Als een levenspartner overlijdt en er is geen sociaal
netwerk van familie of vrienden, kunnen ouderen minder contacten krijgen. Of als
de gezondheid slecht is, is het vaak moeilijker om naar bijvoorbeeld een
supermarkt te gaan. Het gevolg in beide gevallen kan sociaal isolement of zelfs
eenzaamheid zijn. Eenzaamheid is echter een gevoel, het is moeilijk te meten.
Hoogleraar Jenny de Jong-Gierveld definieerde eenzaamheid, op het congres ‘Tijd
voor eenzaamheid’ vorig jaar, als ‘het subjectief ervaren van een onplezierig of
ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties’. Daarentegen
is sociaal isolement objectief waarneembaar, zegt Karien de Bont. Zij is
projectleider van de landelijke campagne ‘Het voorkomen van Sociaal Isolement
bij Ouderen’ die de ouderenbonden en het Nationaal Fonds Ouderenhulp zijn
begonnen. Eenzaamheid is vaak het gevolg is van verregaand sociaal isolement.
‘Als iemand alleen in huis blijft zitten, geen boodschappen meer doet en geen
telefoon opneemt, dan zit diegene in een sociaal isolement.’
Vitaliteit
De 83-jarige Martha Vercouteren gaat elke week mee met de Boodschappen
Begeleidingsdienst (BBD) in Den Haag. Met verschillende busjes worden de ouderen
opgehaald en naar de Konmar gebracht. ‘Ik ging slecht lopen en het sjouwen ging
niet meer zo. Daardoor kwam ik niet ver de deur uit. Dit is echt een uitje voor
mij,’ vertelt ze. Ook Wil Böger (79) maakt graag gebruik van de
boodschappenservice: ‘Ik heb nog nooit zo’n blijdschap gevoeld, dan toen ik de
eerste keer meeging. Ik ben zo blij dat ik tussen de mensen loop en dat ik bij
de groep hoor.’ De eveneens 79-jarige Ada Bakker zegt tevens blij te zijn met de
dienst: ‘De meeste van mijn kinderen wonen buiten de stad en ik heb een slechte
enkel. Als ze dit ooit opdoeken, dan kom ik nergens meer.’
Volgens hoogleraar De Jong Gierveld-schaal blijkt dat 32 procent van de
ouderen boven de 55 jaar weleens eenzaamheidsgevoelens heeft. In het jaar 2000
kwam dat neer op 1.184.000 min of meer eenzame ouderen. Daarvan zijn 148.000
ouderen zeer eenzaam. Voor een hulpverlener is eenzaamheid moeilijk te
ontdekken. Ouderen moeten eigenlijk uit zichzelf aangeven dat ze zich eenzaam
voelen, maar dat is best een grote stap. Ze zijn soms bang dat als ze om
aandacht vragen, te hulpbehoevend en afhankelijk worden. Daarnaast heerst er ook
een gevoel van schaamte. De landelijke campagne van de ouderenbonden Pcob, Anbo,
Unie Kbo en Nisbo, wil het onderwerp bespreekbaar maken. Het richt zich onder
meer op de kaderleden die weer de contacten onderhouden met de leden van de
ouderenbonden. Zij leggen bijvoorbeeld huisbezoeken af. ‘Deze veelal vitale
ouderen, spreken de taal van de andere ouderen. En dat is toch wel een pre bij
het benaderen,’ aldus projectleider De Bont.
Laagdrempelig
‘De thuiszorg ziet misschien wel dat iemand contact wil, maar het is niet
hun taak om dat ook te geven,’ verwoordt Brigitte Nitsche het probleem bij het
oplossen van eenzaamheid. Nitsche is medewerkster bij het kenniscentrum Ouderen
van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) en was een van de
samenstellers van het boekje ‘Eenzaam op leeftijd’. Wanneer ouderen in aanraking
komen met hulpverleners, schort het nog vaak aan de samenwerking tussen deze
professionals. Als bijvoorbeeld de thuiszorg signaleert dat iemand eenzaam is,
moet dat doorgegeven worden. Maar de vraag is wie de oudere uit het isolement
moet halen. ‘De welzijnssector zou er op in moeten springen. Maar hoewel er op
veel gebieden wel contacten en netwerken tussen de sectoren welzijn en zorg
zijn, is het niet overal eenduidig georganiseerd,’ aldus Nitsche.
In het hele land zijn er veel projecten en methoden bedacht om de oudere
weer uit hun ‘eenzame’ situatie te halen. De Bont: ‘Al die projecten worden
lokaal bedacht en uitgevoerd. Overzicht over wie, wat, waar en hoe is er niet.
