‘Laat ik allereerst duidelijk maken: wij zijn niet bezig met het invoeren van het Wisconsin-model in Nederland.’ Paul Verheij, directeur van de NV Werk, noemt het ‘heel ongelukkig’ dat het idee is ontstaan dat Amsterdam uit is op ‘Amerikaanse toestanden’ in de uitvoering van de Nederlandse bijstand. ‘We hanteren wel elementen uit dit model. Onze aanpak en die in Wisconsin vertonen veel overeenkomsten. Maar we zijn er niet op uit de uitkeringen te verlagen of mensen zonder werk uit de bijstand te zetten. We moeten juist zuinig zijn op de Nederlandse verworvenheden. Dat zeg ik uit de grond van mijn hart.’De NV Werk is het bureau dat in opdracht van de gemeente Amsterdam ‘processen regisseert’ om bijstandscliënten aan het werk te helpen. Verheij maakte dan ook deel uit van de groep van 15 mensen, onder wie directeuren van Sociale Diensten, Arbeidsvoorziening, uitvoeringsinstellingen en ambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vorig jaar januari een studiereis maakte naar de Amerikaanse steden Chicago (Illinois) en Milwaukee (Wisconsin). Deze laatste staat probeert het aantal bijstandscliënten te verminderen met het programma Wisconsin Works. Het belangrijkste uitgangspunt is dat iedereen gaat werken voor een inkomen. Daartoe sluit de overheid contracten af met bemiddelingsorganisaties die met elkaar concurreren. Zij krijgen een vast budget toegewezen waarvan ze zowel de uitkeringen aan de cliënten betalen als de arbeidsbemiddeling. Hoe de organisaties het geld besteden moeten ze zelf maar weten, als de cliënt maar aan werk wordt geholpen. De bemiddelaars hebben er belang bij dat zo efficiënt mogelijk te doen. Want hoe langer het traject naar de arbeidsmarkt, des te meer geld zijn zij kwijt aan uitkeringen. Een deel van de ‘winst’ kan de bemiddelingsinstantie zelf houden, een deel vloeit terug naar de overheid. Als een organisatie er niet in slaagt uitkeringsgerechtigden op een doelmatige manier aan de slag te helpen, loopt ze het risico aan het einde van de contractperiode te worden vervangen door een concurrent. De organisaties voeren dan ook een streng beleid uit, maar bieden daartegenover ook veel mogelijkheden voor additionele arbeid, voor schuldhulpverlening en kinderopvang.
Enthousiast
De Nederlandse delegatie keerde zeer enthousiast terug uit de Verenigde Staten. Met name omdat het Wisconsin-model een aantal elementen bevat die ook terug te vinden zijn in een plan dat het centrum voor sociaal beleid Nyfer heeft opgesteld en dat door de NV Werk werd uitgedragen als een mogelijke aanpak voor de reïntegratie van bijstandsontvangers in Amsterdam. Dat de uitstroom uit de bijstand de laatste jaren dreigt te stagneren, ligt volgens Verheij aan een fundamentele fout in de uitvoeringspraktijk. ‘De functionele deling – de sociale dienst voert de bijstand uit en arbeidsvoorziening zorgt voor toeleiding naar een baan – werkt niet. Beide instanties hebben geen enkel belang bij volumereductie. Er is geen natuurlijke prikkel om het aantal bijstandsgerechtigden terug te brengen.’De afgelopen tijd zijn dan ook verschillende gemeenten in de financiële problemen gekomen wanneer het aantal bijstandsgerechtigden daalde. Want daarmee nam ook het bedrag af dat zij uit het Gemeentefonds krijgen, terwijl die gemeenten niet zomaar een aantal ambtenaren van de sociale dienst op straat kunnen zetten. Groningen bijvoorbeeld verloor daar ettelijke miljoenen door. De gemeente Zaanstad ging volgens directeur Welzijn en Divosa-voorzitter Loes Rijs-Neeft bijna failliet door de goede resultaten die werden geboekt met de uitstroom uit de bijstand. Op basis van wat Rijs-Neeft in Wisconsin zag heeft Zaanstad dan ook een aantal consulenten opgeleid om beide taken, zowel uitkeringsverstrekking als arbeidsbemiddeling, uit te voeren.
