Met de Marokkaanse jeugd in Nijmegen gaat het beter dan in andere steden, zegt jongerenwerker Mohamed Akrouni van de Nijmeegse welzijnsorganisatie Tandem. Onder hen een kleine groep met probleemgedrag. ‘Jongens die thuis problemen hebben, hebben dat vaak ook op school, gebruiken nogal eens softdrugs en dealen soms ook,’ Aldus Akrouni. ‘Veel Marokkaanse jongeren blowen en drinken soms, maar harddrugs gebruiken ze niet zo snel.’
Het Peerproject Chebbab, een voorlichtingsproject op het gebied van drugspreventie van en voor Marokkaanse jongens, ontstond op initiatief van verschillende instanties. De gemeente vond dat er binnen een stimuleringsproject ook aan Marokkanen voorlichting gegeven moest worden. De Grift, de Gelderse instelling voor verslavingszorg, had moeite de Marokkaanse jongeren te bereiken. Daarbij kwam dat Forum, het instituut voor de multiculturele samenleving, instellingen zocht die mee wilden werken aan een pilot rond de ‘peergroup-methode’.
Onderlinge band
De jongerenwerker van Tandem en de preventiewerker van De Grift begonnen in augustus 2001 met de voorbereiding van Chebbab. In een periode van vier maanden werden twintig jongeren elke dinsdagavond getraind om kennis te verwerven en over te kunnen dragen. De jongeren leerden alle ins en outs over alcoholmisbruik, xtc, hasj, weed en gokken. Ze werden getraind in presentatietechnieken, spreken in het openbaar en public relations. Daarna zouden de jongens gedurende zes maanden voorlichtingsavonden in jongerencentra verzorgen. De jongeren werden niet alleen klaargestoomd om voorlichting te geven aan hun leeftijdsgenoten, maar de bedoeling was ook dat ze hun stempel zouden gaan drukken op de inhoud van het project. De docenten waren deskundigen uit de verslavingszorg, hulpverleners, ex-verslaafden en een koffieshopeigenaar.
Vanaf november 2001 werden 160 jongeren per brief benaderd. De werving had de nodige voeten in aarde, want Akrouni verstuurde zijn brief drie keer naar sommige jongens voordat ze reageerden. In totaal werden er twintig jongeren geselecteerd, van wie er in de loop van het project negen afvielen. Bij de werving koos Akrouni bewust voor het versturen van brieven. ‘Bewust, omdat we een bepaald soort jongeren zochten. Als een jongen die brief leest, invult en opstuurt, dan zegt dat veel over hem. Zo iemand is serieus. We benaderden niet alleen een bovenlaag die brieven leest, want we gebruikten ook andere methoden. We hebben jongerencentra en scholen bezocht, collega’s benaderd met de vraag of ze nog geschikte kandidaten wisten.’ Akrouni wilde een divers jongerenteam samenstellen qua leeftijd en qua achtergrond. Deelnemers mochten geen extreme gebruikers zijn, maar dat ze af en toe een jointje rookten was niet zo’n probleem. Via deze incidentele gebruikers kon het project ook jongeren bereiken die soms drugs gebruiken.
Op het programma stonden trainingsavonden, weekenden en een survivaltocht in de Ardennen. Tijdens die trainingsweekenden leerden de jongeren vaak meer dan tijdens tien bijeenkomsten, constateert Akrouni. Door de intensieve samenwerking in de weekends ontstond een echt team, een voorwaarde om later met elkaar de leiding van het preventieproject op zich te nemen. ‘De trainingen waren ontzettend goed voor de onderlinge band, herinnert Akrouni zich. ‘Je doet huishoudelijke taken, zoals het ontbijt en diner klaarmaken, afruimen, afwassen. Daardoor versterk je de onderlinge band en leerden we als begeleiders de jongeren kennen. De jongeren kregen inzicht in elkaar. Sommigen lopen er constant de kantjes vanaf en anderen staan constant af te wassen. Dat maken wij dan bespreekbaar en dan komen er allerlei verhalen als “Dat hoef ik thuis ook niet”. En dan zeggen wij: “Dat moet je hier dus wel”.’
