Het leek enkele jaren geleden nog zo’n mooi initiatief
om onder verantwoordelijkheid van gemeenten indicatieorganen op te richten die
op ‘deskundige, integrale en objectieve wijze’ indicaties zouden verstrekken aan
cliënten. Geen zorgaanbieders of verzekeraars meer die bepaalden wat de klant
nodig had. Maar een onafhankelijk loket waar cliënten voor alle vragen rond
wonen, zorg en welzijn terecht zouden kunnen. Omdat alle verzoeken via het RIO
zouden moeten gaan, kon de algehele vraag naar zorg in Nederland transparanter
worden gemaakt en de leemtes in het aanbod zouden goed duidelijk worden.
Traag en laks
Het idee was mooi en dat is het nog steeds, vinden de meeste betrokkenen.
Maar na ruim drie jaar bezorgt de uitvoering hen nog steeds vele hoofdbrekens.
‘Als we vasthouden aan de manier waarop het nu is georganiseerd, dan komt het in
ieder geval niet goed,’ zegt Robbert Huijsman, Rotterdamse hoogleraar
ouderen(zorg)beleid. Huijsman heeft zich al vanaf het begin met de oprichting
van de RIO’s bemoeid. Hij adviseerde de overheid over het realiseren van de
indicatieorganen en deed twee jaar geleden een onderzoek naar het functioneren
van de organisaties. Toen al gaven de RIO’s aan dat ze kampten met geld- en
personeelstekort. Klanten klaagden over wachtlijsten, trage procedures en een
gebrek aan informatie. Nu, ruim twee jaar later, komen er nog steeds weinig
hoopgevende geluiden uit de regio’s in het land.
In Eindhoven bijvoorbeeld besloot de gemeente al het RIO drastisch om
te vormen. ‘Het complex aan problemen vraagt om een fundamentele herziening,’
stelde wethouder Van der Spek onlangs. Van der Spek maakt zich hard voor het
reorganisatiemodel dat Robbert Huijsman voor Eindhoven opstelde. In het plan
adviseert Huijsman de regie van de indicering in handen te houden, maar de
uitvoering aan onafhankelijke beroepskrachten over te laten. Verder zouden de
drie RIO’s in de regio moeten opgaan in één indicatieorgaan om slagvaardiger te
werk te kunnen gaan. Het takenpakket zou moeten worden uitgebreid met de Wet
Voorzieningen Gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg. Aan deze
pakketuitbreiding moeten overigens alle RIO’s vanaf volgend jaar gaan
voldoen.
Als het aan het Regionale Patiënten en Consumenten Platform (RPCP) in
Eindhoven ligt, moet er nog heel veel worden verbeterd. Begin februari bracht
het RPCP Zuidoost Brabant een rapport uit onder de veelzeggende titel ‘Indicatie
of irritatie’ waarin de ervaringen van ruim honderd klanten met het RIO zijn
opgetekend. Men klaagt vooral over de wijze van indiceren, het indicatiebesluit,
onduidelijkheid over mogelijkheden en procedures, gebrekkige
informatievoorziening, wachttijden en bejegening. Uit de meldingen van klanten
blijkt onder meer dat velen totaal niet weten wat een RIO is en wat het doet.
Ook zouden ze ondanks toezeggingen niet worden teruggebeld door het RIO, onheus
worden behandeld en zich overgeleverd voelen aan één persoon met veel meer macht
en invloed dan zij. Ten slotte werden forse uitlatingen opgetekend, zoals: “Je
moet erg op je woorden passen, zodat het niet tegen je wordt gebruikt” en “ik
heb me vogelvrij gevoeld, aan mijn lot overgelaten en het interesseerde de
indicatiesteller helemaal niets”. Traag en laks, zo werd het RIO meermalen
betiteld.
Volgens Arianne Theus van het Eindhovense patiëntenplatform is het
zorgaanbod bovendien te vaak het uitgangspunt. ‘Vraaggericht werken is er bij
het RIO nog weinig bij, ze gaan te veel voorbij aan de wens van de cliënt.’
Theus meldt ook dat er van onafhankelijke indicatie van het RIO nog weinig
sprake is. ‘Cliënten zijn bijvoorbeeld in een bepaalde periode niet of weinig
geattendeerd op de mogelijkheden van een persoonsgebonden budget omdat daar
weinig middelen voor waren. Dat kan niet. Het is niet aan het RIO om te bepalen
wat wel of niet kan. Het moet de zorgvraag helder zien te krijgen.’ Theus
benadrukt wel dat het RIO open staat voor kritiek. ‘Het probeert serieus de
problemen aan te pakken.’
Grijs gebied
‘Als we ruim honderd klachten krijgen, dan zijn dat er ruim honderd te
veel. Daar doen we natuurlijk iets mee. Maar we helpen in totaal dertigduizend
mensen, dus dan is honderd toch relatief weinig,’ stelt directeur van het RIO in
Eindhoven, Joel Gijzen. Volgens hem heeft het RIO als gevolg van ‘budgettaire
moeilijkheden’ in het verleden nog niet optimaal kunnen werken. ‘Maar de
gemeente Eindhoven heeft dat nu gelukkig erkend en de begroting aangepast, zodat
wij slagvaardiger aan de gang kunnen gaan.’ Tevens stelt Gijzen vraagtekens bij
de wachtlijsten die Huijsman eerder in kaart bracht. ‘Die waren gebaseerd op
gegevens van anderhalf jaar geleden. Nu hebben we een wachtlijst waar
vierhonderd mensen op staan, en dan hebben we het over niet-urgente gevallen.
