Duizend zorgboerderijen, voor de opvang of dagbesteding van ongeveer vijfduizend cliënten. Dat is volgens het Landelijk Steunpunt voor Landbouw en Zorg een reëel scenario. Het aantal zorgboerderijen is volgens recente cijfers van het steunpunt steunpunt – dat in 1999 is opgericht om zorgboerderijen te ondersteunen en te stimuleren – in de laatste vijf jaar gegroeid van 75 naar 372. Dit aantal kan snel stijgen, omdat continu boeren zich aan het oriënteren zijn om een zorgboerderij op te zetten. Derk Pullen is al vanaf het begin bij de advisering en begeleiding rond zorgboerderijen betrokken, onder meer via het provinciale project Zorgboerderijen in Overijssel. Vanuit de Gewestelijke Land- en Tuinbouworganisatie in Deventer adviseert hij zowel cliënt en ondernemer als reguliere zorgaanbieder.
Uitstraling
Niet alleen in aantallen, maar ook in doelgroepen is een enorme groei te verwachten. De oorspronkelijke zorgboerderijen met verstandelijk gehandicapten of cliënten uit de psychiatrie is nog steeds het meest bekend. Al snel kwamen soortgelijke voorzieningen voor zorgbehoevende ouderen. Inmiddels heeft de jeugdzorg en jeugdhulpverlening de weg naar de zorgboerderij gevonden, en daar wordt nadrukkelijk gekeken naar mogelijkheden voor een forse uitbreiding. De meeste consternatie ontstond toen ook (ex)gedetineerden, al dan niet met tbs, zich vervoegden op het boerenerf. En de laatste groepen aan het zorgboerenfront zijn mensen met een burn out. Ook professionele kinderopvang, met een eigen ‘groene pedagogiek’, vindt steeds meer z’n plek op agrarische bedrijven. ‘Naast de traditionele dagbesteding op een boerderij neemt de behoefte onder zorgkinderen- en jongeren naar opvang- en logeermogelijkheden op een zorgboerderij toe,’ constateert ook Pullens collega Ida Besten. Met Pullen en Bert Rotmensen vormt Besten de projectgroep in Overijssel.
Wat Derk Pullen betreft zijn de doelgroepen voor zorgboerderijen schier onuitputtelijk, maar hij focust zich minder op het mogelijke aantal cliënten of zorgboerderijen in de toekomst. Belangrijker vindt hij de uitstraling die er van de zorgboerderij uitgaat. ‘Ik hoop dat het concept ook steeds meer navolging krijgt,’ zegt Pullen. De kracht van de zorgboerderij zit volgens de adviseur in rust, ruimte, een omgeving met dieren, die uitdaagt tot activiteit en waar juist mensen met een handicap eigenwaarde kunnen ontlenen aan hun bezigheden. Wat dat betreft wijst hij op een idee in Zwolle. ‘Daar zijn plannen voor een zorgschip voor dementerende schippers. Zo kunnen ze terugkeren naar een vertrouwde omgeving in plaats van dat ze in een anonieme instelling zitten waar ze moeilijk kunnen aarden. Dit wordt een varende dagopvang met een professioneel zorgteam aan boord, waar men aan bord activiteiten kan doen. De oud-schippers krijgen herinneringen terug en zullen doorgaans actiever zijn.’
Hardnekkig misverstand
Derk Pullen noemt 1995 als ijkpunt in de ontwikkeling van de zorgboerderij in de huidige vorm, ook al was de combinatie van boeren en zorgen al eerder in zwang, zoals bij een aantal op antroposofische leest geschoeide instellingen. ‘Maar de zorgboerderij is nieuw leven ingeblazen,’ aldus Pullen ‘toen verschillende ontwikkelingen samenkwamen. Aan de ene kant kwam er de trend van zorg-op-maat en vermaatschappelijking van de zorg, maar ook is de landbouw op zoek naar verbreding en nieuwe mogelijkheden.’
Tegelijkertijd wil Pullen een ‘hardnekkig misverstand’ uit de weg ruimen. Soms heerst er het idee dat de mogelijkheid voor een zorgboerderij de boer wel heel goed uitkwam, omdat het financieel slechter en slechter ging met zijn bedrijf. Vervolgens zou hij, met behulp van allerlei subsidies, zijn bedrijf gezond kunnen houden. Resoluut zegt Derk Pullen dat de ondernemers met louter deze motieven een zorgboerderij wel kunnen vergeten. Doorgaans komen ze niet door de oriëntatiefase heen, waarin Pullen de ondernemer er tactisch mee confronteert dat hij maar beter niet aan een zorgboerderij kan beginnen. ‘Wil je slagen als zorgboer, dan moet je dit niet primair willen vanuit economische motieven. Dan val je geheid door de mand. Als zorgboer moet je goede kwaliteit bieden, en daarvoor heb je ook sociale vaardigheden, compassie met je cliënten en eventueel een zorgachtergrond nodig.’
