De vorige keer blogde Magteld over ’toekomstig zelfbewustzijn’ >>
Zo zeggen Zeeuwen dat het gewoon zijn gangetje gaat. Wat verdiepende vragen leveren niet veel meer stof tot praten op: ze ziet slecht, loopt nog slechter, valt regelmatig, heeft nog wat kleine restverschijnselen van een hersenbloeding, regelmatig een veel te hoge bloeddruk, heeft vijf keer per dag buurtzorg, kookt niet meer voor zichzelf, heeft fysiotherapie aan huis en een groot deel van de dag is ze bezig met haar dagelijkse dingen zoals aankleden (met hulp), kopje thee zetten, boterhammetje eten en dan even wegsuffen.
Niet klagen maar dragen
De enige afleiding die ze heeft is breien. Hier en daar wordt een steekje gemist, maar dat maakt niet echt uit. Alle achterkleinkinderen zijn voorzien van een knuffel-breisel van oma en zelf ben ik de gelukkige bezitter van een heerlijke omslagdoek. Heel af en toe komt er iets van de oude oma boven, bijvoorbeeld op het moment dat ze aankondigt ‘straks even kerstvakantie te houden’ en geen opdrachten meer aan te nemen. Ze wil straks lekker gaan genieten van haar kerstboom en geen werk hoeven doen. Voorzichtige of directe vragen naar haar perceptie op het leven, verzanden in een gevoelig mijnenveld. Oma is van de generatie ‘niet klagen maar dragen’ met als haar grote voorbeeld haar eigen opa. Die werd met een zeer bewogen levensloop, waar veel verlies in werd geïncasseerd, 98 jaar. Ze heeft dus mogelijk nog wel even wat voor de boeg. Nee het valt niet altijd mee, maar ja…. Een inkijkje krijgen van haar beleving op ouder worden is niet gemakkelijk, het lijkt bijna verboden terrein.
Niet meer wakker worden
Hoe anders gaat mijn buurvrouw daarmee om. Ik noem haar hier maar even Janny. Janny is bijna 87 en ik had haar een tijd niet gezien, terwijl ik weet dat ze iedere dag even de scootmobiel pakt en ook haar rollator uitlaat. Ze vertelde zelfs dat ze aan een tienweken durend fitnessprogramma voor ouderen was begonnen bij de fysiofitness. ‘Om de conditie nog een beetje op te peppen.’ Ik sprak haar vorige week zondag op de stoep, het was best lekker weer. Hoe het met haar ging, was mijn vraag. ‘Nou,’ was de directe tekst van Janny, ‘als ik morgen niet meer wakker word, vind ik het prima’.
Noodzakelijke egoïst
Dat was wel meteen een duidelijk openingsstatement in ons gesprek. Ze vertelde dat ze zo moe werd van het feit dat alles om haarzelf moest draaien: haar lijf laat haar op meerdere fronten in de steek en dat kost veel energie. Je wordt een noodzakelijke egoïst, zo gaf ze aan, en dat bevalt haar helemaal niet. Ze is niet eenzaam of somber, maar ze wordt moe van zichzelf en baalt van het feit dat er zo weinig tijd en energie overblijft voor de dingen die het leven leuk maakt. Ze is er wel klaar mee. Haar kinderen weten niet dat ze er zo over denkt. Waarom niet? Dat is lastig, zo gaf ze aan, daar hebben we het niet over. Ik heb er met Janny nog even over doorgesproken en zij trok voor mij de conclusie dat ik als buurvrouw niets kon doen, maar ook haar kinderen niet, niemand niet. Dit was haar ding, haar perceptie en haar ‘getob’. Tuurlijk klopt ze aan met haar praktische vragen. Maar daar ging dit gesprek niet over.
Begrip
Het gesprek is blijven hangen. Net als het wekelijkse contact met mijn oma. Ik hoop dat iemand van de buurtzorg vragen aan haar stelt. Vragen durft te stellen. Vragen die ik niet kan stellen. Waar ik in mijn rol als kleindochter niet bij kan komen. Maar die wel even voor echt contact, inzicht en mogelijk wat begrip kunnen zorgen, zoals mij overkwam op de stoep met mijn buurvrouw.