Door Carolien Stam – Onthecht, verwaarloosd en getraumatiseerd komen twee kleuters – broertje en zusje – in twee verschillende pleeggezinnen terecht. Alle rapportages getuigen van een onveilige thuissituatie. Na drie jaar zegt de vader in de rechtzitting dat niet voldoende is uitgezocht of hij wel voor zijn kinderen kan zorgen. De rechter geeft vader gelijk, nader onderzoek is nodig. De pleegouders kunnen naar huis in de onzekerheid of hun pleegkinderen er over een paar maanden nog wel zijn.
Zij hebben formeel geen poot om op te staan. Pleegouders melden zich als vrijwilliger aan om kinderen die – tijdelijk – niet thuis kunnen wonen op te nemen in hun gezin. Ze tekenen een contract met de voorziening voor pleegzorg, waarin afspraken worden gemaakt over onder andere ondersteuning en – financiële – vergoedingen.
Ze kunnen zich beroepen op het zogeheten ‘blokkaderecht’, maar alleen als het pleegkind met instemming van de ouders is geplaatst en er langer dan een jaar is. Het pleegkind kan elk moment ‘weggehaald’ worden, als de ouders hun leven weer een beetje op de rails hebben.
Stabiliteit
Om de positie van pleegouders te verbeteren, wil staatssecretaris Ross de medezeggenschap in het behandelplan van het pleegkind formeel regelen. Ook wil ze de voogdijschap eerder aan pleegouders toekennen. Op dit moment wordt dat nog weinig gedaan, ook al wonen pleegkinderen al jaren in het pleeggezin zonder hun ouders te zien.
Medezeggenschap van pleegouders in het behandelplan is hard nodig. Daarover zijn de professionals in de sector het eens. Elk jaar wordt het behandelplan opgesteld door de pleegzorgwerker en de gezinsvoogd van het kind. ‘Pleegouders kunnen het verslag ondertekenen, maar hebben geen formeel recht op inspraak,’ verduidelijkt Anja van den Bosch, al 26 jaar pleegzorgwerker bij Lindenhout in Gelderland. ‘Dat maakt hen vaak afhankelijk van de beslissingen over het kind door de gezinsvoogd.’
‘De vraag is of je pleegouders ziet als vrijwilligers of als medebehandelaars van het kind,’ verduidelijkt manager pleegzorg, Henk van den Broek. ‘De verantwoordelijkheid voor het behandelplan ligt bij de instelling en het verschilt per instelling hoe daarmee wordt omgegaan. Bij Lindenhout maakt de pleegouder bij intensieve hulp aan het kind deel uit het behandelteam. Maar lang niet alle pleegouders willen daarbij betrokken worden. Sommigen vinden het prima als het kind alleen in het gezin is en de pleegzorginstelling alle verantwoordelijkheid neemt en alles regelt.’
Dialoog
Ook Hans du Prie, directeur van Horizon, instituut voor jeugdzorg en onderwijs voor kinderen met ernstige gedragsproblemen, vindt het belangrijk dat pleegouders onderdeel uitmaken van het behandelteam, maar wijst op het risico van juridisering en polarisering.
‘Bij de totstandkoming van het behandelplan worden alle partijen, ouders, pleegouders, gezinsvoogd en pleegzorgwerker, zoveel als mogelijk is betrokken. Dat betekent dat het plan rondom het kind voortkomt uit de dialoog, zoeken, praten, overeenstemming. We moeten niet in een situatie komen dat pleegouders hun recht gaan halen. Zeker nu ouders er steeds meer bij betrokken worden, is het niet gemakkelijker.’
Een groot probleem voor pleegouders is volgens de professionals dat zij jarenlang in onzekerheid kunnen verkeren over of hun pleegkind wel of niet bij hen kan blijven wonen. Voor de pleegouders, maar zeker ook voor het kind, zou het goed zijn als duidelijk is waar het pleegkind thuis is.
Toch is het een ingewikkeld besluit om een kind niet meer onder de bevoegdheid van de biologische ouders te stellen, zegt Du Prie. ‘Uitgangspunt is altijd dat kinderen bij hun ouders horen. Dat moet je je als pleegouder ook goed realiseren. Als je een kind te veel claimt, kun je gekwetst worden als de plaatser, Bureau Jeugdzorg of de rechter, een ander besluit neemt.’
Op zoek naar wortels
Duidelijkheid is belangrijk, stelt pleegzorgwerker Van den Bosch. ‘Als een kind drie jaar in een pleeggezin is zonder dat de ouders er ooit een keer aan te pas zijn gekomen, dan lijkt het wel duidelijk. Maar de biologische ouders kunnen altijd ineens hun leven weer op de rails krijgen en staan dan bij de pleegouders voor de deur.’
