Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Aanklachten tegen vrijwilligers leiden tot discussie over aansprakelijkheid: ‘We groeien de claimcultuur in’

De vrijwilliger moet op zijn tellen passen. Steeds vaker worden vrijwillige hulpverleners aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van een verkeerd advies. Ook kunnen zij worden vervolgd wanneer zij weten dat iemand een misdrijf wil begaan en dat niet melden aan de politie. Vrijwilligersorganisaties zijn echter bij machte deze risico’s klein te houden. 'Anders haken mogelijk veel vrijwilligers af.’

Mensen die zelfmoord willen plegen of anderen iets aan willen doen. Iemand die een hulplijn belt met het verzoek over twee uur contact op te nemen met een familielid, omdat hij dan dood thuis ligt. Mensen die opbiechten hun kind aangerand te hebben of mensen die hun drang om brand te stichten niet meer onder controle kunnen houden. Telefonische hulpdiensten krijgen regelmatig meldingen van misdrijven binnen. De Stichting Telefonische Hulpdienst SOS, een hulpverleningsorganisatie die voornamelijk uit vrijwilligers bestaat, vroeg zich af welk risico op strafrechtelijke vervolging de hulpdienst of de vrijwilliger kan hebben als zij zwijgen wanneer ze voorkennis hebben van een misdrijf. Ook wilde de hulpdienst weten in hoeverre zij of de vrijwilliger aansprakelijk kan worden gesteld door nabestaanden van een slachtoffer. De organisatie gaf de Wetenschapswinkel Rechten van de Universiteit Utrecht opdracht dit te onderzoeken.

Onzekere rechtspositie
In haar rapport ‘Hulp in vertrouwen verleend’ ging onderzoekster Marloes van Kleef in op de vraag of het verschoningsrecht van toepassing is bij vrijwillige maatschappelijke dienstverlening. Op zich moet iedereen die kennis heeft van een misdrijf dat volgens het wetboek van strafrecht melden bij een opsporingsambtenaar. Niet naleven daarvan kan een gevangenisstraf van een jaar opleveren. Ook schending van de geheimhoudingsplicht, die bijvoorbeeld voor veel hulpverleners geldt, kan een gevangenisstraf van maximaal een jaar opleveren. Er bestaat echter een uitzonderingsregel: het verschoningsrecht. Artsen, advocaten, notarissen en geestelijken hoeven geen aangifte te doen. ‘De beperking van het verschoningsrecht tot dit klassieke kwartet is niet meer van deze tijd,’ vindt Marloes van Kleef. Onlangs publiceerde de wetenschapswinkel haar onderzoek ‘Hulp in vertrouwen verleend.’ Over de vraag of het verschoningsrecht van toepassing is bij vrijwillige hulpverleners kan Van Kleef kort zijn: nee, zij hebben geen automatisch verschoningsrecht. Als het aan de onderzoekster ligt, zouden zij dat wel moeten krijgen.

‘Het verschoningsrecht bestaat al meer dan een eeuw. In die tijd is eigenlijk nooit gekeken of er wijzigingen nodig zijn. Het doel van de wetgever was mensen de gelegenheid te geven hun problemen bij iemand neer te leggen, die dat niet aan anderen hoeft door te geven. Zelfs niet als er sprake was van een misdrijf. Tegenwoordig stappen veel meer mensen met dergelijke problemen naar het maatschappelijk werk dan naar een geestelijke. Maar het maatschappelijk werk heeft geen verschoningsrecht. Het voorbehouden van dit recht aan rechters, artsen, advocaten en geestelijken is dus verouderd. De wetgever zou niet meer moeten vasthouden aan bepaalde beroepsgroepen, maar moeten kijken naar de taken die mensen verrichten.’ Omdat vrijwillige hulpverleners en de instanties waarvoor zij werken geen verschoningsrecht hebben, is hun rechtspositie erg onzeker. Naast het klassieke verschoningsrecht bestaat er wel nog zoiets als het niet-klassieke verschoningsrecht. Een rechter kan per geval kijken of iemand toch onder dit recht kan vallen. ‘Maar de jurisprudentie hierover is erg vaag, zegt de onderzoekster. ‘Een rechter kijkt of er sprake is van een maatschappelijk belang om kennis van een misdrijf niet te melden en of er sprake is van een zekere mate van professionaliteit in de hulpverlening. Maar dat garandeert nog niet dat verschoningsrecht zal worden toegekend. In de praktijk gebeurt dat niet vaak.’