De adviseur is er dan ook niet ongelukkig mee dat enkele belangrijke subsidies voor de realisatie van een zorgboerderij opdrogen. ‘Externe financiering – zoals begeleidingssubsidies en investeringssubsidies – zijn mooi voor het op gang brengen van de ontwikkeling, maar in een volgende fase moet het ook zonder kunnen. Wanneer je subsidies in je begroting opneemt, ben je geneigd jezelf voor de gek te houden. Zorgactiviteiten moeten structureel worden betaald uit zorggelden, exploitatie van de agrarische activiteiten behoort uit de boerderij zelf te komen.’
Desondanks blijft financiering een heikel punt. Aloud is het ‘gevecht’ van subsidiënten of de voorzieningen nou onder de zorg of juist de agrarische sector vallen. Maar zowel Derk Pullen als Ida Besten vinden dat het eeuwige gezoek naar financiering één van de grootste frustraties is, hoewel ze steeds meer gehoor vinden bij financiers. ‘Sommige zorginstellingen willen niet of met moeite betalen voor de zorg voor hun cliënten die naar een zorgboerderij willen. Zij durven of willen helaas geen verantwoordelijkheid nemen voor de wensen van de cliënt. Ze hebben iets van: “zorg is onze business”. Dat is jammer, want het moet voor de zorg een uitdaging zijn om op basis van gelijkwaardigheid samen te werken met een zorgboerderij. Ideaal zou de situatie zijn waarin ze het lef hebben zo ook meer tegemoet te komen aan de wensen van de cliënt.’
Onvoldoende
Volgens een onderzoek van Reinoud Adviesgroep in Arnhem moeten de organisatie die zorgboerderijen promoten ook de hand in eigen boezem steken. Volgens dit bureau zijn de zorgboerderijen onvoldoende over het land gespreid en moeilijk bereikbaar. Ook is de informatie over zorgboerderijen onvoldoende. De mogelijkheden om een plek op zo’n boerderij te krijgen zou met name bekend zijn bij zorgvragers die in de buurt van deze voorzieningen wonen. Ook moeten positieve ervaringen meer worden uitgedragen en moet de actieve rol van bemiddelende organisaties als regionale indicatieorganen, ouderenbonden en Bureau Jeugdzorg worden gestimuleerd.
Hoewel het concept zorgboerderijen na het pionierswerk nog uitgebouwd moet worden, vindt Pullen dat de boerderij zich heeft ontwikkeld als een volwaardig aanbod naast de reguliere zorgaanbieders. ‘Voor de volgende fase moeten zorgboerderijen de handen ineenslaan. Aan de ene kant zie je dat zorgkantoren zich steeds welwillender opstellen naar zorgboerderijen, maar de financiering kan nog steeds beter. Eén van de ideeën is dat zorgboerderijen gezamenlijk naar een zorgkantoor stappen voor een awbz-erkenning. Als groep zorgboerderijen ben je in staat slagvaardiger op te treden. Ook kan ik me voorstellen dat als zorgboerderijen meer gaan samenwerken, zij zorgprofessionals in gaan kopen voor het leveren van aanvullende zorg.’
In de ontwikkeling naar steeds groter en steeds professioneler ziet Pullen echter ook nog het gevaar van een soort tweedeling. ‘Er zijn veel ondernemers die bewust kiezen voor een kleinschalige opzet van hun zorgboerderij, en daar blijft zeker ook behoefte aan. Alleen is er natuurlijk het gevaar dat zij straks te weinig financiën hebben om gelijk op te gaan met de grotere bedrijven die meer kunnen investeren in kwaliteit, promotie en samenwerking.’
Ook de invoering en uitbreiding van het persoonsgebonden budget heeft de zorgboerderijen populair gemaakt. Cliënten kunnen met hun eigen zorggelden bijvoorbeeld kiezen voor deze kleinschalige opvang, waar de boer niet vraagt wat je allemaal mankeert en hoe het zo gekomen is, maar vooral afgaat op wie je bent en wat je nog wel kan.
Het is dan ook een saillant detail dat de open dag voor zorgboerderijen samengaat met de Dag van het persoonsgebonden budget. Beiden zijn op 20 september. Pullen wil wel een kritische kanttekening plaatsen bij het idealiseren. ‘Niet iedereen is even zelfstandig en assertief. Cliënt en zorgboerderij moeten wel de juiste ondersteuning kunnen vinden om op deze manier de zorgmarkt op te gaan en zich daar te handhaven.’