‘Daar staat tegenover dat in negen van de tien keer het pleegkind niet groot wordt in het pleeggezin. In de puberteit vallen ze ineens uit het pleeggezin, gaan ze op zoek naar hun wortels en komen in de crisisopvang of in een begeleid wonen project terecht. Ook al zijn ze vanaf drie dagen oud in een pleeggezin, ik heb nog geen pleegkind meegemaakt dat zijn ouders totaal uit zijn systeem had gewist.’
‘Duidelijk is in ieder geval dat het niet goed is om een kind van het ene naar het andere pleeggezin te slepen,’ zegt Pieter Strijker. Hij is hoofddocent bij de vakgroep orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen en gespecialiseerd in problematische opvoedingssituaties. ‘Voogdijschap kan een oplossing bieden. In Nederland zijn we gewend de biologische ouders nog derde, vierde en vijfde kansen te geven om zelf hun kind op te voeden.
In Engeland heeft het kind een wettelijk recht op een stabiele plaatsing. In de VS krijgen de pleegouders de voogdij als het kind binnen 22 maanden tenminste 15 maanden niet in het ouderlijk huis is geweest.’
De consequentie van een sterkere positie voor pleegouders is: meer professionalisering. Pleegouders moeten meer deskundigheid verwerven.
De huidige cursus voor aanstaande pleegouders bestaat nu uit zeven intensieve trainingsavonden en een scholingsprogramma. Hans du Prie is voorstander van een loondienstconstructie voor pleegouders bij complexe kinderen, ‘dan kan je ook meer eisen stellen aan scholing, rapportage en beschikbaarheid’. Staatssecretaris Ross echter heeft kort geleden besloten dat er geen betaalde pleegzorg komt: ‘Pleegouders zijn geen professionele hulpverleners’.
Maar tegelijkertijd worden residentiële voorzieningen verder afgebouwd. Strijker van de Rijksuniversiteit Groningen wijst er op dat vijftig procent van de pleegkinderen ernstige gedragsproblemen heeft. ‘De helft van de pubers valt binnen anderhalf jaar uit het pleeggezin, vaak vanwege destructief gedrag. En komt dan weer in een ander pleeggezin terecht, wat de continuïteit voor het kind weer niet ten goede komt. Daarom is het beter te proberen pleegouders goed toe te rusten om met dat soort problemen om te kunnen gaan.’
Nicolette Gerritsen, 46 jaar‘Wij zorgen voor acht pleegkinderen, van wie vier in crisisopvang bij ons zijn gekomen. Het grootste deel van de kinderen komt uit een verwaarloosd milieu, met de verwachting dat ze niet of pas op zeer lange termijn terug naar huis kunnen. Voogdijschap ligt dan na enkele jaren voor de hand, zou je denken. Aan de andere kant hebben veel ouders van pleegkinderen een verstandelijke beperking. Ontheffing uit de ouderlijke macht zou hen een enorme klap kunnen geven.
‘Tegen de bloedband met de biologische ouders kun je nooit op. Een pleegkind wordt in jouw gezin opgevangen zo lang het nodig is. Ons zevenjarig pleegkind, die nog nooit bij zijn moeder heeft gewoond, roept als hij boos is dat hij naar zijn mamma gaat. Dat is de plek waar alles mag en waar je een tas met snoep en cadeautjes krijgt. Daarnaast blijf je als pleegouder afhankelijk van de gezinsvoogd, die na vijf jaar nog altijd kan beslissen dat het kind terug naar huis kan. Soms zie je zo’n kind weer snel terug, maar dan er is wel een breuk in de continuïteit van zijn leven geslagen.’
Trudie Reijn, 48 jaar‘Je komt in een kromme situatie terecht. Je moet van je pleegkind houden, want het heeft die aandacht en liefde hard nodig. Tegelijkertijd kan het kind elk moment weer terug naar de biologische ouders gaan.
‘Ik vind dat een ondertoezichtstelling voor drie of vijf jaar uitgesproken moet worden. Dan kan een kind zich rustig ontwikkelen in het pleeggezin en hebben de ouders ruim kans te laten zien dat ze hun situatie stabiel kunnen houden. Er zijn bosjes ouders bij wie dat nodig is. Tegenwoordig is het meer pappen en nathouden met allerlei interventies.
‘Onze positie moet wettelijk geregeld worden, wij hebben nu geen poot om op te staan. Ons pleegkind werd ’s nachts eens ziek. In het ziekenhuis aangekomen, moest ik een levensbepalende beslissing nemen, wat de ouders eigenlijk alleen mogen doen. Volgens de huidige wet was ik zwaar in overtreding.’