Door Patrick Pouw – Hij heeft iets vaderlijks over zich, als hij zich beweegt tussen de jongeren die hij een nieuwe toekomst gaf. Toch – en misschien komt dat door zijn vriendelijke oogopslag – heeft hijzelf op z’n tweeënveertigste nog iets jongensachtigs. Tot hij begint te praten. Dan krijgt hij weer dat vaderlijke. In zijn zachte stem schuilt ontegenzeggelijk een enorme kracht. En als hij begint te praten is hij niet te stoppen, doordrongen als hij is van het belang van de zaak waarvoor hij zich inzet: de ontwikkeling van achtergestelde jongeren.
Sloppenwijk
John was zelf pas achttien toen hij met dat werk begon. Hij verliet de middelbare school, en ging zonder lesbevoegdheid aan de slag als leraar in een sloppenwijk. Niet bepaald een goedbetaalde baan; hij verdiende net genoeg om te overleven en moest daarom gaan wonen in de wijk waar hij ook werkte. ‘Maar het is nobel om welzijnswerker te zijn. Je brengt iets meer vrede en gelijkheid op plekken waar veel problemen zijn.’ Plekken als Dagoretti. Daar, in de slums van Nairobi, zag John een wereld die ook voor hem nieuw was. Zelf groeide hij op in een dorpje waar het leven minder hard was. Waar kinderen naar school gingen. ‘Dat was compleet anders in Dagoretti. Heel weinig kinderen kwamen naar school. Ik wilde weten waarom.’
Hij ging, na schooltijd, de straat op om de kinderen aan te spreken die hij zo graag in zijn klaslokaal had. Dat viel niet mee. De straatkinderen – vaak wezen, vaak getraumatiseerd door geweld, en bijna altijd verslaafd aan drugs – waren argwanend. ‘Ze zagen me als leraar aankomen! Ze renden hard voor me weg.’
Maar John volhardde. En hij was creatief. Hij ging vaak rond vier uur ’s ochtends de straat op omdat dat het enige moment van de dag was dat zijn doelgroep nuchter was. ‘De drugs waren uitgewerkt, de mensen die de kinderen misbruikten lagen in bed. Het was het enige tijdstip dat je ongestoord een gesprek met die kinderen kon aangaan. Na zo’n gesprek zorgde ik altijd voor een follow-up, want vertrouwen win je niet zomaar.’
Maar de sleutel tot het succes was misschien wel voetbal. ‘Ik was een goed voetballer en gebruikte voetbal om in contact te komen. Ik vertelde die straatkinderen dat ze als ze naar school kwamen in de pauzes en na schooltijd mochten voetballen op een echt veld en in een echt team, met echte tenues, die we uit Nederland hadden gekregen. Die aanpak was vanaf het begin succesvol.’
Huisvader
Midden jaren tachtig kwam er een omslag in zijn leven. ‘Ik had ’s avond laat gekookt en gegeten met een vriend. We maakten daarna een wandeling, waarbij we langs een slum kwamen. We liepen langs een jongen die daar op straat lag. Het was juli, winter in Kenia, en daar lag die hongerige jongen te bibberen. Dat raakte me echt. De volgende dag ging ik naar een organisatie voor straatkinderen, die door een Nederlandse missionaris werd opgezet. Ik was toen nog leraar, maar ik liet hen weten dat ik graag fulltime aan de slag wilde met straatkinderen.’
John werd ‘huisvader’. ‘Ik was verantwoordelijk voor zo’n vijfentwintig jongens die net van straat waren geplukt. Ik zorgde voor ze, als een vader. Ik waakte over ze, leerde hun hoe ze zich moesten wassen en hoe ze moesten studeren, en ging met ze naar het ziekenhuis als dat nodig was.’
Het was in die jaren dat hij merkte dat hij ook met voetbal niet iedereen kon bereiken. ‘Niet iedereen kan het, en niet iedereen is erin geïnteresseerd.’ Om ook die jongeren te bereiken, moest hij andere middelen inzetten. Van de overheid in het door corruptie geteisterde Kenia verwachtte hij niet veel. ‘De overheid is te druk met politieke problemen om zich te bekommeren om straatkinderen.’
Theater
John kwam in contact met AMREF, en bleek op één lijn te zitten met de ontwikkelingsorganisatie. ‘AMREF vindt scholing heel belangrijk, maar zij zien in dat straatjongeren ook op andere manieren aan zichzelf moeten werken. Om ze te empoweren moeten ze zelfverzekerder worden, alleen dan kunnen ze stereotypen en stigma’s tegengaan. Ik wist dat rapmuziek voor de meeste jongeren heel belangrijk in hun leven is. We zijn muziek en straattheater gaan gebruiken om met de jongeren aan de slag te gaan. Theater is een heel goed middel voor jongeren om zelfinzicht te verwerven. Het is een heel laagdrempelige manier om jongeren na te laten denken over hun levens.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nummer 5, mei 2009.