Platform
De intensiteit van het project had ook tot gevolg dat een aantal jongens afvielen. Sommigen belemmerden het proces, zegt Akrouni. ‘Er waren afvallers die we er graag bij wilden houden. Maar ze konden door omstandigheden niet meer mee doen. We hadden nu eenmaal de afspraak dat ze niet vaker dan drie keer afwezig mochten zijn. Sommige afvallers waren ook niet serieus genoeg, ze veroorzaakten irritaties door kinderachtig gedrag. Zij kwamen niet voor het doel, maar voor de leuke dingen, de survivaltocht en het uitstapje naar Six Flags. Tijdens het survivalweekend ging een aantal twijfelgevallen niet mee. Toen zeiden de anderen: “We kennen ze goed, we kunnen beter afscheid nemen van ze”.’
Voor Mohamed Akrouni was het belangrijk dat de leiding steeds meer bij de jongens zelf kwam te liggen. ‘Anders wordt het een project van de werkers en lijkt het alsof zij worden gebruikt voor onze doelstellingen. Het werd steeds meer hùn project. Tijdens het proces deed de begeleiding steeds meer een stapje terug. Uiteindelijk werden de vergaderingen geleid door een van de jongeren zelf.’ Een van de eigen initiatieven van de jongens was een debatavond voor de ouders over verschillen in opvoeding en cultuur tussen Marokkanen en Nederlanders. ‘De jongeren zagen de opstelling van hun ouders als een probleem. Als je niet met je ouders kunt praten, is dat heel lastig. Voor veel ouders en jongeren was het überhaupt nieuw om te praten.’
Vervolgens organiseerden de jongens een zaalvoetbaltoernooi met voorlichting en voorlichtingsavonden in de jongerencentra. De opkomst van jongeren verschilde per wijk. Akrouni: ‘Niet altijd was de voorbereiding een succes. De PR verliep in de ene wijk ook minder dan in de andere. Soms kwamen de flyers te laat aan of werden ze helemaal niet uitgedeeld, maar de jongeren hebben ook daarvan geleerd.’
In totaal hebben ruim zeshonderd mensen aan activiteiten van het project deelgenomen. Het belangrijkste ‘olievlekeffect’ van het project voor en door leeftijdsgenoten is dat er een jongerenorganisatie in Nijmegen ontstond, A Salaam (‘Vrede’). Dit platform draagt een positief beeld uit van Marokkaanse jongeren en organiseert nu sportactiviteiten, feesten en thema-avonden over onder meer criminaliteit, integratie, vader-zoon- en moeder-dochterrelaties en islamitische normen en waarden. ‘We laten aan de buitenwereld zien wat Marokkanen allemaal kunnen. We bepalen zelf waarover we praten,’ zegt voorzitter Nordin Kerkri.
Preventie door leeftijdsgenoten
De inzet van ‘peergroups’ (leeftijdsgenoten) voor preventieactiviteiten ontstond in de Verenigde Staten vanuit het idee dat jongeren eerder een boodschap aannemen van leeftijdsgenoten. Ook denken ze actiever over de boodschap na, in plaats van de informatie passief over zich heen te laten komen. In een ‘peerpreventieproject’ zijn jongeren daarom mede-uitvoerders en -bedenkers van preventieactiviteiten, gericht op de groep waar ze zelf inzitten. Na een grondige voorbereiding zijn de leeftijdsgenoten in staat zelfstandig jongeren uit de doelgroep te informeren en te laten nadenken over riskant gedrag. Ze hebben een rol in de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het project. Ze denken mee, beslissen mee en zijn bij de uitvoering gelijkwaardige partners.
Met de methode kunnen doelgroepen worden bereikt die op een andere manier niet of nauwelijks zijn te benaderen, aldus de auteurs van ‘Jeugd met een boodschap’. Door actief jongeren te betrekken bij hun leefwereld worden de kansen vergroot op een verbetering van hun leefsituatie. Dergelijke projecten kunnen de vorm aannemen van onderzoeks- of adviesprojecten, informatie- of hulpverleningstrajecten.
Vanaf 1999 deed Forum (instituut voor multiculturele ontwikkeling), onderzoek naar de mogelijkheden van ‘peerprojecten’. Daarnaast begeleidde Forum vanaf 2002, samen met instellingen en onderzoeksinstituten, pilotprojecten op vier locaties: Spijkenisse, Hellevoetsluis, Ede en Nijmegen. Het Nijmeegse peerproject Chebbab was het meest geslaagd, omdat het alle fasen – van training tot en met uitvoering – redelijk succesvol doorliep.