Niet meer loslaten
Ook in Amsterdam gaat op 1 september een experiment van start waarbij die twee taken bij één en dezelfde instelling worden neergelegd. Inzet Zuid-Oost is een samenwerkingsproject van de sociale dienst, arbeidsvoorziening en Maatwerk, het bureau dat de arbeidsbemiddeling verzorgt voor 18 tot 27 jarigen, de vroegere JWG-doelgroep. Alle bijstandgerechtigden in een bepaald postcodegebied krijgen een oproep.’Het houdt in dat we de klant bij binnenkomst vastpakken en hem niet meer loslaten tot er een baan gevonden is,’ zegt Wim Lijnschoten, directeur Uitvoering van de Sociale Dienst Amsterdam. ‘Met alles wat daar voor nodig is, van sociale activering tot opleidingen en trainingen, vrijwilligerswerk en additionele banen. Het einddoel is betaald werk. Inzet gaat de technische belemmeringen wegnemen die mensen verhinderen om te gaan werken. Dat kan betekenen dat er eerst hulp wordt verleend om schulden te saneren, dat kinderopvang wordt geregeld of zelfs dat er een auto wordt gerepareerd. Als iemand kelner wil worden maar geen pak heeft, dan moet dat worden aangeschaft. Zaken als schuldhulpverlening en sollicitatiecursussen kopen we extern in. De medewerkers van Inzet krijgen een vaste caseload. De cliNnten hebben dus maar met één persoon te maken. Die persoon is er verantwoordelijk voor dat hij de werkvoorraad zo klein mogelijk houdt.’
Elementen uit het Wisconsinmodel die niet worden overgenomen in het Amsterdamse experiment zijn de privatisering en de kapitalisering. Er komt wel een integrale aanpak, maar niet door een op contractbasis ingehuurde instelling die zelf financieel belang heeft bij de uitstroom uit de bijstand. Een dergelijke commercialisering kan in de Nederlandse situatie nog niet. ‘Regeltechnisch is dat niet mogelijk,’ zegt Paul Verheij. Hij verwacht wel dat dat in de toekomst anders wordt. ‘Uiteindelijk mikken we op een regulier verzekeringsstelsel, waarbij het risico gekapitaliseerd wordt. Aan de hand van de leeftijd van de cliënt en de toekomstverwachtingen op het gebied van werk kan het werkloosheidsrisico worden berekend. Daar wordt een prijskaartje aan gehangen. Als een organisatie iemand op korte termijn aan het werk denkt te kunnen krijgen, rechtvaardigt dat een forse investering. Tegelijkertijd zal de organisatie gedwongen zijn ook voldoende aandacht te geven aan mensen met een hoog risico. Want met hen valt immers de grootste kostenbesparing aan uitkeringen te boeken.’Naast het experiment in Zuid-Oost start in september in Amsterdam ook een proef waarbij een externe organisatie op contractbasis de uitkeringsverstrekking en bemiddeling voor haar rekening zal nemen. In welk stadsdeel dat experiment zal plaatsvinden willen de betrokkenen nog niet kwijt, en evenmin of die externe organisatie de NV Werk zal zijn (Van Lijnschoten: ‘zou kunnen’; Verheij: ‘zou een voor de hand liggende keuze zijn’).
Blanco cheque
Piet van der Lende van de Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam vindt dat de discussie zich wel erg sterk toespitst op het al of niet privatiseren. ‘Er spelen nog heel andere kwesties. Zo lijkt het heel mooi dat mensen voor alle onderdelen van het traject door één bureau worden geholpen, van toeleiding naar werk tot psychosociale hulpverlening, schuldhulpverlening, kinderopvang, het volgen van maatschappij-oriëntatiecursussen enzovoorts. Maar tegelijkertijd gaat dat veel te ver. Bij gebrek aan sociale controle in de samenleving worden mensen in een soort disciplinerings- en beheersregime geplaatst. In het contract dat ze moeten tekenen beloven ze in feite aan alles mee zullen werken wat het bureau voorschrijft. Maar er staan geen verplichtingen van het trajectbemiddelingsbureau tegenover. Dat is betutteling en paternalisme. Het lijkt me niet meer dan redelijk dat een instelling als Inzet een stappenplan in het contract opneemt en dat het ook consequenties heeft wanneer de arbeidsbemiddelaar zijn verplichtingen niet nakomt. Nu wordt de bijstandsgerechtigde geacht een blanco cheque te ondertekenen.’
Van Lijnschoten geeft toe dat Van der Lende ‘daar wel een punt heeft’. ‘Het kan niet zo zijn dat er in zo’n contract niets staat over de stappen die genomen gaan worden om iemand naar werk te leiden. De cliënt moet ook goede informatie krijgen over de beroepsmogelijkheden. Als je bovendien vaker gaat straffen als mensen hun verplichtingen niet nakomen, moet je ook vaker premies gaan uitdelen aan de mensen die het wel goed doen.’
