‘Bestuurders hebben genoeg mogelijkheden om op te treden tegen overlast,’ meent de Utrechtse advocaat Bernard Tomlow. Al tientallen jaren verdedigt hij mensen die onder overlast van buren lijden. Volgens de advocaat is het inderdaad vaak moeilijk om glashard bewijs te leveren van overlast. ‘Als mijn buurman thuiskomt van zijn werk en ik steek mijn middelvinger naar hem op, dan is dat moeilijk te bewijzen. Of als ik kookvet tegen zijn ramen donder of troep in zijn tuin gooi waardoor zijn planten en bomen doodgaan. Toch hoeven de autoriteiten niet met hun armen over elkaar te gaan zitten als er geen bewijs is. Ze kunnen de overlast in kaart brengen. De politie of de wijkagent kan de dode planten en vieze ramen bekijken, buurtbewoners spreken over de verhoudingen tussen verschillende mensen. Met die gegevens kom je vaak al een heel eind bij de rechter. In een kort geding om overlastveroorzakers het huis uit te krijgen hoef je immers geen bewijs te leveren. Je moet alleen voldoende aannemelijk maken dat bij een volledige gerechtelijke procedure de zaak in het voordeel van de eiser zal uitvallen. Maar meestal is er helemaal geen gebrek aan bewijs bij flagrante overlastzaken.’
Waarom duurt het dan toch zo lang voordat klachten van omwonenden serieus worden genomen?
‘Doordat de autoriteiten geen grenzen durven te stellen. Ze weten niet hoe ze dit soort situaties moeten aanpakken. Daarom proberen ze het met pappen en nathouden. De buurt met het probleem maar oplossen. Dat zag je ook in Kloosterhaar. Allerlei hulpinstanties hielden zich bezig met het gezin dat de overlast veroorzaakte. Dat gezin werd feitelijk als slachtoffer beschouwd. Door hun gedrag dwingen ze hulpverlening, voorzieningen en vangnetten af. En krijgen ze niet wat ze willen, dan bestraffen ze hun omgeving met nog meer overlast. Op die manier nemen de overlastveroorzakers het initiatief over van de bestuurders. Dan kan het zover komen dat de buurt het niet meer pikt. Terwijl de woningcorporatie, de politie en de gemeente de verhalen van de omwonenden kenden. Ze hadden dat gezin allang uit het huis kunnen zetten.’
En dan? De volgende buurt met het probleem opzadelen of ze op straat laten wonen?
‘Wie niet horen wil, moet voelen. Als die mensen niet accepteren dat hun vrijheid ergens ophoudt en dat ze rekening moeten houden met anderen, dan is dat hun probleem. De zorgplicht van de overheid om ze huisvesting te bieden houdt ergens op. Want die zorgplicht is immers een inspanningsverplichting, geen resultaatverplichting. Nergens staat dat de overheid alle burgers een huis moet verschaffen. Als je je woonrecht verspeelt, dan word je geconfronteerd met “vrijwillige” dakloosheid. Daar heb je dan zelf voor gekozen. Of je kunt beseffen dat het zo niet langer kan en dat je moet veranderen. Daar is de afgelopen jaren het zogenaamde “laatste kansbeleid” voor ontwikkeld. Mensen kunnen het in een andere buurt nog een keer proberen, onder strikte voorwaarden. Veelal gaat het om een proefperiode van twee tot drie jaar. In tachtig tot negentig procent van de gevallen gaat dit goed. Het is keihard, maar daarom werkt het.’
Kan er niet veel meer gebeuren voordat het tot uitzetting komt. Door mediation, bijvoorbeeld?
‘Je moet iedere zaak op zijn merites beoordelen. Mediation kan in sommige gevallen helpen. Maar mijn bezwaar is dat er te weinig drang en dwang achter zit. Het is allemaal te vrijblijvend. Je kunt mensen gezellig rond de tafel zetten en met alle partijen gaan praten, maar als er geen sanctie volgt voor iemand die zijn gedrag moet normaliseren, dan duurt het allemaal veel te lang. En door tijdverlies ontstaat vaak nodeloos meer schade. Mijn ervaring is dat mensen die ernstige overlast veroorzaken pas bereid zijn hun gedrag te veranderen als je zegt: nu aanpassen of wegwezen. Vaak doen die overlastveroorzakers op de zitting nog alsof er niets aan de hand is. Het lijkt wel alsof we een samenleving hebben gecreëerd waarin mensen niet meer geloven dat er nog grenzen kunnen worden gesteld. Ze denken dat ze onaantastbaar zijn, dat ze mogen doen en laten wat ze willen. Als ze jarenlang de buurt hebben geterroriseerd en het komt tot een uitzetting, zijn ze stomverbaasd.’
Het afgelopen jaar is het aantal ontruimingen verdubbeld tot 450. Zijn er meer overlastgevers of worden mensen minder tolerant?
‘Mensen zijn over het algemeen bijzonder tolerant. Laatst heb ik nog een zaak verdedigd van buurtbewoners die jarenlang zijn bedreigd, mishandeld en weggepest. Over het algemeen duurt het heel erg lang voordat mensen de gang naar de rechter maken. Veel wijken zijn de afgelopen dertig jaar ook ontzettend veranderd. Met zesenveertig nationaliteiten in de straat, heel verschillende levensstijlen. De een gaat naar bed als de ander opstaat. Eigenlijk is het wonderlijk dat het over het algemeen zo goed gaat. Het gaat pas mis als mensen in hun veiligheid worden aangetast. Dan raakt het buurtkrediet snel op. En dat zie je nu gebeuren. Mensen voelen zich steeds minder veilig in hun buurt. Dat leidt tot anonimiteit, tot minder sociale cohesie, minder controle en correctie. Als de bestuurders dan niet duidelijk maken waar het privé-domein ophoudt en het publieke domein begint, slaat de verloedering toe. Doe je dat niet, dan ontstaan er gebieden waarvan je moet zeggen: hier hebben we de strijd verloren. Dat mag een bestuurder natuurlijk nooit accepteren.’
Is Bernard Tomlow, ooit sociaal advocaat, een hardliner geworden?
‘Ik heb me tientallen jaren bezig gehouden met het ondersteunen van mensen in hun strijd tegen overlast. Doe ik dat voor de sterken in de samenleving of voor de slachtoffers van geweld en intimidatie? Als ik bij een woningcorporatie meedenk over een snelle incassoprocedure ten aanzien van wanbetalers waarmee voorkomen kan worden dat mensen in uitzichtloze schulden terechtkomen, in wiens belang doe ik dat dan?
Ik bestrijd uitwassen die ontstaan omdat mensen hun verantwoordelijkheid niet nemen. Dat zie je ook in de politiek: men is tegen alles en iedereen vriendelijk geweest en heeft alles toegelaten. Maar dat blijkt niet altijd sociaal te zijn.’