Ook stelde zij, dat het gemis aan broederschap een steeds groter maatschappelijk probleem wordt en dat lotsverbondenheid en sympathie tot de belangrijkste waarden in een gemeenschap behoren. Deze waarden zijn volgens haar gestaag naar de achtergrond geraakt. Als broederschap nog verder uit het zicht raakt, moeten wij niet verbaasd zijn dat het populisme verder voortschrijdt.
Als welzijnswerker weet ik, dat dit populisme in het bijzonder over het witte populisme gaat. Deze, naar mijn oordeel, negatieve en goedkope politieke retoriek, die zomaar kan leiden tot een groep van onder-onderbroeders: de Nederlanders met een andere culturele achtergrond. Dit gevaar dreigt, want het is nogal wat om te horen, dat de helft van je lotgenoten crimineel is. Dat je niet deugt. Dat je geloofsovertuiging verboden zou moeten worden. Het gaat hier, alleen al in Europa, over tientallen miljoenen allochtonen of beter gezegd moslims. En het is geen retoriek van één persoon. Zeker 20 tot 25 procent van de autochtone Nederlanders deelt deze opvattingen. Elke vorm van broederschap is hier volkomen zoek.
Onze organisatie heeft als motto: Verbind mensen. Dagelijks buffelen we om wat van onze samenleving te maken en mensen met elkaar te verbinden, ongeacht leeftijd, geslacht of ras. En het wordt er niet makkelijker op. We merken dat groepen burgers moedeloos raken door die negatieve uitspraken. Vanuit de politiek, maar de media doet mee. Goedwillende en hoogopgeleide moslimjongeren twijfelen of Nederland nog wel hun land is, terwijl ze hier zijn geboren. Vertrekken zij, dan verlaat daarmee kansrijk menselijk kapitaal ons land, omdat hier geen sprake meer is van de kernbegrippen van de democratie: ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’.
Daarnaast zien wij dat ook jongeren met beperkte bagage de samenleving de rug toekeren. Deze groep is veel minder in staat te relativeren. Hun sociaal maatschappelijke positie is veelal zwak. Feitelijk worden ook zij constant als crimineel en idioot bestempeld en een flink deel gaat zich op een dag ook zo gedragen. En dat mogen wij als welzijnswerk pogen te bestrijden. Hiermee is een nieuwe aanwas van straatetters geboren, die het prettig samenleven flink verstieren.
Ook ik baal van die typetjes. Maar ik baal er nog veel meer van, dat ze door al die beschimpingen op wie zij zijn, er min of meer voor worden opgeleid om etter te worden. Het ‘bestrijden’ kost weer bakken met geld en daarmee hebben politiek en media weer het gelijk aan hun zijde. Ook voor deze kinderen in de toekomst geen sympathie vanuit de samenleving.
Als laatste de autochtone volwassenen. Die moeten inburgeren, want dat is belangrijk voor hun maatschappelijk perspectief en voor het contact met de samenleving en de autochtone Nederlanders. Maar waarom zou je inburgeren als een groot deel van autochtoon Nederland je liever vandaag nog ziet vertrekken? Gelukkig staat een flink deel stevig in de schoenen, maar het andere deel zal zich terugtrekken in de veiligheid van de eigen kring, cultuur en waarden, waarmee wederom het gelijk van de platte retoriek bezegeld is.
Denkende aan dit alles ontkwam ik niet aan de gedachte, dat er dus ook onder-onderbroeders bestaan. Geen prettige gedachte overigens.
Dik Hooimeijer (1954) is lid Raad van Bestuur van Stichting MOOI, een welzijnsorganisatie in Den Haag en in Zoetermeer en omstreken. Binnen de organisatie heeft hij Marketing & Innovatie als aandachtsgebied. Sinds 1975 is hij werkzaam in de welzijnssector. Hij noemt zichzelf een absoluut welzijnsdier, maar is ook een oprecht criticaster. Naar zijn oordeel is het welzijn te weinig innovatief en speelt het niet altijd in op de tijdgeest.