Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Achter de voordeur in probleemwijk Pendrecht

In de Rotterdamse buurt Pendrecht gaat wijkconsulent Joop Stobbe van Woonstad Rotterdam bij huurders op bezoek. De gesprekken gaan niet alleen over wonen, huur en inkomen, maar ook over schoolresultaten en eigenwaarde. ‘Ik noem het interessezorg. Bemoeizorg klinkt zo negatief.’
Achter de voordeur in probleemwijk Pendrecht

Door Sjak Jansen – Het metalen paneel waarop de naamplaatjes zijn bevestigd, zit vol met roestplekken. Eigenlijk ziet heel de portiek er verweerd uit. ‘Hier komen nieuwe huizen, deze flats worden gesloopt’, zegt Joop Stobbe (49), als hij op de bel drukt van de huurder op vier hoog. Het is een alleenstaande moeder uit de Dominicaanse Republiek.

Zij behoort tot een van de 800 huishoudens in de Rotterdamse achterstandswijk Pendrecht die door de sloopplannen moet verhuizen. Om te voorkomen dat haar problemen mee verhuizen, gaat Stobbe, wijkconsulent van wooncorporatie Woonstad Rotterdam, deze zomeravond bij haar langs. Om samen te kijken wat er niet goed gaat en welke hulp nodig is. ‘Een goede wijk kan niet zonder betrokken en tevreden bewoners’, verklaart Stobbe, ‘dus moet je als corporatie in hen investeren.’
De Dominicaanse lijkt niet thuis te zijn, de deur blijft gesloten. Dan maar de onderburen, besluit Stobbe. Bij de overburen is hij al op bezoek geweest: een Surinaams gezin dat nooit zorg- en huurtoeslag heeft aangevraagd en daardoor in de schulden raakte. Stobbe heeft de bewoners nog dezelfde middag in contact gebracht met het Formulierenteam, dat dit soort zaken regelt voor Rotterdammers met een laag inkomen.

Leefbaarheid
Luz Kromhout, wijkcoördinator Pendrecht, noemt Stobbe een sleutelfiguur in het wijdvertakte zorgnetwerk in de achterstandswijk. ‘Joop kent de bewoners, hoort de hulpvragen en weet bij welke instantie hij die moet neerleggen. En in het maandelijkse centrale overleg, waar hij ook bij zit, checkt hij consequent bij elk van de instanties de voortgang van de hulpverlening. Dat bevordert de leefbaarheid van de wijk.’
Pendrecht staat slecht aangeschreven. De wijk in Rotterdam-Zuid is volgens een dit jaar gepubliceerde ranglijst van het ministerie van VROM de op één na slechtste woonwijk van Nederland. Onverdiend, vindt Kromhout. Zij ziet Pendrecht liever aangeduid als ‘wijk in ontwikkeling’, want een inhaalslag is in volle gang. Onderdelen daarvan zijn het sloop- en nieuwbouwprogramma en de huisbezoeken van Joop Stobbe, die de wooncorporatie een gezicht geven in de wijk. ‘Te lang zijn wij nauwelijks zichtbaar geweest’, zegt de wijkconsulent. ‘Anderen bedachten wat goed was voor de wijk. Nu mogen de bewoners het zelf zeggen. De meeste mensen stellen het op prijs dat ik kom luisteren.’

Interessezorg
Stobbe trekt anderhalf uur uit voor elk bezoek. Telkens verrast het hem, zegt hij, hoe openhartig de bewoners zijn. Als hij informeert naar eventuele geldzorgen, problemen met de kinderen, hun schoolresultaten, zegt niemand dat hem dat niets aangaat. Dat komt mede door zijn manier van vragen, denkt Stobbe. ‘Ik noem het ook interessezorg. Bemoeizorg klinkt zo negatief.’
Eén verdieping lager komt hij, bij een Antilliaanse moeder en haar dochter, niét voor een gesloten deur. In de papieren ziet hij dat ze geen huurachterstand hebben. Wel een huurtoeslag, want de huur mag slechts 238 euro bedragen. ‘Je moet dat geld wél hebben’, zegt mevrouw Myirugia. Zij is de moeder van het gezin, staat er alleen voor en heeft geen werk. Haar dochter volgt een hbo-opleiding en heeft goede studieresultaten. Schulden hebben ze niet. De moeder: ‘Daar houd ik niet van.’

