‘Als je kijkt naar de gunstige maatschappelijke effecten van sport, dan verdient sport een krachtiger impuls dan dat het nu krijgt.’ Dat zegt Ton Rombouts, bestuurslid breedtesporten van het NOC*NSF en burgemeester van Den Bosch. Ongetwijfeld springt sport als gezondheidsbevordering het meest in het oog, getuige de joggende burger die geregeld het straatbeeld bepaalt. Volgens onderzoeken leidt het onder meer tot een lager ziekteverzuim, minder arbeidsongeschiktheid en een lagere medische consumptie. ‘Breid lichamelijke opvoeding op school uit naar een half uur per dag,’ meent Rombouts dan ook. Zijn gedachte is niet alleen ingegeven doordat sport de gezondheid bevordert, maar ook doordat het ‘bij uitstek’ tegemoet komt aan sociale waarden als integratie, participatie en preventie. Ook op internationaal niveau wordt deze gedachte ondersteund. In het Europees jaar van opvoeding door sport zet het ministerie van VWS zich onder meer met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in ‘om de fysieke, mentale en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren te helpen ontwikkelen’. Rombouts: ‘Neem bijvoorbeeld de invloed van teamsporten op waarden en normen. De sporter leert samen te werken, respect te hebben en te krijgen, tegen zijn verlies te kunnen, geduld te hebben en verantwoordelijkheid te dragen.’
Maatschappelijke betrokkenheid
Hoe beoordeelt Rombouts het rijksbeleid? ‘Op de rijksbegroting is er zeventig miljoen euro voor sport uitgetrokken,’ becijfert hij. ‘Dat is belachelijk weinig. Van dat geld kan je bij wijze van spreken maar één stadion bouwen.’
Een concreet project dat het ministerie van VWS initieert, is samenwerking in de zogenaamde BOS-driehoek (Buurt, Onderwijs en Sport). Naar aanleiding hiervan moeten vooral kwetsbare jongeren participeren in sportverenigingen en structurele projecten op het gebied van sport. Maar ook hierover is Rombouts kritisch. ‘VWS heeft voor dit initiatief vijf miljoen euro uitgetrokken. Nou, bij het tienvoudige wordt het een beetje serieus. Hoezeer ik ook snap dat het kabinet moet bezuinigen, dit is echt een verkeerd signaal. Bovendien heeft premier Balkenende bij aanvang van dit kabinet juist méér geld beloofd.’
Rombouts wil nou ook weer niet beweren dat alleen geld heilig is, want het is ook een kwestie van ‘gewoon beginnen’. ‘Spoor succesvolle projecten op,’ wil hij er mee zeggen, ‘en probeer een soortgelijk initiatief op te zetten. ‘Best cases’ te over, meent hij. ‘Neem de omnisportvereniging GVAV Rapiditas in Groningen,’ licht Rombouts er eentje uit. ‘Zij toonde haar maatschappelijke betrokkenheid door een speciaal lidmaatschap in te stellen voor bewoners van een asielzoekerscentrum. Deze mensen, die volledig onbekend waren met het Nederlandse verenigingsleven, werden door middel van persoonlijke begeleiding door zogenaamde verenigingsbddy’s ingewijd in het verenigingsleven van Rapiditas. Zij werden opgenomen in de teams en gingen ook kaderfuncties uitoefenen. Via allerlei fondsen werd de benodigde financiering geregeld.’
Rombouts verhaalt over andere randvoorwaarden voor de sportsector. Zo noemt hij het uitstralen van vertrouwen en enthousiasme op allerlei niveaus een vereiste. Maar ook bijvoorbeeld: ruimte geven aan de sportsector. Zo bleek uit eerder onderzoek van Ernst & Young dat door de forse toename van wet- en regelgeving het steeds moeilijker wordt voor bestuurders om vrijwilligers gemotiveerd bezig te houden. Reacties: verpachten van kantines of deze afstoten en outsourcen van personeelsbeheer. ‘Tegemoetkoming in belastingheffing van kantine en accommodatie zou al een mooi begin zijn.’
Verstrengeling
Rombouts noemt het goed dat sport erg verweven is met de welzijnssector, maar waarschuwt voor een te grote afhankelijkheid. Hij heeft het naar eigen zeggen geregeld mis zien gaan als sportprojecten vanuit de welzijnshoek werden opgezet. ‘In plaats van langs de welzijnslijn kunnen sportinitiatieven veel beter langs de reguliere lijn van bestaande sportverenigingen opgezet worden. ‘Want,’ stelt hij, ‘wanneer de subsidie stopt, vertrekt de welzijnswerker namelijk weer. Je kunt veel beter geld verdelen over sportverenigingen en daar een taakstelling aan verbinden. Binnen drie jaar moeten ze er bijvoorbeeld driehonderd leden bij hebben. Op deze manier geef je veel structureler vorm aan sportbeleid.’.
Een goed voorbeeld van de verstrengeling tussen sport- en welzijnssector ziet Rombouts in de voetbalvereniging Rodenburg in Leiden. ‘De laatste jaren heeft de club een toestroom gehad van allochtone leden. Veel autochtone leden zagen dit met lede ogen aan; een ‘witte vlucht’ was het gevolg. Om deze ontwikkelingen te keren besloot Rodenburg de integratie binnen de club te bevorderen en haar buurtfunctie te versterken. Samen met onder meer de Leidse Welzijnsorganisatie en een organisatie voor interculturele vraagstukken wist de club een project vlot te trekken. Met financiering van de gemeente sprongen professionals van de welzijnsorganisatie bij als trainer, legden contact met de jeugd in de wijk en ook met ouders. Sowieso is het boeiend om de sportsector te verbinden met de problemen van een stad.’
Wat Rombouts betreft gaat de wederzijdse beïnvloeding nog verder dan dat. Hij ziet ‘hoe eerder, hoe liever’ dat sport in methodieken in de (jeugd)hulpverlening wordt toegepast. ‘Als je met jeugd aan de slag wil, begin je al vrij snel met sport en kracht,’ geeft hij als logische verklaring. ‘Immers: lamlendigheid en verveling leiden veel eerder tot ontsporingen in de maatschappij.’ Maar ook in andere takken van hulpverlening zag het NOC*NSF bestuurslid positieve effecten van het gebruik van sport. ‘Zo was ik laatst bij een Exodushuis, een reïntegratieproject voor ex-gedetineerden. In het aanbod van wonen werken en sociale contacten neemt het beoefenen van sport een belangrijke plaats in. Door de zingeving en het aanleren van normen en waarden is de kans op een geslaagde terugkeer groter dan anders. Je kunt dus criminele carrières in de kiem smoren.’
Om met sport als sociale uitdaging aan de gang te gaan, is het overigens nog van belang dat het repressieve klimaat ten aanzien van overlastgevers in Nederland verandert. ’Ik geloof er namelijk heilig in dat je verloedering het beste aan de voorkant kunt bestrijden. Dan is sport als preventief middel dus van het grootste belang.’