Daar zit nog niet echt structuur in.’ Het doel van de landelijke campagne is dan
ook om meer structuur in de aanpak aan te brengen en door samenwerking een
samenhang te creëren. Zo wordt met het NIZW een databank opgezet waar gegevens
over de projecten worden verzameld. Iemand die een project wil beginnen kan dan
opzoeken of het al een keer gedaan is en op welke manier. ‘Het is makkelijk voor
iemand die een project wil starten om gegevens op te vragen. Dan hoef je
tenminste niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden,’ zegt De Bont.
De Boodschappen Begeleidingsdienst in Den Haag probeert zo laagdrempelig
mogelijk activiteiten aan te bieden, speciaal gericht op ouderen. De ouderen
kunnen, samen met de dertig vrijwilligers en vijftig werknemers met een ID-baan,
op vakantie gaan, uitstapjes maken in de omgeving en boodschappen doen. Maar de
boodschappen kunnen ook thuis gebracht worden. De afdeling Dicht bij Huis houdt
zich bezig met het bezoeken van ouderen thuis en het organiseren van
ontmoetingsmiddagen.
Ria Hartgring loopt naar de zware toegangsdeur van het hofje. Ze zwaait
enthousiast naar de twee vrouwen achter de ramen. Als blijkt dat er nog iemand
mee boodschappen gaat doen, loopt Ria naar haar deur om de vrouw te helpen.
Martha Vercouteren, Rini Steinz (68) en Ria van Starkenburg (66) lopen alledrie
met een stok. De kleine groene bus is meteen gevuld met geklets. Ondertussen zet
Hartgring de boodschappenkarretjes achterin en klapt de opstap weer in. ‘Ik heb
hier achter me een paar nieuwe heupen en knieën zitten, dus het moet wel een
comfortabele bus zijn,’ grapt ze. Tijdens het rijden, bemoeit ze zich af en toe
met het gesprek. ‘Ik krijg wel een band met de mensen, want ze vertellen heel
veel in de bus. Voor de ouderen is dit ook fijn, ze trekken met elkaar op en
kletsen met elkaar. Ze dachten altijd dat ze alleen stonden met hun gevoelens,
maar in de verhalen herkennen ze veel.’
Denkpatroon
De manier waarop de Haagse begeleidingsdienst intervenieert, verschilt
nogal. Er zijn echter vier belangrijke. Ten behoeve van ontmoetingen is er
bijvoorbeeld een koffie-inloopochtend in het buurthuis. Verder kunnen er
huisbezoeken worden afgelegd. Ook worden er vaak cursussen of gespreksgroepen
georganiseerd. De vierde belangrijke tussenkomst is de specifieke woon-zorgvorm.
Daarbij wordt gekeken of de eenzaamheid opgelost kan worden door de oudere in
bijvoorbeeld in een tehuis te plaatsen.
Brigitte Nitsche pleitte begin vorig jaar in het tijdschrift Ouderenzorg
voor meer maatwerk bij de aanpak van eenzaamheid. Het aanbod zou volgens haar te
standaard zijn en soms zou een combinatie van interventies beter zijn. Soms
werkt bijvoorbeeld een combinatie van huisbezoeken en het organiseren van een
koffieochtend beter dan een afzonderlijke methode. Maar dat leidt weer tot
betrokkenheid van meerdere organisaties tegelijk, die dan beter moeten gaan
samenwerken.
Ondanks dat Hartgring, chauffeuse bij de BBD, de ouderen helpt met in- en
uitstappen, het halen van een boodschappenkar en het inladen van de spullen,
gaat het erom dat ze zo zelfstandig mogelijk blijven. De drie vrouwen uit het
hofje doen zelf hun boodschappen en gaan dan naar de McDonalds boven de
supermarkt om wat te drinken. ‘Het koffiedrinken en kletsen is het
belangrijkste, daar kijken ze naar uit,’ vertelt Hartgring. ‘Soms zit de deur
het hele weekend op slot, totdat wij langskomen.’
De landelijke campagne ‘Het voorkomen van Sociaal Isolement bij Ouderen’
loopt tot eind 2005. Na het inventariseren van de informatie over eenzaamheid,
zullen leden van de ouderenbonden lokaal projecten beginnen, zoals het openbaar
vervoerproject. De leden gaan dan aan andere ouderen uitleggen hoe het openbaar
vervoer werkt. Ook worden handreikingen voor de ouderen geschreven over onder
andere wonen, zorg en inkomen, gericht op het voorkomen van een sociaal
isolement. ‘Hulpverleners gaan meestal meteen in oplossingen denken. Maar je
moet eerst kijken wat de oorzaken zijn,’ benadrukt De Bont. ‘Ouderen moeten ook
vooruit gaan denken. Bijvoorbeeld als ze 65-plus zijn, willen ze graag een
huisje op het platteland. Maar als ze dan geen man meer hebben, ze niet kunnen
autorijden en voorzieningen ver weg zijn, dan kan het leiden tot een sociaal
isolement. En daar kunnen ze zelf wat aan doen.’/Linda Blok