Toch, zo meent Van Kleef, kunnen instellingen er zelf veel aan doen om ervoor te zorgen dat het risico op vervolging of veroordeling beperkt blijft. ‘Instellingen kunnen hun vrijwillige medewerkers een gecertificeerde opleiding laten volgen. De rechter vindt het in het algemeen belangrijk dat iemand op die manier zijn professionaliteit kan aantonen. Daarnaast doen instanties er goed aan een commissie van toezicht aan te stellen, die de kwaliteit en de deskundigheid van de vrijwillige hulpverlening in de gaten houdt.’ Dat pleit de vrijwilliger of de instelling waarvoor die werkt niet vrij van vervolging, zegt Van Kleef, ‘maar het vergroot de kans op een goede afloop bij de rechter wel.’ In Duitsland speelt dit probleem overigens niet, weet Van Kleef. ‘Daar valt de telefonische hulpverlening onder het kerkelijk bewind. Hulpverleners van deze instellingen worden daardoor automatisch beschouwd als een verlengstuk van priesters en dominees. En op grond daarvan hebben zij verschoningsrecht.’

Onder druk
Naast de kans op strafrechtelijke vervolging lopen vrijwilligers en de instanties waarvoor zij werken nog een ander gevaar. Zij kunnen aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortkomt uit verkeerde of gebrekkige adviezen. Zo hielp een vrijwilliger van de Stichting Vluchtelingenwerk Haarlem enkele jaren geleden de dochter van een Iraans gezin met de inschrijving voor een cursus. De vrijwilliger vergat haar echter te vertellen dat zij zich ook als werkzoekende bij het arbeidsbureau moest inschrijven. Het gevolg was dat het gezin geen kinderbijslag kreeg. De kantonrechter oordeelde dat de Stichting Vluchtelingenwerk aansprakelijk was voor de fout van de vrijwilliger.

Ronald Hetem van de Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) kan tal van dergelijke voorbeelden noemen. ‘We groeien de claimcultuur in,’ zo stelt hij. ‘Vorige maand werd het Friesch Samenwerkingsverband Bijstandsgerechtigden aansprakelijk gesteld, omdat een vrijwilliger een cliënt te laat had gemeld dat deze beroep kon aantekenen tegen het korten van een uitkering. En begin maart werd een sportinstituut veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, vanwege de dood van een cursiste. De skate-instructeur, een vrijwilliger, had er niet voldoende op aangedrongen dat ze een helm droeg. Hij had dit wel gezegd, maar omdat hij zelf geen helm droeg had hij het verkeerde voorbeeld gegeven. Door dit soort zaken komt het vrijwilligerswerk onder druk te staan.’

‘Een vrijwilliger kan altijd aansprakelijk worden gesteld voor de schade die voortkomt uit een advies’, zegt Maaike Grauwmeijer. Zij onderzocht voor de Wetenschapswinkel de privaatrechtelijke kant van vrijwillige hulpverlening. Of iemand inderdaad verantwoordelijk wordt gesteld voor ontstane schade is afhankelijk van de vraag of een vrijwilliger heeft gehandeld volgens de zogeheten ‘zorgvuldigheidsnorm’. Die norm is echter vaag. Grauwmeijer: ‘Het betekent dat een vrijwilliger zich moet gedragen zoals een andere bekwame vrijwilliger in dezelfde situatie ook zou handelen. Of dat is gebeurd, beoordeelt de rechter.’ Als er schade is ontstaan door een verkeerd advies van een vrijwilliger, zal de instelling waarvoor hij of zij werkt meestal voor de schade opdraaien. Want, zo oordeelde de rechter in het geval van het Iraanse gezin, al krijgt de vrijwilliger geen salaris, toch was er sprake van een gezagsverhouding en dus eigenlijk van een relatie tussen een werkgever en een werknemer.

Volgens Grauwmeijer doen vrijwilligersorganisaties er verstandig aan een contract op te stellen met de vrijwilliger. ‘Op die manier loopt de medewerker niet het risico zelf aansprakelijk te worden gesteld. Want als zij zelf financieel risico lopen, zullen er mogelijk velen afhaken.’ De instelling kan zich tegen aansprakelijkheid verzekeren. Verder kan de organisatie zich tegen claims wapenen door in een ‘welkomstbriefje’ duidelijk te maken wat de hulpvrager wel en niet kan verwachten. Zo kan een rechtswinkel erop wijzen dat ze alleen algemeen juridisch advies geeft en geen specialistisch advies. Ook de vermelding dat de instelling niet verantwoordelijk is voor de gevolgen van de adviezen kan helpen. ‘Dat sluit aansprakelijkheid niet uit,’ weet Grauwmeijer, ‘maar het kan wel invloed hebben.’ Waterdichte garanties hebben echter noch de vrijwilliger noch de organisatie, zo bleek onlangs. Een vrijwilliger bij een kinderkamp verloor een vinger bij het opzetten van een tent. Maar de verzekering weigert te betalen. Want, zo vindt de verzekering, bij vrijwilligerswerk is er geen sprake van een werkgevers – werknemersrelatie, maar van een vriendendienst./Eric de Kluis

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.