Door Esther van Andel – ‘Tussenzorg’, noemt casemanager Ferber van de GGD Den Haagdeze vorm van begeleiding en coaching naar passende hulpverlening. SuNa is twee jaar geleden als proef opgesteld om Haagse jongeren tussen de 13 en 25 jaar na een zelfmoordpoging goed in beeld te houden voor nazorg.
Convenant
Het project krijgt nu een structurele inbedding bij tien zorg- of hulpverleningsinstanties. De ambulancedienst Den Haag, Bureau Jeugdzorg Haaglanden, De Jutters, Parnassia Bavo Groep, Haagse ziekenhuizen en gemeente Den Haag hebben het convenant ondertekend. De betrokken partijen komen eenmaal in de twee maanden bij elkaar voor overleg. Niet alleen de stand van zaken wordt daarin geëvalueerd, ook wordt gekeken naar sterke en zwakke punten binnen de samenwerking.
Samenwerking
‘Door ketenzorg kunnen we zoveel mogelijk jongeren die een zelfmoordpoging hebben gedaan of zichzelf beschadigen, bereiken en coachen naar adequate hulpverlening.’, zegt Ferber. ‘Er is een groep jongeren die er niet alleen uitkomt. Zij krijgen na een poging in het ziekenhuis hulp aangeboden, maar maken hier niet altijd gebruik van. Door het convenant kunnen we nog beter zorgen dat zij de juiste hulp krijgen.’
Meldplicht
Binnen die samenwerking doen de verschillende partijen melding van suïcide of zelfbeschadiging. Ferber: ‘Ik krijg een naam, leeftijd en telefoonnummer. Ook wordt gemeld wat er met diegene is gebeurd. Binnen twee weken zoek ik contact met de jongere. De toon daarbij is belangrijk. We maken een afspraak en bespreken wat ik voor diegene kan betekenen.’
Pioniersfunctie
‘Eenmaal in contact met de jongere, loopt de rest vanzelf. Als casemanager kijk je of er hulp is. Krijgt hij of zij die nog niet, dan zijn de lijnen naar de hulpverlening kort’, zegt Ferber. Met het convenant komen er nu twee extra casemanagers bij. ‘Die uitbreiding is van groot belang’, zegt Ferber. ‘In je eentje ben je te kwetsbaar. Je legt contact, maar moet niet te dichtbij komen. Want dan staan ze niet meer open voor hulpverlening. Je bent de uitgestoken hand die ze naar de behandeling trekt.’
Uitkomsten proef SuNa
In 2006 en 2007 zijn er via de Spoedeisende hulp in Den Haag ruim honderd jongeren aangemeld bij SuNa. Onder hen waren vooral Turkse (24%). Surinaamse (23%) en autochtone meisjes en jonge vrouwen (27%) die na een poging tot zelfdoding of ernstige zelfverminking op de Spoedeisende hulp moesten worden behandeld. Conflictsituaties in huiselijke kring, problemen in de relationele sfeer of persoonlijkheidsstoornissen waren in de meeste gevallen de aanleiding voor hun zelfmoordpoging.
Problemen van jongeren
Toch zijn dit niet de enige oorzaken, denkt Ferber. ‘Meisjes vragen door zelfbeschadigend gedrag aandacht voor hun problemen. Jongens doen dat op een andere manier: ze gaan overmatig drinken of gebruiken drugs.’ Maar ligt juist daar niet een grote taak voor de samenwerkende partijen binnen het convenant om de problemen van deze jongeren, in het bijzonder van de jongens, vroegtijdig op te pikken? ‘Ja’, zegt Ferber. ‘We moeten kijken hoe we hiermee omgaan. Feit is dat meisjes vaker een poging doen dan jongens.’
Aan de grenzen
Voorloper van SuNa is het project ‘Aan de grenzen’ dat liep van 2002 tot 2006. Aanleiding hiervoor was een onderzoek van GGD Den Haag, waar uit bleek dat allochtone jongeren (met name Hindoestanen) drie tot vier keer zo vaak zelfmoord plegen dan autochtone en andere allochtone jongeren. ‘Aan de grenzen’ is in 2006 afgerond. Daaruit ontstond het idee voor het project Suïcide Nazorg.