Uit onderzoek blijkt dat ten minste tachtigduizend kinderen per jaar
ernstig worden mishandeld. Vorig jaar werden ruim twintigduizend gevallen
voorgelegd aan de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s), tien procent
meer dan het jaar ervoor. Toch is het nog slechts een kwart van het aantal
gevallen van kindermishandeling. Hoewel Gert van Harten, hoofd van het AMK
Gelderland, blij is dat het aantal meldingen blijft groeien, vindt hij dat het
nog veel beter kan. Om meer bekendheid te geven aan het werk van de AMK’s,
worden er in alle regio’s campagnes opgezet, maar de financiering hiervoor is
nog niet rond. Ook willen de AMK’s dat er Postbus 51-spotjes op de landelijke
zenders komen.
Van Harten: ‘We willen dat er permanent aandacht is voor het probleem
kindermishandeling. De aandacht is er nu in vlagen, terwijl het probleem
natuurlijk constant speelt.’ Het niet melden van kindermishandeling komt voor
een deel voort uit onwetendheid bij mensen, maar er zijn ook professionals die
geen melding doen. ‘Er zijn bijvoorbeeld leerkrachten die zeggen dat ze geen
melding doen omdat ze het contact met de ouders en kinderen niet willen
verliezen. Ik verdenk ze er wel eens van dat ze zich achter excuses verschuilen
omdat ze het doodeng vinden om aan de bel te trekken. Maar als de school nog de
enige veilige plaats is voor een kind moet je er natuurlijk voor moet zorgen dat
die plek niet verspeeld wordt. Juist door de samenwerking tussen AMK en school
kan in het belang van het kind gehandeld worden.’
Is de angst van leerkrachten dan niet gegrond dat ouders hun kinderen
van school halen als deze erachter komen dat vanuit de school een melding van
kindermishandeling is gedaan?
‘De kans is groot dat de ouders hun kind van school halen wanneer de school
het AMK er meteen op afstuurt en zelf anoniem blijft. Dan reageren ouders veel
kwader dan dat de scholen er zelf mee aan de slag gaan. Ze zullen er dan alles
aan doen om er achter te komen wie de melding heeft gedaan. Als leerkrachten
vermoeden dat er sprake is van kindermishandeling, is het dus beter dat ze zelf
contact leggen met de ouders. Voordat ze een gesprek aangaan, kunnen ze bij ons
advies vragen over hoe ze het moeten aanpakken. Door een gesprek goed aan te
pakken kunnen leerkrachten laten zien dat ze willen helpen. Natuurlijk is er een
aantal ouders dat zal ontkennen dat er wat aan de hand is, maar vaak is er ook
opluchting. Veel ouders handelen uit onmacht en vaak zijn ze blij dat de
vicieuze cirkel doorbroken kan worden. Reageren de ouders niet, dan wordt alsnog
het AMK erbij gehaald. In principe kunnen scholen aangeven dat ze anoniem willen
blijven voor de ouders, maar dat raden wij niet aan.’
Wat doet het AMK met anonieme meldingen?
‘We nemen in beginsel geen meldingen aan waarbij de melder anoniem wil
blijven ten opzichte van het AMK, maar het kan gebeuren dat een melding zo
ernstig klinkt dat we er toch achteraan gaan. Vooral om valse meldingen te
voorkomen en om in sommige gevallen nog te kunnen overleggen, willen we dat de
melders hun identiteit bij ons bekend maken. Maar ze kunnen er wel voor kiezen
om hun naam niet bekend te maken bij de ouders van de kinderen om wie het gaat.
Alleen professionals die in het gezin met de ouders en het kind werken, maken de
melder bij de ouders bekend. Van artsen, onderwijzers en andere professionals
willen we liever ook dat ze openlijk zijn tegen de ouders. Vijftig procent van
de meldingen komt van familie en buren. Voor hen kan het erg belangrijk zijn dat
de ouders niks weten van hun melding. Ze hebben vaak al nachten wakker gelegen
voordat ze besluiten om het vermoeden van kindermishandeling door te geven. Ze
weten vaak niet dat ze eerst vrijblijvend om advies kunnen vragen. In sommige
gevallen adviseren we om meteen een melding te doen, maar soms raden we ook aan
om zelf een gesprek met de buren te beginnen. Als de buren anoniem willen
blijven voor de ouders die hun kind mishandelen, moeten we in het dossier erg
voorzichtig zijn met de formuleringen. We moeten er dan voor zorgen dat de
informatie in het dossier niet herleidbaar is tot de melder. Ouders kunnen
namelijk altijd inzage vragen in hun dossier. Als in het dossier de melding
staat dat er ’s nachts tegen de kinderen geschreeuwd wordt en dat ze mishandeld
worden, is meteen duidelijk dat de buren dit gemeld hebben.’