Aan het eind van dit jaar moet die lijst zijn opgelost.’ Daarnaast attaqueert de
directeur de stelling van Theus als zou het RIO helemaal niet onafhankelijk
werken. ‘Natuurlijk is die onafhankelijkheid nog een grijs gebied. Het zal wel
sporadisch voorkomen dat iemand met een zwaardere indicatie op andere
mogelijkheden voor zorg wordt gewezen, omdat die sneller te realiseren zijn dan
andere. Maar dat is ook in het belang van de cliënt.’
Professor Huijsman stelt dat de RIO’s op dit moment verdrinken in taken en
verantwoordelijkheden. Ze krijgen meer aanvragen dan ze kunnen verwerken. In de
regio Zuid-Kennemerland bijvoorbeeld kampt het RIO daardoor met grote
achterstanden, wat tot gevolg heeft dat er een wachttijd is van vele maanden.
Ook daar heeft het regionale patiëntenplatform inmiddels flink aan de bel
getrokken, na een door haar georganiseerd onderzoek naar ervaringen van cliënten
uit Zuid- en Midden-Kennemerland.’Het is hier een gigantische
organisatorische puinhoop,’ zegt Corrie Keessen van Kennemer Patiëntenplatform
(KPP). ‘De wachtlijsten zijn het grootste probleem en de informatievertrekking
is ronduit slecht. Ik ken voorbeelden te over, zoals een dame die vier maanden
moest wachten op een indicatiestelling voor een verzorgingshuis. Als zij
vervolgens na vijf maanden zelf opbelt om te vragen wanneer er iemand langskomt,
krijgt zij de boodschap dat het nog wel vijf maanden zal duren.’ Het KPP heeft
haar ongenoegen kenbaar gemaakt aan het RIO en afspraken gemaakt over
voortgangsgesprekken. ‘Ik denk dat het in de toekomst goed kan komen met het
RIO, maar nu wordt er in ieder geval nog veel te bureaucratisch gewerkt,’ zegt
Keessen.
Robuust maken
Directeur van het RIO Zuid-Kennemerland Richard van de Sande meent dat
de organisaties nog lang niet op orde zijn door een gebrek aan mensen en
middelen. ‘En het is heel lastig om vanuit een achterstandspositie terug te
komen. Daarnaast heeft de overheid verzuimd de juiste beleidsmatige keuzes te
maken en meer geld te investeren in de indicatieorganen, waardoor wij het steeds
met tekorten moeten doen. De zorgvraag zal de komende tijd zo’n acht tot tien
procent toenemen. Dus hoe je het wendt of keert: er moet meer geld bij.’
Staatssecretaris Vliegenthart heeft voor 2001 en 2002 een eenmalig
bedrag van 55 miljoen beschikbaar gesteld aan het gemeentefonds voor het
‘robuust maken’ van regionale indicatieorganen. Dit om de achterstanden weg te
werken. Het bedrag is gebaseerd op bevindingen van onderzoek van de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG). Per regio is een bedrag beschikbaar op basis
waarvan plannen kunnen worden ingediend. Het RIO in Zuid-Kennemerland denkt
meerdere tonnen in de wacht te kunnen slepen. ‘We doen erg ons best om de
doorstroom te versoepelen,’ zegt Van de Sande. Er is een taakverlichting
ontstaan doordat het zorgkantoor afgelopen februari de zorgtoewijzing van het
RIO heeft overgenomen. Dat betekent dat de zorgtoewijzing èn het
wachtlijstbeheer niet langer door het RIO worden uitgevoerd. Van de Sande meent
dat de RIO’s in de toekomst meer een soort ‘waakhondfunctie’ krijgen. ‘De
indicatiestelling kan aan de zorgaanbieders worden gemandateerd zolang het RIO
toezicht houdt en de protocollen bepaalt. Met goede protocollen, die er nu al
liggen, moet voorkomen worden dat indicatiestellers dan bevooroordeeld te werk
gaan en klanten een bepaalde richting opsturen.’ Ondanks alle rompslomp in de
regio’s ziet Van de Sande toch heil in de RIO’s. ‘De toegevoegde waarde van een
RIO blijft overeind, namelijk dat het door haar onafhankelijkheid voor
positieverbetering van de cliënt kan zorgen.’
Ben Corino, directeur van de Landelijke Vereniging van Indicatie Organen
(LVIO) vindt de kritiek die de 82 RIO’s over zich heen krijgen niet terecht.
