Ik druk op de bel. Het duurt even, maar dan doet een flinke vrouw de deur open. Ze is behoorlijk zwaarlijvig, met diabetes als gevolg. Zelf denkt ze hier anders over en wil ze van geen oorzaak en gevolg weten.
Vlekken
Ze draagt een strakke legging en dito shirt. Op het shirt een bijzonder hippe print, en vlekken. De print past niet bij de vrouw, de vlekken wel. De vrouw straalt en lacht hartelijk. ‘Wat heb ik jou lang niet gezien!’
Ondefinieerbaar oud vuil
Bij het binnengaan van het huis penetreert een zure, maar tevens bedompte lucht mijn neus. De vloer plakt en glibbert tegelijk, vettigheid. Op de deuren en kozijnen amper verf, wel ondefinieerbaar oud vuil. We gaan de warme keuken in waar de lucht me haast mijn adem ontneemt. Uit een kleine radio klinken zachte smartlappen. Ik neem plaats op de stoel die er speciaal voor mij staat, praktisch gepositioneerd.
Afgeleid
De vrouw staat dicht bij me en praat voortdurend. Ik merk dat ik me moeilijk op haar woorden kan concentreren. Ik ben voortdurend afgeleid door de geur in het huis en de fruitvliegjes bij het aanrecht. Het is niet erg dat ik niet in staat bent goed te luisteren, ze heeft dat niet in de gaten. Af en toe een bevestigend of ontkennend woord is genoeg.
Insuline
Ik onderbreek haar woordenstroom en vraag haar de juiste hoeveel insuline op te draaien. Ze draait de naald op de spuit en doet netjes wat ik haar gevraagd heb. Ik kijk of ze het goed gedaan heeft, complimenteer haar uitgebreid en injecteer de insuline in een niet kinderachtige buikplooi.
Washandje
Nu gaat ze zitten, doet haar schoenen en sokken uit en legt haar been op een krukje. Eens per week worden haar voeten aan een grondige inspectie op wondjes en oneffenheden onderworpen, waarbij niet geheel duidelijk is wanneer deze voor het laatst een washandje hebben gezien. Vandaag is de eer aan mij.
Niet vies van jou
Ik vraag haar waar de handschoenen liggen. ‘Oh die zijn op’, zegt ze luchtig. ‘Geeft niet hoor, ik ben niet vies van jou.’ Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Nee hoor, echt niet’, zegt ze, terwijl ze naar me lacht. ‘Geeft echt niks.’ Ik lach schaapachtig terug.
Veel medemensen raken vervreemd van onze samenleving. Kunnen niet mee, sterker nog… ze kunnen hun zorgvraag richting instanties nauwelijks formuleren. Bestaat er voor hun gevoel ‘een beter’ als waar zij in verkeren. Zelfredzaamheid? Nee, bemoeizorg hebben ze nodig! We mogen ze niet laten verpieteren. We blijven ze lastig vallen met bemoeienissen, tot dat ze het ook goed hebben.