’ADHD is net als kanker, maar je gaat er niet dood aan’, zegt de 11-jarige Sylvia. Het proefschrift van socioloog Sanne te Meerman begint met deze veelzeggende quote die zijn probleemstelling direct helder maakt. De term duikt voor het eerst in 1987 op in DSM-III, het handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. ‘Deze classificaties waren bedoeld om mensen in de zorg en onderzoekers een hulpmiddel bij de communicatie over stoornissen te geven. Het zijn geen ziektes als griep.’
Eigen leven gaan leiden
Ook de auteurs waarschuwden destijds al voor het gevaar om de omschrijvingen en classificaties als een ‘ziekte-entiteit’ te zien, maar tevergeefs, constateert Te Meerman. ‘ADHD is echt een eigen leven gaan leiden. Het is een ding geworden, wat je kunt hebben.’ Deze zogeheten reïficatie is niet zonder gevolgen en heeft vele gezichten.
Taal
Veel heeft volgens Te Meerman te maken met de taal en de manier waarop over ADHD wordt gesproken. ‘Gedragingen, zoals “kinderen die elkaar in de rede vallen, kind heeft vaak moeite op zijn beurt te wachten”, worden symptomen genoemd. Dat wekt al de suggestie dat er meer achter zit. Er worden diagnoses gesteld, er zijn medicijnen beschikbaar. Al dit soort medische termen zorgen ervoor ADHD als een “ding” wordt gezien.’ Al dit medische jargon kan er bovendien in de praktijk toe leiden dat professionals in het onderwijs zich minder geschikt voelen om met deze kinderen om te gaan. Ook wetenschappers dragen bij aan de reïficatie van het begrip, zegt Te Meerman.
Brein
‘In 2017 stelden Nederlandse onderzoekers dat kinderen met ADHD-classificatie veranderende hersenen hebben en dat ADHD dus een stoornis van het brein is. Maar wat blijkt, het gaat over gemiddelden. Dit betekent dat er bij veel kinderen ‘met een ADHD’ geen sprake is van veranderende hersenen. Vervolgens opent NOS met het nieuws dat ADHD te zien is in een hersenscan. Dit laat zien wat het gevaar is van generalisatie. Dit nieuws kwam later ook op CNN terecht.’
Zwakke verbanden
Het is nog maar een van de vele voorbeelden die Te Meerman in zijn onderzoek heeft aangetroffen. ‘Voortdurend wordt er gesuggereerd dat er een uniek kenmerk is voor kinderen met ADHD. Of in de hersenen of in de genen, maar het blijkt elke keer om uiterst zwakke verbanden te gaan. Keer op keer blijkt dat geen unieke kenmerken voor ADHD zijn.’
Tekstuele stilte
Ook onderzoek wat niet helemaal in het straatje van de onderzoekers past, wordt volgens de socioloog vaak niet vermeld. De zogenoemde ‘tekstuele stilte’. Te Meerman: ‘Geboortemaandstudies laten de neiging zien om vroege leerlingen vanwege hun natuurlijke, jonge gedrag te classificeren met ADHD en hen hiervoor medisch te behandelen.’
Kwade wil
Van kwade wil van de onderzoekers is volgens Te Meerman overigens geen sprake.’ Er zijn nogal wat onderzoekers die sterk geloven in een biologische benadering van gedrag. Maar ook andere belangen spelen een rol. De farmaceutische industrie is uiteraard geïnteresseerd en het is makkelijker om voor bepaald biomedisch onderzoek financiering te vinden dan voor andere takken van sport.’
Zeer verkeerd
Wil dit alles zeggen dat ADHD niet bestaat? ‘Het bestaat zeker als een categorie, het kan zeker helpen om kinderen te beschrijven die een bepaald gedrag vertonen. En er zijn zeker drukke, onrustige kinderen, we willen hierbij de problemen die ouders ondervinden niet ontkennen. Maar categorisch kinderen die ADHD hebben wegzetten alsof ze een hersenstoornis hebben is zeer verkeerd. Het is een naam voor verschillende kinderen met enigszins overeenkomstig gedrag dat echter totaal verschillende oorzaken kan hebben. Het gevaar is dat je door deze beweringen, door deze generalisaties, het probleem bij het kind legt. Er is iets mis met het kind. Dat kan een grote impact hebben.’ Door rusteloosheid medisch te framen, is volgens Te Meerman de verleiding groot om zo voorbij te gaan aan andere grotere problemen zoals het schoolsysteem, echtscheiding, armoede, trauma en angst.
Functie
Hij wijst ook op filosoof Trudy Dehue die stelt dat veronderstelde biologische verklaringen van gedrag zoals ADHD ook een functie hebben. Ze kunnen zo een excuus kunnen geven voor iemand, zeker als deze niet voldoet aan ‘de eigentijdse neo-liberale norm van zelfvoorzienend en succesvol zijn.’
Bijval
Te Meerman werkt momenteel in opdracht van ZonMw aan een richtlijn voorlichting over ADHD en werkt hiervoor als coördinator voorlichting bij de Academische werkplaats voor ADHD en druk gedrag. Hij is geen roepende in de woestijn. ‘Ik krijg veel bijval uit de praktijk. Veel professionals herkennen zich in dit verhaal. Zeker ook psychiaters. Ze maken zich echt zorgen en zitten met de handen in het haar. Ik hoop ook dat we deze keer niet het voorbeeld van de VS volgen. Er zijn regio’s waar een vijfde van de jongens geclassificeerd is met ADHD. Tja, dan zijn we in mijn ogen de kindertijd aan het pathologiseren.’
Het is niet bekend hoeveel kinderen en jongeren in Nederland op dit moment ADHD hebben. Er zijn geen recente Nederlandse onderzoeken of registraties die daarover betrouwbare gegevens kunnen leveren. Op grond van meta-analyses van het epidemiologisch onderzoek naar ADHD, heeft afhankelijk van criteria, methode en leeftijdsgroep 2 tot 7 procent van alle jeugdigen ADHD (Gezondheidsraad, 2014). Hoewel er uit onderzoek geen aanwijzingen zijn dat de prevalentie van ADHD toeneemt, is er wel een aanzienlijke stijging van het aantal voorschriften voor ADHD-medicatie. Het aantal recepten voor ADHD-medicatie voor jeugdigen van 4 tot 18 jaar is in een periode van tien jaar (2003-2013) verviervoudigd (Gezondheidsraad, 2014). De laatste jaren vlakt deze groei af. Bron: Nederlands Jeugd Instituut