Terwijl de rest van de groep rustig op hun telefoon zit, ga ik met Renate aan tafel zitten. ‘Ik was niet met jouw groep aan het bellen. Je wordt niet opgehaald.’ ‘Nog niet nee, maar ze gaan zo bellen! Iemand had hoofdpijn vanmorgen en was verkouden. Die wordt nu getest en dan is er corona en gaan ze bellen. IK WIL NIET WEER IN QUARANTAINE! En die maatregelen gaan nooit meer weg, NOOIT MEER!’ Als ik probeer uit te leggen dat er écht een einde komt aan de maatregelen maar dat ik niet weet wanneer, staat ze op van tafel en loopt boos heen en weer. ‘Dat zeggen ze steeds en er verandert niks. Ik geloof jullie niet meer, NOOIT MEER!’
Nieuwsradio
Rustgevende woorden of uitleg hebben vandaag geen zin. De spanning zit zo hoog dat alle woorden die onrust kunnen geven vermeden moeten worden. Mijn collega en ik snijden om de beurt een vrolijk gespreksonderwerp aan tijdens het werken en er worden extra momenten ingebouwd om met de konijntjes te knuffelen. Als de grote jongens ineens over Sinterklaas beginnen te praten (een ander onderwerp van grote spanning), hebben ze aan één blik voldoende en beginnen ze spontaan over voetbal te kletsen, het lievelingsonderwerp van Renate. Maar als we bijna klaar zijn met het werken, kunnen we de spanning niet voorkomen als plots het radionieuws door de speakers galmt. De meters tot aan de radio zijn niet te overbruggen en voor ik het weet staat Renate schreeuwend buiten, omdat ze het woord ‘corona’ op de radio heeft gehoord.
Woede
Als ik buiten bij Renate probeer aan te sluiten is ze woedend, voornamelijk op mij en mijn collega. We mogen niet in haar buurt komen en als we het toch proberen, loopt ze dreigend op ons af. ‘Ik sla je in elkaar’, schreeuwt ze met een woedende blik. Ze ziet haar vaste begeleiders op dit moment als de schuldigen en voor het eerst sinds ze bij ons op de boerderij is, moet ik collega’s bellen om de zorg voor haar over te nemen. Terwijl de collega’s haar op afstand in de gaten houden, zij mogen ook niet dichterbij komen, zorgen wij dat alle andere jongeren afgeleid worden.
Goedmaakknuffel
Het duurt ruim een uur voordat iemand met Renate in gesprek kan gaan. Weer een half uur later is ze in staat om naar mij en mijn collega toe te komen. Voorzichtig schuifelt ze de groep binnen. Als ze dichtbij genoeg is, zegt ze: ‘Ik wil graag iets zeggen’. Nog voor ze kan beginnen met praten valt ze huilend in mijn armen, met haar gezicht in mijn nek gedrukt en stromende tranen. ‘Het spijt me zo! Ik mag je ook niet knuffelen, maar ik moet dit nu echt doen!’ Terwijl ik haar terug knuffel springen de tranen ook in mijn ogen. Het is een vreselijke tijd voor iedereen en vandaag in het bijzonder voor degenen die er al langer dan een jaar niks van snappen. Terwijl ik haar als een klein meisje tegen me aan trek besef ik me hoe belangrijk deze knuffels voor haar zijn, die ze al zo lang moet missen. Laat het snel voorbij zijn, voor ons allemaal.