De regen geeft de Volikstraat een wat treurige aanblik, maar toch duidelijk dat de buurt een ingrijpende verandering heeft doorgemaakt. Kruiden- en bloemenperkjes onder de bomen, kinderspeelplaatsen, verkeersdrempels en gerenoveerde huizen. In de Vrolikstraat wordt niet alleen meer gewoond, maar geleefd.Zes jaar geleden was de Vrolikstraat landelijk nieuws toen het twaalfjarige meisje Zülbiye Gündüz door haar geestelijk gestoorde buurman werd doodgeslagen. De buurt was diep geschokt en het besef ontstond dat het zo niet verder kon. Plannen voor buurtvernieuwing werden naar voren gehaald en er vloeide extra geld van het grotestedenbeleid naar de buurt. ‘De dood van het meisje wordt meestal aangehaald als keerpunt,’ vertelt Jasper Schneider, ‘maar voor mijzelf ligt het ijkpunt al drie jaar eerder, toen er een artikel over de straat in Het Parool stond onder de kop Het vuilnisvat van Oost. Je wordt ermee geconfronteerd dat je blijkbaar in een vuilnisvat woont, terwijl een groot deel van de bewoners dat toch anders beleefde. Er liepen wel veel junks en daklozen, maar ik geloof niet dat de Vrolikstraat wat dat betreft veel afweek van andere straten uit de gordel van negentiende eeuwse wijken.’
Waar kwam dat imago dan vandaan?‘Het feit dat net om de hoek drie landelijke dagbladen worden gemaakt zal daar een rol in hebben gespeeld. Als er een plaatje van een achterstandswijk moet komen is het wel makkelijk als je dat dichtbij kan maken. Dan ben je al gauw de achterstandswijk van het land. De wat triestige uitstraling komt ook doordat de Vrolikstraat in het plan voor deze wijk niet voorkomt en er later is aangeplakt. Er was toen geen geld meer voor pleinen. Je kijkt daardoor in één keer een achthonderd meter lange straat in. Het verval zette in toen een aantal huizenblokken uit de exploitatie werden genomen om te worden gerenoveerd. In afwachting daarvan werden die panden gevuld met tijdelijke bewoners die, om het netjes te zeggen, ander woongedrag vertoonden.’
Wat waren de directe gevolgen van de dood van het Turkse meisje?‘Er heerste grote ontzetting in de straat. En woede, geuit naar de instanties. Hoe had dit kunnen gebeuren? Waarom heeft niemand eerder ingegrepen? Er waren immers signalen genoeg geweest. De hele straat kende deze man als een moeilijk geval. Hij was het schoolvoorbeeld van wat een ‘zorgwekkende zorgmijder’ wordt genoemd en wist precies hoe hij uit handen van de instanties moest blijven. Noch de politie noch enige andere instantie trad tegen hem op. Achteraf staken de bewoners ook enigszins de hand in eigen boezem. Ze vroegen zich af hoe het kon dat je hier als buren samen in een straat woont en de boel toch zo uit de klauw loopt. We hebben toen een straatvergadering gehouden met 120 mensen, een soort verwerkingsbijeenkomst. Daaruit is de bewonersorganisatie Oase voortgekomen. Gezamenlijk hebben we allerlei initiatieven ondernomen om de straat weer leefbaar te maken.’
Zoals?‘We kwamen op het idee een puzzel te maken van de straat. Iedereen kreeg een stuk van de plattegrond van de straat en mocht zelf een nieuw ontwerp maken. Daar zijn een veertigtal ontwerpen uitgerold, waarna er een verkiezing was om de beste eruit te halen. Kinderen mochten ook mee en haalden hun – veelal allochtone – ouders op om ook mee te stemmen. We hebben een straatfeest georganiseerd om elkaar beter te leren kennen en er was een fotowedstrijd over de straat waarvan resultaten zijn samengebracht in een boekje. Op dit moment loopt nog het project Was-goed, is-goed. Op drieduizend meter waslijn hebben bewoners hun wasgoed over de straat gehangen en ‘s avonds worden op enkele doeken dia’s van hun favoriete kledingstukken geprojecteerd.’
Wat is de rol van het welzijnswerk in dit hele proces geweest?‘Het welzijnswerk? Ik kan me niet herinneren dat ze enige rol hebben gespeeld. Je hebt hier wel de Stichting Welzijnswerk en de MDSO, voor maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw. Ik geloof niet dat ze tijd hadden om met de sociale samenhang en met wijkopbouw aan de gang te gaan. De energie van de MDSO was meer intern gericht. Het bestuur, de werkers en de vrijwilligers lagen nogal met elkaar overhoop.’
Als u het handboek ‘Aanpak Achterstandswijken’ zou schrijven, welke punten zouden daar dan zeker in voorkomen?‘In ieder geval zou ik aanraden koopwoningen te mixen met huurwoningen. Als je in deze straat een verdieping koopt voor een kwart miljoen en je kinderen groeien hier op, dan wil je ook energie steken in de leefbaarheid van de straat. En als je een wijk gaat verbeteren, zorg dan dat bewoners er direct iets van merken. Juist omdat het een proces van lange adem is, is het belangrijk alvast kleine verbeteringen aan te brengen, zodat bewoners de moed niet verliezen. En direct inspringen op initiatieven van bewoners, anders zakt het elan weer in. Zo waren de bomen in deze straat een verzamelpunt van grofvuil. Met de bewonersorganisatie hebben we het stadsdeel gevraagd kleine tuintjes om de bomen aan te leggen. Toen er een paar jaar lang niets gebeurde hebben we het stadsdeel gebeld en gezegd: we doen het zelf wel. We sturen de rekening wel als het klaar is, en een kopietje ervan naar de krant. Binnen de kortste keren stond hier een gemeenteambtenaar en konden te tuintjes worden aangelegd. Verder is het belangrijk om binnen instanties “warme contacten” te onderhouden. In iedere instelling zit wel iemand met wie je kunt praten. Dat is even zoeken, maar je vindt ze wel.’
De Vrolikstraat heeft een metamorfose ondergaan. Heeft u er vertrouwen in dat incidenten als het Turkse meisje niet meer zullen voorkomen?
‘Nee. Enerzijds omdat je dit soort voorvallen nooit helemaal kunt uitsluiten. En anderzijds omdat de grootste probleemgevallen vaak slim genoeg zijn om uit handen van de instanties te blijven. Een jaar geleden speelde in een straat verderop een vergelijkbaar geval. Een man terroriseerde het hele pand waarin hij woonde. In het trappenhuis waren al een aantal keren klappen gevallen. De andere bewoners waren zo verstandig om te vertrekken, want het was niet meer veilig voor hun kinderen. Pas na lange tijd is het de woningcorporatie gelukt hem weg te krijgen. De instellingen voor geestelijke gezondheidszorg staan niet te springen om zulke mensen op te vangen. Maar een straat heeft ook maar een bepaalde taks aan probleemgevallen die ze kan bolwerken.’
Wat zou voor u reden zijn om uit de Vrolikstraat te vertrekken?‘Misschien als ik naar het buitenland zou willen. Maar voor de rest woon ik hier naar tevredenheid. Of ik een gezin met kinderen aan zou raden hier te gaan wonen? Waarom niet. Mijn dochter is hier ook groot geworden. Het is hier niet beter dan ergens anders, maar ook niet slechter.’/Eric de Kluis