Loodsmodel
Alle betrokken partijen zijn het er over eens dat de claimbeoordeling, de beslissing of iemand al dan niet in aanmerking komt voor een uitkering, bij de overheid moet blijven liggen. Om te voorkomen dat er een ‘knip’ in het traject ontstaat doordat dossiers moeten worden overgedragen van de sociale dienst naar de instantie die de uitkering verstrekt en bemiddelt, heeft Nyfer het zogenaamde ‘loodsmodel’ voorgesteld. Dat houdt in dat een medewerker van de sociale dienst bij een project als Inzet kantoor zou houden voor de claimbeoordeling. Van der Lende vindt dat daarmee een onduidelijke situatie voor de bijstandsgerechtigde ontstaat: ‘Dat zal zonder meer leiden tot misverstanden. Trajectbegeleiders stellen zich dikwijls op als soepele mensen. ‘Wij zijn geen sociale dienst, wij zijn er voor jou’. Maar als puntje bij paaltje komt rapporteert zo’n begeleider wel aan de sociale dienst in geval van onenigheid. Zo’n rapportage weegt zwaar bij het beslissen over strafkortingen. Wij zeggen altijd: pas op met die mensen, het zijn gewoon sociale dienst-ambtenaren, ook al presenteren ze zich anders. Dat effect wordt met het loodsmodel nog groter. Het systeem is gebaseerd op wantrouwen. Op de veronderstelling dat de werkloze verantwoordelijk is voor zijn werkloosheid. Het enige wat nog ontbreekt in vergelijking met de Amerikaanse situatie is de totale afschaffing van bijstandsuitkeringen. Maar intussen worden de drempels wel zo hoog opgeworpen dat in feite, zonder dat daar een beslissing van overheidswege aan ten grondslag ligt, het bijstandsminimum voor grote groepen in de samenleving wordt afgeschaft.’
Verheij vindt de constatering dat de bijstandscliënt zijn werkloosheid wordt aangerekend ‘absoluut niet terecht’.’De uitkeringsgerechtigde is niet het probleem. Hij heeft een probleem. De norm in de samenleving is dat je voor je eigen inkomen zorgt. Als iemand daar niet toe in staat is, dan heeft hij een probleem en heeft hij recht op steun om dat op te lossen. De kritiek komt uit de hoek waar op een oneigenlijke manier gebruik wordt gemaakt van het sociale stelsel. Voor die mensen is het bedreigend. Door met dit model te werken zorg je er juist voor dat mensen persoonlijke aandacht krijgen. Daar staat tegenover dat het ook moeilijker wordt om aan die aandacht te ontsnappen. Daar hoeven geen hardere sancties uit voort te komen. Ze worden wel meer gericht toegepast.’
My first Sony
Het succes van het Wisconsin-model stoelt voor een deel op het feit dat bijstandscliënten in deze staat weinig keuze hebben. Als ze niet binnen een aantal jaren aan de slag komen, verliezen ze immers iedere aanspraak op een uitkering. De vraag is of het toepassen van bepaalde elementen uit dit model znder die stok achter de deur ook tot succes zal leiden. Verheij denkt van wel. ‘Met de Amerikaanse situatie hebben wij niets te maken. Wij willen juist tot volumereductie komen zonder verlaging van uitkeringen of het dreigement mensen zonder geld de straat op te sturen. Wat we van Wisconsin kunnen leren is hoe we het proces van uitstroom uit de bijstand kunnen ontschotten en kunnen ontdoen van institutionele belangen.’Van Lijnschoten heeft van zijn Amerika-trip geleerd dat ‘je moet durven investeren in mensen. Als een cliënt daar bij de bemiddelingsorganisatie binnenstapt, staat er een computer, type my first sony. Die kan ik zelfs bedienen. Mensen rammen er wat gegevens in en er rolt een cv-tje uit. Een consulent neemt die met de cliNnt door en vult wat gaten op. Als iemand een baan krijgt, weet de werkgever dat hij altijd met problemen terug kan vallen op die organisatie. Dat is goede nazorg. Een stukje aftersales, zeg maar. Voor elke belemmering is er een oplossing. Dat bevalt me. Het is zo’n beetje de enige methode die we in Nederland nog niet hebben geprobeerd.’