten vind je op richtlijnenjeugdhulp.nl. Woensdag 25 september is er een webinar over radicalisering van jongeren van 10.00 tot 11.00. Daar kun je je nog voor aanmelden.

De richtlijn is ontwikkeld door het Verwey-Jonker Instituut (projectleiding), de Hogeschool van Amsterdam en Sherazade Advies. De ontwikkeling vond plaats in nauwe samenwerking met een ontwikkelwerkgroep, bestaande uit wetenschappers en praktijkexperts. Op basis van commentaar en een proefimplementatie is de richtlijn aangevuld, en tot slot geautoriseerd door de beroepsverenigingen NIP, NVO en BPSW. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft het ontwikkelproces begeleid.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.