In het rapport onderzoeken de RVS en de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) wat er op dit moment verstaan wordt onder drang in de jeugdzorg en hoe drang juridisch en ethisch ingezet kan worden. Ze concluderen dat het onderscheid tussen vrijwillige hulp en (gedwongen) jeugdbescherming door de term drang vaag wordt. Jeugdigen en ouders zien drang al snel als dwang: hulp die wordt opgelegd, waarbij ze geen keuze of eigen inbreng meer hebben. Jeugdprofessionals hebben negatieve associaties met het woord. Zij willen dat hulp aan ouders en jeugdigen in de jeugdzorg vrijwillig blijft, ook als de hulp intensiever wordt. Voor de wetgever en beleidsmakers is drang een manier om gedwongen jeugdbescherming te voorkomen. Dit plaatst drang tussen vrijwillige en gedwongen hulp in. Hierdoor wordt de grens tussen vrijwillige hulp en gedwongen hulp (jeugdbescherming) vaag.
Onwenselijk
Het moet voor jeugdigen en ouders glashelder zijn welke soort hulp – vrijwillig of gedwongen – aan hen wordt verleend. De RSJ en RVS constateren dat ‘drang’ en ‘preventieve jeugdbescherming’ in de praktijk soms erg veel op dwang lijken, terwijl het om vrijwillige hulp gaat. Dit is onwenselijk, vinden de raden. Er moet een duidelijk onderscheid komen tussen vrijwillige hulp en jeugdbescherming, zonder vormen er ‘tussenin’.
Intensieve vrijwillige hulp
Daarom stellen de adviesraden voor om de term drang, en andere verhullende termen (zoals ‘preventieve jeugdbescherming’), niet meer te gebruiken. Ze willen spreken van ‘intensieve vrijwillige hulp’. Intensieve vrijwillige hulp is een proces waarbij de jeugdprofessional meer invloed heeft, meer verantwoordelijkheid neemt en daarmee intensiever hulp en zorg verleent én tegelijkertijd de vrijwilligheid van de hulp garandeert.
Professional aan zet
Om deze hulp op een ethische manier te verlenen, moeten ‘professionals in elke situatie opnieuw verschillende rechten, plichten en normen en waarden afwegen.’ Het zou dus aan de professionals moeten zijn om te bepalen en dus reflecteren op wat nodig is in complexe situaties.
Nederlands Jeugdinstituut
Precies hierover is Ans van de Maat, directievoorzitter van het Nederlands Jeugdinstituut, erg te spreken. ‘Het is heel fijn dat deze adviesraden de term drang nu eens zorgvuldig hebben onderzocht. Het schakelmoment van vrijwillig naar dwang zal altijd blijven, maar het oordeel over wanneer een gezin moet schakelen van vrijwillig naar dwang, zou bij de professional moeten liggen. Dat professionele oordeel en het gesprek met ouders en kinderen hierover is een vak.’
Veel te leren
Een vak dat nog niet alle professionals in de vingers lijken te hebben. Jeugdbescherming Amsterdam onderzocht onlangs de ervaringen van ouders in een preventieve jeugdbeschermingstraject. De helft van de in totaal vijftig gezinnen in dat traject was niet tevreden over de hulpverlening. Dit kwam vooral omdat ze niet door hadden in hoeverre de hulp die ze kregen vrijwillig was. Van de Maat: ‘Daarom moeten we een gezamenlijke taal ontwikkelen die aansluit bij de de belevingswereld van ouders. Het is belangrijk dat ouders en professionals continu in gesprek blijven over de aard van de hulp en transparant zijn over het ‘wanneer en waarom’ er overgeschakeld wordt van vrijwillig naar dwang.’