Er zit iets dubbels in de snel groeiende waardering voor ervaringsdeskundigen in de wereld van zorg en welzijn. In het directe contact met degene die hulp nodig heeft, blijkt de ervaringsdeskundige vaak degene die werkelijk dichtbij kan komen. Die hoop kan geven. ‘Waar jij nu bent, was ik ook, het kan dus echt beter worden’. Maar juist dat laat volgens Boevink ook een gebrek zien. De ervaringsdeskundige compenseert de professional die dat contact niet weet te maken. En om dat gebrek is het haar te doen. ‘Ervaringsdeskundigen zijn nog heel erg gericht op peer-to-peersupport, op hulpverlener zijn, op meedraaien in een team van professionals. Maar daarmee verander je niet de werkwijze van de sector waarin je meedraait.’
Doekje voor het bloeden
Eigenlijk ziet Boevink de ervaringsdeskundige nu als een prothese van een verkeerd systeem. ‘Daarin gaan meewerken, productie draaien, biedt uiteindelijk geen soelaas. Dan is het een doekje voor het bloeden. Ervaringsdeskundigen zijn namelijk ook deskundig in het systeem dat hen heeft proberen te helpen. Zij kunnen uitleggen of de hulp die ze gekregen hebben aansluit, helpt of juist hindert, schadelijk is.’
Aansluiten
Het gaat dus niet alleen om het contact met degene die hulp nodig heeft, maar ook om het veranderen van de professional die hulp geeft. Boevink is ervan overtuigd dat ervaringsdeskundigen ervoor kunnen zorgen dat de sector beter aansluit bij degenen voor wie de hulp bedoeld is. ‘Stel: er is gebleken dat je psychisch kwetsbaar bent. Die kwetsbaarheid flikkert soms op en is dan weer minder op de voorgrond. In de ggz zegt men dan dat je een ziekte hebt, een stoornis ergens in je brein. Dat dat een bepaald beloop heeft en dat dat beloop beïnvloed kan worden door behandeling. Of het wordt niet beïnvloed en dan ben je uitbehandeld en opgegeven.’
Kwetsbaarheid
Maar volgens de onderzoeker moet het er juist om gaan dat je allemaal meebeweegt met die kwetsbaarheid, je signalen leert herkennen, er even opgeschaald wordt, en dan weer verder gaat. ‘Die kwetsbaarheid is niet weg te poetsen, maar dat hoeft niet leidend te zijn. Het gaat om het dagelijks leven, je kwetsbaarheid daar in te passen. Dat verhaal vertellen de goede ervaringsdeskundigen, zowel aan cliënten als aan professionals.’
Afstand
Onlangs sprak Wilma Boevink op een door Zorg+Welzijn georganiseerd congres over ervaringsdeskundigheid. Gedurende de dag en uit de evaluatie bleek dat veel professionals die deelnamen zich aangevallen voelden, zelfs buitengesloten. Terwijl volgens hen professional en ervaringsdeskundige toch samen zouden moeten optrekken. Boevink: ‘Ik heb er begrip voor, maar ik vind het ook een beetje flauw. Het is natuurlijk heel lang andersom geweest. Patiënten werden buitengesloten. We komen uit een tijd waarin het absoluut niet ging over gezamenlijk en gelijkwaardigheid. Woorden die nu ineens als vanzelfsprekend worden beschouwd terwijl we nog ver zijn verwijderd van een werkelijke verandering van het systeem. Ik denk dat het samenkomen van ervaringsdeskundigen en hulpverleners en het vervolgens in gesprek gaan alleen vruchtbaar kan zijn als de partijen de afstand tussen zorgaanbod en zorgvragers erkennen.’
Autonoom
Eigenlijk stelt Boevink dat samenwerken prima is, maar dat het wel moet wrijven, dat het lastig moet zijn. ‘Dat lijkt me een voorwaarde om een goede ervaringsdeskundige te zijn. Ik ben twee dagen in de week in dienst bij ggz-organisatie GG-Net en ik voel hoe je kunt worden meegezogen in hun denken, hun woordkeuze en op een gegeven moment loop je het risico niet meer autonoom genoeg te zijn.’
Leerproces
Wat zou dan de ideale werkverhouding tussen ervaringsdeskundigen en professionals moeten zijn? Boevink: ‘In de ideale verhouding realiseren hulpverleners zich dat ze een leerproces ingaan wanneer ze ervoor kiezen een ervaringsdeskundige in hun team op te nemen. Nu is het nog veel te vaak zo dat de keuze vooral gemaakt wordt om bij mensen bij wie professionals niet zo makkelijk binnenkomen, toch aansluiting te vinden.’
