‘De tijd is er rijp voor’, zei Marianne
Riksen-Walraven tijdens de aanvaarding van de eerste leerstoel voor de
Kinderopvang in Nederland. Een dag in de week was Marianne Riksen-Walraven vanaf
oktober 1998 hoogleraar Kinderopvang aan de Universiteit van Amsterdam. De tijd
voor onderzoek was toen al overrijp. Inmiddels is ze sinds 1 september
hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.
‘Onmiddellijk na mijn benoeming werd ik bedolven onder vragen over hoe het
allemaal moest in de kinderopvang. De moed is me wel eens in de schoenen
gezonken toen ik besefte hoeveel vragen er zijn en hoe weinig antwoorden de
pedagogiek daar vooralsnog paraat op heeft’. Na drie jaar moet ze concluderen
dat informatie en deskundigheid op het gebied van de pedagogiek in de
kinderopvang ‘ontzettend versnipperd’ is. Riksen heeft een onderzoek opgezet
naar de invloed van het kinderdagverblijf op kinderen van 0 tot 4 jaar.
Alleen kwalitatief goede kinderopvang levert een positieve bijdrage aan de
ontwikkeling van het kind, is de conclusie. Sterker nog: een kind dat problemen
heeft, is juist niet gebaat bij kinderopvang als die niet van hoge kwaliteit is.
‘Het kind brengt het gedrag dat voorkomt uit problemen mee naar het
kinderdagverblijf. Als het hartstikke druk is en leidsters weinig tijd hebben
voor individuele aandacht, of als leidsters er niet op gespitst zijn, dan wordt
‘ander’ gedrag niet opgemerkt. Er wordt dan niks mee gedaan. Het versterkt de
problemen van het kind, dat grote behoefte heeft aan veiligheid, bescherming en
communicatie.’
Volgens Riksen is er nogal wat aan te merken op de kwaliteit van
kinderopvang in Nederland. Allereerst is er weinig bekend over pedagogiek op dat
gebied. ‘Er bestaat geen pedagogische basis voor kinderopvang in Nederland,
anders dan wat uit het buitenland is komen overwaaien. Reggio Emilia
bijvoorbeeld. Er zou een expertisecentrum moeten komen,’ vindt ze, ‘waar
kinderopvanginstellingen te rade kunnen gaan.’
Ook tijdens het veldonderzoek bij zo’n 35 willekeurige
kinderdagverblijven bleek dat de kwaliteit enorm uiteenloopt. Riksen: ‘Studentes
bezochten de instellingen om kinderen te observeren. Zij kwamen regelmatig terug
met het gevoel: ‘hier zou ik mijn kind nooit naar toe brengen.’
De leidster is de sleutel voor de kwaliteit van de kinderopvang, heeft het
onderzoek in de afgelopen drie jaar geleerd. ‘De clou zit in wat er tussen kind
en leidster gebeurt, de interactie,’ volgens de hoogleraar. ‘Op latere leeftijd,
vanaf twee jaar ongeveer, is ook de omgang tussen kinderen onderling van belang.
Kwaliteit in de kinderopvang betekent dat de leidster recht doet aan het
individuele gedrag en de persoonlijkheid van het kind. Zij moet daarop kunnen
inspelen. Een vrolijk kind lokt met zijn positieve gedrag ook positieve reacties
van de leidster uit. Maar de leidster moet ook positief kunnen reageren op
negatief gedrag van kinderen, die bijvoorbeeld druk, agressief of juist heel
teruggetrokken zijn. De pedagogische aanpak van de leidster wordt bepaald door
haar opleiding – ze moet dingen weten van kinderen – en door haar eigen
persoonlijkheid en emotionele intelligentie. Maar ook door de werkdruk en de
belasting. Als er vaak veel zieke collega’s zijn, als je onder een slechte
leiding moet werken of als je slecht betaald wordt, zijn dat belastende factoren
voor je werk.’
Aanpassing van de normen voor de groepsgrootte, het maximum aantal kinderen
per leidster, is volgens Marianne Riksen een voorwaarde om de communicatie
tussen leidster en kind, en daarmee de kwaliteit, te verbeteren. In ieder geval
in de babygroep. ‘Eén leidster op drie baby’s vind ik het maximum. Al kan ik dat
niet wetenschappelijk onderbouwen. In onze observaties werd duidelijk dat er
vooral in de babygroep veel te weinig interactie is tussen leidsters en baby’s.
