Dat zouden er volgens de oorspronkelijke kabinetsdoelen 60.000 moeten zijn, maar begin dit jaar heeft de minister al aangegeven dat dat aantal niet gehaald zou worden. In juli staat de teller op 20.000, dat betekent dat de 50.000 niet gehaald zullen worden tenzij er in het najaar een inhaalslag wordt gemaakt.
Het is niet voor het eerst dat er cijfers beschikbaar komen waaruit blijkt dat het aantal inburgeraars dat een traject volgt niet gehaald wordt. De terugkerende berichten over het niet realiseren van de inburgeringsdoelstellingen – althans in aantallen bereikte inburgeraars – rechtvaardigen naar mijn mening onderhand de vraag: waar zijn de inburgeraars?
Mijn eigen ervaring met deze materie speelde zich vorig jaar af toen ik in een gemeente kwam die de vraag stelde: hoeveel inburgeraars moeten we opgeven aan het ministerie zodat we de financiering veilig stellen? Deze vraag was een rechtstreeks gevolg van de nieuwe wetgeving en daaraan gekoppelde financiering van inburgering. Immers, gemeenten werd gevraagd om een aantal inburgeraars op te geven dat ze de komende jaren een aanbod zouden doen. Per inburgeraar wordt een bedrag uitgekeerd door het Rijk. Dit systeem, nog los van de hopeloos ingewikkelde indeling in doelgroepen en subdoelgroepen, heeft naar mijn mening een vervreemdend effect.
De discussie gaat niet over het daadwerkelijke aantal inburgeraars en hun behoefte aan een steuntje in de rug bij het vinden van een plek in wijk, buurt of stad. De discussie gaat over budgetmaximalisatie en past daarmee in de bestuurlijke en ambtelijke logica die de verhoudingen tussen gemeenten en Rijk domineert en vastzet. Het Rijk wil een beleidsdoelstelling realiseren, geeft daar ‘koppengeld’ voor aan gemeenten en die gaan vervolgens kijken hoe ze maximaal kunnen profiteren van dit koppengeld zonder na te gaan of de aantallen realistisch zijn of dat de uitvoeringsorganisaties toegerust zijn om de taak uit te voeren.
In deze logica kan het dus gebeuren dat er door alle gemeenten gezamenlijk grote aantallen potentiële inburgeraars zijn aangemeld, die bij goed kijken en tellen er niet blijken te zijn. De financiële prikkel creëert hiermee zijn eigen probleem van overvragen en onderpresteren.
Eric Dorscheidt (1966) is adviseur en politicoloog. Als adviseur werkt hij voor de lokale overheid bij BMC-groep op het gebied van participatie, sociale zekerheid en welzijn. Daarnaast is hij lid van de Raad van Toezicht van Combiwel Amsterdam. In de avonduren is hij actief als voorzitter van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van het openbaar basisonderwijs in Amstelveen.