Hans van Eeken leidde tot zijn veertigste een leven zoals zovelen: huis, gezin, een eigen zaak. Maar toen er een groot familieconflict ontstond, het huwelijk strandde en zijn bedrijf failliet ging, raakte hij in een diepe crisis. ‘Ik leefde letterlijk met een koffer op straat. Langzaam kwam het besef dat ik eindelijk eens hulp moest gaan accepteren.’
Struikelen over hulpverleners
Hij vervolgt: ‘Het ging door het opgroeien in een disfunctioneel gezin al jong eigenlijk niet goed met me, maar ik heb nooit hulp gezocht. Op straat struikel je bijna over de hulpverleners in Amsterdam Nieuw West. Het viel me op hoe snel die allemaal actie willen: gauw een woning en toeleiden naar werk bijvoorbeeld. Dat wilde ik na mijn crisis ook, maar daar was ik nog helemaal niet aan toe. Geloof me: gezonde mensen gaan voor goud, die pakken alle kansen aan. Maar ik was nog niet voldoende hersteld. Heb ik nu, als ervaringswerker, contact met een dakloze die onder de brug wil blijven slapen? Prima, van mij moet hij niks. Ik respecteer zijn manier van leven.’
Zorgvermoeid
Marcello van den Anker, door drugsgebruik psychotisch geworden en in de criminaliteit beland, sluit zich aan bij het verhaal van Van Eeken. ‘Ik was ook een beetje verslaafd aan de manier van leven: ik deed niets anders van mijn twaalfde tot mijn dertigste. Van al die hulpverleners was ik zorgvermoeid geraakt, dat vind ik een betere term dan zorgmijden. Leg het “niet willen” niet alleen bij de zorgmijder neer: misschien doe jij als hulpverlener ook wel iets niet goed, of speelt er iets heel anders waardoor er geen echt contact kan ontstaan.’ Zelf vond hij bijvoorbeeld dat zorgverleners zich altijd boven hem plaatsten, en ging hij een spel spelen om het ze moeilijk te maken. ‘Totdat er een ervaringswerker kwam die me liet zien dat ík mezelf juist onder hen plaatste. Ik voelde me als kind al minder dan anderen, dom. Die ervaringswerker gaf me wat ik als klein jochie al nodig had gehad: hij zag me, nam de tijd om mij te leren kennen. Hij sprak mijn taal, dat gaf hoop. Daardoor kon ik in beweging komen.’
Boze mensen
Op het Zorg+Welzijn congres Zorgmijders vertelden Van Eeken en Van den Anker dat precies dat de kracht is van ervaringswerkers, mogelijk gemaakt door zowel hun doorleefde kennis als door hun functieomschrijving: zij mógen de tijd nemen. Van Eeken: ‘Ervaringsdeskundigen zijn veteranen, teruggekomen uit een hel. Dat geeft meteen een soort energetische verbinding, je kunt een rolmodel zijn voor iemand die geen hoop meer heeft. Wij kunnen de tijd nemen, we hebben geen ongelijkwaardige hulpverleningsrelatie waarin we wat met elkaar moeten. Ik heb nooit een ander doel dan luisteren, aandacht geven, me gelijkwaardig opstellen.’ Van den Anker noemt het meebewegen: ‘Zorgmijders zijn vaak boze mensen. Ga geen tegengas geven, neem het niet persoonlijk. Verleen gewoon even geen hulp, probeer iemand niet te redden. Gewoon er zijn, dat is genoeg.’
Samenwerken met professionals
Zowel Van Eeken als Van den Anker werken zelf nauw samen met professionele hulpverleners. Van Eeken trok onlangs bijvoorbeeld enkele weken samen op met een psychiater op de crisisdienst in Amsterdam. ‘We werken als gelijkwaardige partners samen, gaan samen het gesprek in. Hij staat onder druk, moet snel door, ik heb de tijd. Hij neemt besluiten, hij kan veel wat ik niet kan en andersom. Gaat hij weg, dan blijf ik zitten bij de cliënt voor een kop koffie. Dan vraag ik: “Hoe is dit nu allemaal voor u?”. Dan komen de tranen, contact, er ontstaat een relatie, verbinding. Ik zou het alle zorgteams aanraden om een ervaringswerker in te huren: verbinding is het begin van herstel, altijd.’