Er wordt veel gezorgd, weinig gesproken. Vaak duurt het te lang voor een
leidster tijd heeft zich te ontfermen over een huilende baby. Dat eerste jaar is
een heel delicate periode. Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van
stress bij baby’s slechte invloed kan hebben op de ontwikkeling van de
hersenen.’
Een leidster op drie baby’s is duur.‘Dan zeg
ik: verleng dan maar het bevallingsverlof. Ik wil wel eens uitgerekend zien of
dat niet goedkoper is dan kinderopvang van hoge kwaliteit in het eerste jaar. In
Zweden hebben vrouwen een jaar bevallingsverlof. Daar is de regelgeving voor
kinderopvang, evenals de opleiding, overigens ook ondergebracht in de
onderwijswet. Daarmee wordt erkend dat kinderopvang belangrijk is voor de
ontwikkeling van kinderen. Dat zou hier ook moeten gebeuren.’‘Ik vind ook
dat er in elke kinderopvanginstelling een pedagogisch medewerker moet zijn. Niet
iemand die een uur in de week de problemen met de leidsters bespreekt, maar
iemand die meeloopt, adviseert en als klankbord kan dienen. Daar hebben
leidsters ook wat aan.’‘We moeten uitkijken met kinderopvang voor baby’s.
Dat is politiek niet correct om te verkondigen, want het lijkt alsof je moeders
terug in het huishouden wilt dringen. Dat is niet zo. Een moeder die goed in
haar vel zit omdat ze kan werken, is de beste ouder voor een kind. Maar je moet
goed kijken naar de voorwaarden voor een goede ontwikkeling van het kind in dat
belangrijke eerste jaar.’
Uw pleidooi voor de moeder terug naar het kind rijmt niet met
de maatschappelijke ontwikkelingen: meer vrouwen aan het
werk.‘Klopt. Maar ik vind het schandalig dat de kwaliteit voor
kinderopvang daar achteraan holt. We zijn alleen maar bezig zoveel mogelijk
kinderopvangplaatsen te creëren, zonder te letten op de kwaliteit ervan. In de
nieuwe wet Basisvoorzieningen voor de Kinderopvang die in de maak is, worden
nauwelijks pedagogische eisen gesteld. Elke instelling moet een pedagogisch
werkplan hebben, maar hoe dat uitgevoerd wordt, daarop is geen controle. De GGD
is de controlerende instantie. Is die voor een pedagogische taak toegerust? Die
kijkt of de tandenborstels tegen elkaar hangen en of er brandblussers
zijn.’
Kinderopvang is de snelst groeiende branche in Nederland. Een
gevaar voor de kwaliteit? ‘Iedereen kan een kinderdagverblijf
beginnen, dat is altijd al zo geweest. Inhoudelijk heb je niks nodig, als je
maar een leidster met een bepaalde opleiding kunt werven, kan je van start. In
de nieuwe wet Basisvoorzieningen voor de kinderopvang wordt de kwaliteit
overgelaten aan de marktwerking: ouders zouden zelf de keuze kunnen maken welk
kinderdagverblijf ze nemen. De goeie en de slechte selecteren zich zelf uit. Zo
werkt het niet. Er valt voor ouders niks te kiezen. Er is een tekort aan
kinderopvangplaatsen. Kwaliteit voor kinderen mág je niet aan de markt
overlaten. Er moeten minimale pedagogische kwaliteitseisen komen. Dat kan
omschreven worden in het certificaat dat een kinderopvanginstelling kan
verwerven. Die certificering moet mijns inziens in de nieuwe wet verplicht
worden gesteld.’
Creatieve ideeën voor flexibele kinderopvang vindt u vast geen
goed idee.‘Gatenstopperij, ik ben er niet voor, nee. Het idee
van de commissie Dagarrangementen bijvoorbeeld, voor een opvangwegenwacht als je
te laat dreigt te komen om je kind af te halen. Ziet dat kind wéér een nieuw
gezicht. Dat kan, zeker als ze jong zijn, stress opleveren en is slecht voor de
ontwikkeling. Kinderopvang in de avond en in de nacht moet niet mogen. Wat mij
betreft mag er een wet komen die het verbiedt dat mensen met jonge kinderen ’s
nachts werken. Dan hoor ik een alleenstaande moeder zeggen dat ze met het extra
geld weer iets extra’s voor de kinderen kan doen. Dan zeg ik: dan niet maar niet
dat speelgoed, je kan er beter zíjn.’/Carolien Stam