Wie zich verdiept in alternatieve therapieën merkt al snel dat het aanbod
enorm is en de behoefte eraan ook. Voor zover niets nieuws onder de zon. Maar
ook verpleegkundigen en verzorgenden gaan steeds meer aan de slag met
behandelmethoden als reiki, therapeutic touch, oliemassages, voetreflexologie en
reminiscentie. Soms treedt men daar niet graag mee naar buiten.
Alternatieve therapieën worden in de zorg inmiddels onder de noemer
‘complementaire zorg’ geschaard. Het is namelijk niet de bedoeling dat ze in de
plaats komen van de basiszorg, maar ze zouden daar een aanvulling op moeten
zijn. In de complementaire zorg bestaan veel soorten behandelingen. Zo wordt bij
ontspanningsmassages en voetreflexologie ervan uitgegaan dat de zool van de voet
het hele lichaam weerspiegelt en dat bij klachten de corresponderende zone in de
voet met de juiste dosering moet worden gemasseerd. Maar ook kruidenbaden en
zintuiglijke interventies als snoezelen, vallen onder de noemer complementaire
zorg.
Zweverig
‘Er is hier veel discussie geweest over de vraag of we aan de slag moeten
met complementaire zorg,’ zegt Herman Markink, woordvoerder van de Gelre
Ziekenhuizen in Apeldoorn. ‘Maar binnenkort starten vier verpleegkundigen, die
samen de werkgroep Complementaire Zorg vormen, een proefproject op één van de
afdelingen van het ziekenhuis. De vier hebben daarvoor onder meer een opleiding
‘therapeutic touch’ gevolgd, een behandeling waarbij de zorgverlener het geheel
aan energie van de patiënt meer in evenwicht wil brengen. Hij doet dit door op
een afstand van vijf tot twintig centimeter van de huid strijkende bewegingen te
maken met zijn handen. ‘De verpleegkundigen hebben goede ervaringen met die
methode. We willen hen in de gelegenheid stellen het uit te proberen, uiteraard
alleen als patiënten er ook voor voelen.’
Markink stelt het niet op prijs dat de verpleegkundigen worden benaderd met
vragen over het nieuwe initiatief. ‘We willen ze een beetje afschermen, ze
worden intern al overrompeld door vragen.’ In het personeelsblad Gelrevue worden
de werkgroepleden de vier Jomanda’s genoemd, maar zelf stellen ze ‘dat er niets
zweverigs is aan complementaire zorg’. Het gaat volgens hen niet om paranormale
krachten. ‘Wij lezen geen aura en we stralen geen flessen water in met energie.
Wij en veel van onze collega’s hebben alleen maar technieken geleerd waarin het
accent ligt op ontspanning en aandacht. Wanneer je een patiënt insmeert met zijn
eigen bodylotion en je doet dat met aandacht, dan geef je in feite al
complementaire zorg.’
‘Wie kan er nu iets hebben tegen meer aandacht voor het welbevinden van
cliënten? Want daar gaat het hier om,’ zegt Jan Peter, projectleider
complementaire zorg in het Zorgcentrum Bernardus/Fontis in Amsterdam. Als één
van de eerste instellingen in Nederland heeft Bernardus complementaire zorg
opgenomen in haar zorgvisie. ‘We gaan uit van een holistische mensvisie,’ aldus
Peter, ‘en die zegt dat de mens als eenheid functioneert, met zijn lichaam,
geest, energie en ziel.’
Het Amsterdamse zorgcentrum gaat bij nieuwe bewoners altijd eerst de
levensloop na. Dit om te weten wat de bijzondere activiteiten en momenten in
iemands leven zijn geweest. Peter noemt het voorbeeld van een bewoner met een
kamptrauma. ‘Dan moet je er als verpleegkundige toch niet aan denken dat je zo
iemand plompverloren onder de douche zet. Complementaire zorg gaat over aandacht
en belangstelling voor de belevingswereld van de cliënt.’ De methoden die in
Bernardus/Fontis gebruikt worden zijn snoezelen, aromatherapie, therapeutic
touch en reminiscentie. Bij de laatste vorm gaat men ‘mee in herinneringen die
een prettige associatie bij iemand oproepen’. Peter: ‘Het kan zijn dat iemand
positief reageert op lavendel. Dan kan in het zorgplan worden opgenomen dat die
cliënt baat kan hebben bij hand- en armmassage met lavendelolie.’
Gedogen
‘Mensen in witte jassen mogen dat hier niet doen,’ zegt een woordvoerster
van het IJsselmeerziekenhuis in Lelystad beslist op de vraag of in haar
instelling gebruik wordt gemaakt van therapeutic touch. Maar volgens hoogleraar
psychologie Van Dam, secretaris van de Vereniging tegen Kwakzalverij, wordt er
in het IJsselmeerziekenhuis wel degelijk gedaan wordt aan deze behandeling. ‘Ze
hebben er zelfs ruzie over gehad, geloof ik.’