Lees het hele artikel in Lees het hele artikel in het septembernummer van Zorg +Welzijn >>
In aanvulling op Wilma:
Het blijkt dat van ervaringsdeskundigen verwacht wordt dat ze meedraaien in het systeem. Ze worden vaak aangestuurd door leidinggevenden die de eigenheid van ervaringsdeskundigheid onvoldoende (willen) onderkennen. Op andere plekken wordt zelfs verwacht dat ze dezelfde taken uitvoeren als begeleiders, zoals bijvoorbeeld medicatie verstrekken. Helaas is het zo dat je in de huidige situatie pas binnenkomt op heel veel vacatures wanneer je een opleiding hebt die grotendeels overeenkomt met die van reguliere medewerkers, anders wordt je inzet als ervaringsdeskundige niet vergoed. Het huidige financieringssysteem draagt er, samen met tweepettenopleidingen als de BGE , toe bij dat ervaringsdeskundigen in de praktijk pas ervaringsdeskundigen kunnen zijn (met al het schurende dat daarbij hoort), wanneer het systeem dat toestaat. Je moet als ervaringsdeskundige heel stevig in je schoenen staan om, met kans op baanverlies, nee te zeggen tegen bepaalde taken en vanuit je eigenheid te handelen. Wanneer ze dat niet kunnen, worden ze opgezogen in het systeem en zijn het medewerkers als alle anderen.
Mee eens. Gedeeltelijk.
Het lijkt me als ‘ervaringsdeskundige’ een kriem om te moeten gaan werken bij organisaties waar je zelf eerder op een negatieve ervaring bent gestuit. Vooral wanneer die organisaties nog lang niet klaar zijn om de controversiële wereld van ervaringsdeskundigheid op hun dak te krijgen.
Los van enige schuldvraag, denk ik dat iedereen zich wel kan voorstellen dat er onder ‘ervaringsdeskundigen’ een heel ander beeld heerst over de manier waarop zaken ‘geregeld’ moeten worden. Vooral als het er op aankomt hoe het er achter de schermen aan toe gaat.
Voor een ‘ouderwetse’ organisatie, of een ‘grote logge’ organisatie, lijkt me dat dit zelfs desastreus kan zijn. Wellicht zou je zelfs op polarisatie kunnen stuiten. Maar dat is altijd al een van de grote problemen geweest binnen het sociale werkveld.
De populariteit van de ervaringsdeskundige was er nooit geweest als er niet altijd al enkelingen tussen hadden gelopen die ‘de zaken anders aanpakten’, die ‘het verschil maakte’, ‘een stap verder gingen’. Dat zijn de voorbeeldfiguren, ‘idolen’, waaraan ervaringsdeskundigen zich willen spiegelen. Niet aan de conservatieve hulpverlener, met zijn duidelijke separatie tussen ‘hulpverlener’/’hulpbehoevende’, die er wellicht gewoon te weinig bij stil heeft gestaan dat juist dat wat volgens die visie onmogelijk lijkt, ironisch genoeg nu werkelijkheid is geworden.
Om ervaringsdeskundige te worden is een inspirerend voorbeeld essentieel. Niemand zou ervoor kiezen als ze nooit een hulpverlener hebben ontmoet waarmee ze zelf een échte connectie hebben gevoeld, een echte band hebben opgebouwd. Dat is de kracht van de hulpverlener die er bij een ervaringsdeskundige op heeft gezeten.
Het is dus niet alleen interessant om de ervaringsdeskundige te zien als iemand die binnen komt gestormd als advocaat van de duivel, en zich eigenlijk alleen maar wat bezighoudt met ‘black magic’ en ‘witchcraft’, het is véél interessanter om een ervaringsdeskundige te zien als een ‘student’ van een goede leermeester. Als je de ervaringsdeskundige gaat bewonderen om zijn ‘grensoverschrijdende attitude’, dan verziek je hem(!).
Moedig hen aan om dat sterke voorbeeld als leidraad te nemen, die hulpverlener die zij in hun gedachten hebben wanneer zij hun werk uitvoeren, die heeft hen namelijk ook manieren aangeleerd om een goede professional te zijn, maar die moeten ze wel zien. Zet hen vooral niet voor de keuze: ‘onderdeel worden van het probleem/systeem’ of ‘het werkveld op zijn kop zetten’.
Bestudeer hun voorbeelden. Laat hen samen optrekken met die voorbeelden. Voorkom dat de negatieve ervaringen de fundamentele verantwoording voor hun bestaansrecht worden, want dat wordt een probleem. De professionals die ervaringsdeskundigen hebben voortgebracht, zijn de sleutel tot het opnemen van deze groep in het werkveld. Dat is lastig, want daar kunnen wel degelijk rare en ongemakkelijke situaties ontstaan, maar dat is beter dan wanneer die rare situaties zich gaan voordoen met cliënten. Maak de internalisatie van ‘professional zijn’ daarom onderdeel van de professionele ontwikkeling, niet van het herstel – biedt daar als werkveld de middelen, ruimte en tolerantie voor.