Vindt u dat er op dit moment genoeg wordt gedaan om kindermishandeling
te voorkomen?
‘Nee, er kan nog veel meer aan preventie gedaan worden. Bovendien is er
vrijwel nog geen onderzoek naar gedaan. Ik vind dat wijkverpleegkundigen en
consultatiebureaus veel sterker ingezet moeten worden bij deze problematiek.
Wijkverpleegkundigen zouden al voor de bevalling met de ouders contact moeten
hebben. Als zo’n verpleegkundige het gezin en de wijk beter leert kennen, kunnen
problemen veel eerder worden gesignaleerd. Factoren die het risico op
mishandeling vergroten, kun je al vroeg herkennen. Als een ouder vroeger zelf
mishandeld is, de relatie tussen de ouders slecht is, de woonomstandigheden niet
optimaal zijn en er is ook nog werkloosheid in het spel, dan is dat echt een
groot risico op kindermishandeling. Als een aantal van deze risicofactoren in
een gezin gesignaleerd wordt, dan moet er extra ondersteuning en controle
plaatsvinden. De consultatiebureaus zijn hiervoor bij uitstek geschikt. Maar dan
moet er wel veel meer geld naartoe dan momenteel het geval is.’
Afgelopen jaar zijn tweeduizend meldingen op de plank blijven liggen
door personeelsgebrek. Om dit op te lossen is geld nodig, maar ook de campagnes
zijn duur. Hoe gaat u hier mee om?
‘Natuurlijk is er extra geld nodig om meer personeel aan te trekken. Maar
als daardoor het geld van het budget van de Bureaus Jeugdzorg wordt afgehaald,
dan heeft het weinig zin. Het probleem wordt in dat geval alleen maar
verplaatst. Wij bieden zelf geen hulp, maar we organiseren het. Als wij met
extra geld meer mensen kunnen doorverwijzen, dan moet er ook plaats zijn in het
vervolgtraject. Er is een schrijnend voorbeeld van gebrek aan hulpverlening. Een
moeder die bij ons gemeld was, gaf aan dat ze hulp wilde bij de opvoeding van
haar kind. Ze werd op een wachtlijst gezet voor intensieve ambulante
hulpverlening. Wachttijd: zes maanden. Ondertussen werden de problemen alleen
maar erger. Uiteindelijk hebben we de kinderbescherming erbij moeten halen,
terwijl de moeder al in een veel eerder stadium hulp had willen en moeten
krijgen. Daarom is er in totaal gewoon veel meer geld nodig. Wij ontvangen
output-financiering van de provincie, maar dat moet in de toekomst tussentijds
bijgesteld kunnen worden. Als er meer meldingen komen dan verwacht, dan moet er
natuurlijk wel extra geld vrijgemaakt kunnen worden.’
In Zweden is in 1979 een verbod op het slaan van kinderen binnen het
gezin in werking getreden. Moet Nederland volgen?
‘Ik vind dat hier ook een wettelijk verbod moet komen op fysiek geweld in
gezinnen. Volgens recente cijfers komt fysieke mishandeling in Zweden vrijwel
niet meer voor. Twintig jaar na de invoering is ook het geweld op straat
verminderd. In Nederland is de zogenaamde pedagogische tik heel normaal, maar
wij vinden dat al het geweld tegen kinderen verboden moet worden. Uit onderzoek
blijkt dat slaan een kind schaadt. Ook zijn er andere manieren om grenzen te
stellen voor kinderen. Ouders moeten hiervoor alternatieve manieren aangereikt
krijgen. We lopen hier achter met opvoedingsondersteuning. In omringende landen
is het al heel gebruikelijk dat de overheid ouders toerust voor de opvoeding.
Ouders die een kind verwachten, krijgen in veel landen al cursussen aangeboden.
Nederland liep altijd voorop in deze problematiek, maar veel landen hebben ons
inmiddels ingehaald. De regelgeving is hier nog gebaseerd op die van de jaren
twintig van de vorige eeuw. Helaas is er vanuit de politiek nog onvoldoende
steun voor het verbieden van slaan. Dit najaar zal de Tweede Kamer een voorstel
behandelen dat de positie van het AMK wettelijk regelt en de positie van melders
beter beschermt. Wij zullen de wenselijkheid van een verbod op fysiek geweld dan
opnieuw aan de orde stellen.’/Ester Mijnheer