Volgens Martine Busch, directeur van het Van Praag Instituut in Utrecht,
komt het veel voor dat complementaire zorg officieel niet in instellingen
gebeurt, omdat de directie bang is om het publiekelijk uit te spreken. Maar
ondertussen wordt het wel gedoogd. Busch zegt dat de vraag naar informatie over
complementaire zorg de afgelopen jaren ‘enorm is toegenomen’. Haar instituut –
dat vooral voor de gezondheidszorg bij wil dragen aan ‘wezenlijk contact tussen
mensen’ – organiseert themamiddagen voor managementteams over hoe ze de
complementaire zorg kunnen inpassen in hun beleid. Daarnaast krijgt het onder
meer verzoeken van zorginstellingen om workshops te verzorgen voor personeel.
Maar ook vragen individuele studenten en leerlingen verpleegkunde informatie bij
het instituut. Busch: ‘Natuurlijk zijn er altijd mensen die tijdens zo’n
workshop zeggen: “zo met mijn handen om een cliënt staan wapperen, dat zie ik
niet zitten”. Prima, toch? Het is uiteraard een geheel vrijwillige keuze.’
Het Van Praag Instituut zegt ook aan onderzoek naar de ervaringen en
effecten van therapeutic touch te doen. Het instituut stelt dat deze
behandelmethode zorgt voor ontspanning, effectief kan zijn tegen angst en pijn
en kan helpen bij wond- en botgenezing. Bij terminale patiënten zou de
behandeling het proces van loslating bevorderen. In de Verenigde Staten, zo weet
Busch, is men al stukken verder met complementaire zorg. Om de ontwikkeling in
‘Complementary and Alternative Medicine’ (CAM) te ondersteunen, is in 1991
vanuit de Amerikaanse overheid een nationaal centrum opgericht met als
belangrijkste doelstelling te komen tot een samenhangend nationaal
onderzoeksbeleid van CAM. In 2001 heeft het centrum daarvoor honderd miljoen
dollar tot haar beschikking.
Bespottelijk
Hoogleraar psychologie Van Dam, die de kwaliteit van leven bij chronische-
en levensbedreigende ziekten bestudeert, noemt complementaire zorg ‘ridicuul’.
Hij wijst erop dat er nog nooit één enkel wetenschappelijk bewijs gevonden is
dat het ook maar enigszins werkt. ´Therapeutic touch zou het energieveld van de
patiënt weer in evenwicht brengen, dat is zó gênant´, zegt hij. ‘Ik vind het
niet alleen bespottelijk dat verpleegkundigen zich inlaten met deze therapieën,
het is ook zorgelijk. Iedereen kan er na een korte training zomaar mee aan de
slag. Directies van zorginstellingen laten zich gewoon chanteren, ze zijn bang
dat als ze het niet toelaten, de verpleegkundigen de benen nemen en dat kunnen
ze niet hebben in deze tijd van personeelsschaarste.’
‘Ik durf de bewering aan dat verpleegkundigen die therapeutic touch
uitoefenen niet professioneel bezig zijn,’ zegt Rob de Haan, hoogleraar
klinische epidemiologie in de verpleegkunde. Net als Van Dam benadrukt hij dat
de werkzaamheid van de therapie nog nooit wetenschappelijk is aangetoond. ‘Ik
kan die alternatieve methodes niet serieus nemen. De verpleegkunde zou standaard
moeten uitgaan van “effidence based medicine” . Ik raad de mensen uit het vak
aan om de zogenaamde studies die zijn gedaan naar therapeutic touch kritisch
tegen het licht te houden. Er wordt namelijk heel veel onzin opgeschreven.’
Volgens De Haan worden in verschillende ziekenhuizen mensen al actief benaderd
door verpleegkundigen met de vraag of ze iets voelen voor de alternatieve
behandelvorm. ‘Maar ik denk dat veel cliënten niet eens weten wat het is. Ze
stemmen misschien toe, omdat ze dan aandacht krijgen. Ondertussen weet niemand
of de methode werkt. Dat druist in tegen alle paradigma’s in de
geneeskunde.´
Stevige bodem
Is er niet weinig ruimte voor complementaire zorg in een tijd van
personeelsgebrek? Volgens Peter en Busch niet, het zou zelfs meer tijd
opleveren. Busch: ‘Een cliënt die ‘s nachts niet kan slapen, kun je soms een
therapeutic touch-behandeling geven. Dat kost je misschien vijf minuten, maar
vervolgens slaapt de persoon beter. Daarnaast hoef je er als verpleging niet nog
een paar keer op een nacht heen. Je kunt de strijkende bewegingen bijvoorbeeld
ook koppelen aan een wasbeurt of wondverzorging.’‘Het heeft niet alleen een
positief effect op cliënten, maar ook op personeel,’ meent Peter. ‘Het is een
intensieve benadering, maar het brengt je als verzorgende wel veel dichter bij
jezelf en de cliënt. Mensen waar je als verpleegkundige eerst nauwelijks contact
mee kon krijgen, zoals diep demente bejaarden, kun je op andere manieren dan
praten wel laten reageren, met bijvoorbeeld muziek, geuren en aanraking.’
Martine Busch van het Van Praag Instituut in Utrecht haalt nog een
NIPO-enquête aan van eind 1998. Daaruit blijkt dat 75 procent van de Nederlandse
bevolking van mening is dat alternatieve geneeswijzen aangeboden moeten kunnen
worden in het ziekenhuis. ‘Er bestaat een stevige bodem voor.’/Jeannine
Westenberg