‘Het is zeker nog niet zo dat we perfect werk afleveren, wat dat betreft steek
ik een hand in eigen boezem. Maar het is wel zo eerlijk om eerst te kijken naar
de omstandigheden waarin we zijn begonnen en de instrumenten die we hebben
meegekregen. Sommige RIO’s zijn pas goed twee jaar bezig. Het is zo makkelijk
scoren om te zeggen dat dingen niet goed gaan. Bovendien mag het dan in
Eindhoven niet goed gaan, er zijn ook al veel RIO’s waar de organisatie al heel
behoorlijk op de rails staat.’
Corino stelt dat er vooraf geen duidelijke inventarisatie is geweest
van de benodigde financiën, deskundigheid en het personeel voor het functioneren
van de RIO’s. ‘We zijn in feite gewoon begonnen en hebben een vliegende start
gemaakt,’ vertelt hij. ‘In dat opzicht doen we het niet slecht. Maar nu blijkt
dat we enige zaken moeten bijstellen. We gaan nu bijvoorbeeld naar een output
financiering. We krijgen dus niet meer van tevoren een zak met geld. Gemeenten
nemen gelukkig steeds meer verantwoordelijkheid en passen hun begroting
aan.’
Corino vindt het verstandig dat er een ‘opschaling’ plaatsvindt van de
ruim tachtig RIO’s. ‘Er zijn er nu te veel. De kleinere organisaties zijn te
kwetsbaar. Als er één medewerker ziek is, betekent het soms dat een derde van de
aanvragen blijft liggen, omdat er een beperkt aantal indicatiestellers is. We
moeten toe naar grotere organisaties.’
Robbert Huijsman meent dat overheid zich in het verleden te veel heeft
bediend van een ‘ad hoc aanpak’, waardoor er nu veel mis gaat bij de RIO’s. ‘De
overheid wilde de regio’s bijvoorbeeld eerst niet één model opleggen voor het
tot stand brengen van een RIO. De organen zouden moeten aansluiten bij de
omstandigheden in de verschillende gemeenten. Nu stelt de overheid weer dat de
RIO’s onderling te veel verschillen. Er is van te voren niet voldoende nagedacht
over de mogelijke consequenties, er wordt te veel onderweg bepaald.’
Woordvoerder van het ministerie van VWS Pieter Idenburg is het daar
niet mee eens. ‘We hebben wel degelijk telkens als uitgangspunt gesteld dat de
indicatie ‘integraal, objectief en onafhankelijk’ moet zijn, zegt hij. ‘Het
klopt dat we vanuit diversiteit uiteindelijk een eenvormige indicatiestelling
willen bereiken. RIO’s moeten eerst de kans krijgen de indicatiestelling in de
regio te implementeren alvorens we naar een landelijke eenvormigheid toe kunnen,
het is een groeiproces. Maar een burger in Friesland moet in dezelfde
omstandigheden, dezelfde soort indicatie krijgen als iemand in Zeeland. Daarvoor
zijn ook protocollen ontwikkeld. Die moeten de rechtszekerheid van de cliënt
garanderen.’
Bij de onafhankelijkheid van de RIO’s zet Huijsman zijn vraagtekens.
‘Onafhankelijkheid van partijbelangen zal altijd lastig zijn en de cliënt die
het hardst schreeuwt, krijgt nog steeds de meeste zorg. Dat verander je niet met
dit systeem. Het gaat erom dat er flexibel beleid komt dat meerdere scenario’s
toe laat, in plaats van vast te houden aan een zaligmakend hoofdidee.’ Huijsman
zegt ook dat het integraal werken in veel regio’s nog niet tot stand is gekomen
en dat van een goede informatievoorziening aan de klant is nog weinig sprake is,
wat de patiëntenplatforms ook al meldden.
De hoogleraar zelf heeft drie mogelijke scenario’s ontwikkeld voor de
toekomst van de RIO’s. In de eerste variant gaan RIO’s op in de zorgkantoren en
behouden ze hun status van controlerend en toezichthoudend orgaan. Bij de tweede
mogelijkheid krijgen ze alsnog een besluitbevoegdheid en behouden ze hun
onafhankelijkheid. Momenteel hebben RIO’s enkel een adviserende taak. Dat stelde
de Centrale Raad van Beroep begin dit jaar toen de rechtbank in Zwolle zich
afvroeg of een indicatie een beschikking is of niet. Dit na een rechtsgang van
een cliënt uit Almere die het niet eens was met een indicatiestelling.Bij de
derde variant stelt Huijsman voor dat de zorgaanbieders de indicatiestelling
weer voor hun rekening nemen, maar dan gezamenlijk. Huijsman: ‘In Gorinchem
bijvoorbeeld gebeurt dat in feite al. Daar bestaat een stichting waarin
zorgaanbieders in de regio vertegenwoordigd zijn, ze bekijken samen welke zorg
iemand nodig heeft.’ Ondanks zijn kritiek hoeft het wat Huijsman betreft niet
tot een opheffing van de RIO’s te komen. ‘RIO’s moeten een herkansing krijgen.
Ze moeten hun kansen oppakken, als toezichthouder de kwaliteit van
indicatiestelling bewaken en voortvarend aan de slag gaan als regionaal
knooppunt van informatievoorziening voor goede beleidsvoering, dwars door de
schotten van wonen, zorg en welzijn heen.’/Jeannine
Westenberg