Staatssecretaris Aboutaleb en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geven
in een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer aan waar de overeenkomsten en verschillen zitten tussen hun standpunten.
Overeenkomsten
Kabinet en VNG zijn het erover eens dat gemeenten alleen een samenhangende aanpak kunnen realiseren met een geheel ontschot participatiebudget en een bundeling van geldstromen. Als de Wet participatiebudget in werking treedt, gaat het budget voor uitvoeringskosten Inburgering over naar het Gemeentefonds.
Ook vinden beide partijen dat de nieuwe wet tot minder administratieve lasten op het gebied van verantwoording leidt en dat het het technisch eenvoudig is om in de toekomst andere budgetten aan het participatiebudget toe te voegen.
Verschillen
De VNG vindt dat gemeenten de beleidsvrijheid moeten hebben om binnen het participatiebudget hun eigen keuzes te maken. Het kabinet wil sturing houden op de uitkomsten van het gemeentelijk beleid.
ROC
Het kabinet wil overgangsmaatregelen nemen om ROC-infrastructuur te behouden. De VNG is daar niet tegen, maar wil wel dat het einddoel, volledige bestedingsvrijheid van gemeenten, in de wet komt. Dat vindt het kabinet niet nodig. Het kabinet wacht eerst de resultaten af van een onderzoek naar de effecten van marktwerking bij de inburgering. De bestedingsverplichting van gemeentes bij ROC’s zal met ingang van 2011 worden afgebouwd, tenzij de resultaten van die onderzoeken uitwijzen dat dit onverstandig is.
Uitval
De VNG wil scholen helpen, met inzet van het participatiebudget, om schooluitval van jongeren onder de 18 te voorkomen. Het kabinet vindt dat scholen de uitval van jongeren onder de 18 voldoende kunnen tegenhouden met hun eigen budget. Daarom wil het niet dat het participatiebudget hiervoor wordt ingezet.
Conclusies
De staatssecretaris en de VNG stellen in hun brief dat er geen verschil van mening bestaat tussen VNG en het kabinet over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel participatiebudget. Beiden willen dat de wet op 1 januari 2009 in werking treedt. Over de punten waarover nog wel verschil van mening bestaat, kan de Tweede Kamer zich uitspreken bij de behandeling van het wetsvoorstel.