Van de hoogte van de telefoonrekening tot irritatiepunten in het portiek en de wijk, Stobbe wil het allemaal weten. Hij inventariseert de woonwensen en geeft wenken en adviezen, op een niet-dwingende toon. Bijvoorbeeld dat de verhuiskostenvergoeding van 5345 euro niet bedoeld is voor de aanschaf van een plasma-tv. En dat het goed is als moeder zich eerst goed laat informeren voordat ze haar plannen voor remigratie doorzet. ‘Je zult de eerste niet zijn die hier binnen een half jaar weer op de stoep staat.’
Als mevrouw Myirugia vertelt dat ze er geen haast mee heeft en eigenlijk wel een baan zou willen, maar niet als schoonmaakster, suggereert Stobbe daarover eens met de klantmanager van de Sociale Dienst te gaan praten. ‘Thuis zitten is leuk voor even, maar het stompt af. Je voelt je nutteloos, en dat ben je helemaal niet.’De huurster knikt en stamelt: ‘Goed idee’. Stobbe ziet haar ogen oplichten. ‘Wanneer ga je ermee aan de slag?’, vraagt hij. En zonder het antwoord af te wachten: ‘Over vier weken ga ik je bellen. Dan kun je met allerlei smoesjes aankomen waarom je het niét gedaan hebt, maar daar stink ik dan niet in.’
Ze moeten er allebei om lachen, maar Stobbe heeft voldoende duidelijk gemaakt dat hij niet iemand van pappen en nathouden is. Hij houdt van helderheid. Dat geldt volgens hem ook voor de bewoners: die willen best in beweging komen. ‘Ze hebben vaak alleen een zetje nodig. Meer doe ik meestal ook niet.’

Fatsoensnormen
Een zetje, zegt Stobbe, geen por, want het verleden heeft bewezen dat dát alleen maar werk voor de gemeentelijke ombudsman oplevert. Anderhalf jaar geleden constateerde de burgerraadsman, na een regen van klachten, dat Rotterdam ‘achter de voordeur’ stelselmatig rechts- en fatsoensnormen overtrad. Reden voor Woonstad Rotterdam om de huurders uitgebreid te informeren over aard en doel van de huisbezoeken, voordat Stobbe die begon.
Hij valt ook niet zomaar binnen, maar maakt eerst een afspraak. En hij is niet iemand die van het negatieve uitgaat. Stobbe weigert bijvoorbeeld te geloven dat jongens in de wijk een capuchon over hun hoofd trekken om moeilijker herkenbaar te zijn voor bewakingscamera’s. ‘Dat doen ze omdat het mode is.’ Steunfraudeurs veroordeelt hij ook niet per definitie. ‘Ik kom in woningen waar de vriend is ingetrokken om zijn vriendin te verzorgen. Dan leg ik uit welke risico’s ze lopen, dat het verkeerd is en dat er thuiszorg bestaat. Nee, ik ga ze niet bij de Sociale Dienst aangeven. Ik ben geen politieagent.’

Grijze haren
Sterke vermoedens van huiselijk geweld meldt Stobbe wel. Of hij dat doet bij vervuiling, hangt van de ernst af. ‘Laatst was ik bij een alleenstaande moeder met drie kinderen in een nogal smoezelig huis. Ze deed erg haar best te overleven en was op haar manier trots, want voorheen zag het er daar helemáál niet uit. Die kinderen kwamen ook nog stralend naast haar zitten. Wie ben ik dan om daar mijn normen op los te laten?’

Het kost Stobbe weinig moeite zich in de situatie van die moeder te verplaatsen. Van huis weggelopen, belandde hij als jongen van veertien zelf in de shit. Tot zijn achttiende is hij puur bezig geweest met overleven. School schoot erbij in. ‘Ik ben er uiteindelijk toch gekomen, maar wél met grijze haren. Als jongere kunnen je je leven nog ten goede keren, als oudere is dat veel moeilijker. Dat is mijn drijfveer om dit werk te doen.’

Hij laat het niet bij één huisbezoek. Tot na de verhuizing blijft Stobbe de bewoners volgen. Of, als er niet verhuisd hoeft te worden, tot de klacht is opgelost. Zoals bij de mevrouw bij wie de aannemer een volle week elektriciteit gebruikte, toen hij er dit voorjaar een blok woningen opknapte. Woonstad Rotterdam zou het allemaal vergoeden, beloofde hij. Maar de wooncorporatie gaf niet thuis. ‘Mijn collega’s kenden die afspraak niet. Bovendien was niet duidelijk uit welk potje het geld moest komen. Dat vechten we later wel uit, heb ik gezegd. Dat geld is toen ook aan die bewoner overgemaakt.’
Als er echt zaken scheef zitten, laat het Stobbe niet gauw los. Een van de meest voorkomende misstanden waar hij op stuit, is woonfraude, onderverhuur. Blijkt er hennep te worden verbouwd, dan roept hij er onmiddellijk een interventieteam bij. Maar speelt dat niet, dan stelt hij de huurders voor de keuze: of zelf de huurovereenkomst opzeggen of de situatie normaliseren. ‘Inderdaad, ik geef hen een laatste kans. Maar ik blijf dan wel in de gaten houden dát de onderhuurder er ook uit gaat. Kijk, ik ben wel blond’, besluit Stobbe, ‘maar dat wil niet zeggen dat ik dom ben.’

Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 9, september 2009.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.