Gretige welzijnsmedewerkers kregen van hun baas, Tinten welzijnsgroep, de kans om wat bij te spijkeren in deze tijden van transitie. Samen met docenten van de HanzeHogeschool Groningen, ging ik dit avontuur aan.
Steevast begonnen de bijeenkomsten met een prachtig beeldend filmpje van Jan Rotmans (hoogleraar EUR transities en transitiemanagement), over de transitiekunde van pinguïns uit het diepe Zuiden.
Want voor je het weet, ga je met elkaar in discussie waarom het allemaal zo nodig moet, en op deze manier, en met nog zo weinig zekerheden De pinguïns lieten ons zien dat transities van alle tijden zijn, en dat er voorlopers, nablijvers, twijfelaars en creatievelingen zijn. Dat merken we in de dagelijkse transitiepraktijk. En zo ook tijdens de trainingen. En daar moet over gesproken kunnen worden, dat alleen al is een belangrijke stap. Inmiddels zijn de scholingen voor breder publiek beschikbaar, via het FCB, zodat meer sociaal werkers de gelegenheid kunnen nemen zich voor te bereiden.
Een van de belangrijke gespreksonderwerpen was bijvoorbeeld de transitietijd. De pinguïns doorlopen een transitietijd tussen de 50 en 200 jaar, afhankelijk van de aard van de transitie en de omstandigheden.
De deelnemers aan de scholing kregen het dus nogal voor hun kiezen: velen namen aan dat zij de tijd hadden tot 1 januari aanstaande én dat ze dan álles moesten weten als generalist jeugd en gezin.
Wat betreft het eerste punt. De ingangsdatum staat onomstotelijk vast als officieel omslagpunt. Maar velen zijn er zich al ter degen op aan het voorbereiden: gemeenten, organisaties en medewerkers. Gaandeweg de scholingen merkte ik ook duidelijk dat de meeste sociaal werkers zich steeds meer en beter gingen voorbereiden op hun nieuwe rollen. Zo is de discussie over registraties (dus bevoegdheden) van de verschillende beroepsgroepen nog in volle gang en zet de MO-groep zich ook in voor de registratie van onder andere jongerenwerkers. Want als je wilt dat mensen zich breder in gaan zetten, dan moeten ze dat toch ook wel mogen, nietwaar?
Voor de verandering krijgen we geen 50 tot 200 jaar, dat is teveel gevraagd, en misschien ook wel stroperig. Maar laten we ons er wel van bewust zijn dat de transitie tijd vraagt, ook na 1 januari aanstaande.
En het tweede punt: alles weten kan en hoeft niemand. Maar veel weten te vinden, met elkaar in gesprek gaan. Daar draait het om volgens mij. En daar moet ruimte voor zijn. De transities gaan gepaard met efficiëntiedoelstellingen (bezuinigingen), maar vragen ook om investeringen. In tijd en geld. Hoe tegenstrijdig dat ook moge klinken.