‘Sinds ik bij GGZ Groningen werk, zeg ik altijd: ik ben
in dienst bij de maffia en dat bevalt me prima,’ zo verwoordt Marlieke de Jonge,
ervaringsdeskundige en stafmedewerker empowerment bij GGZ-Groningen, haar
functie. Jarenlang strijdt ze voor een bondgenootschap tussen de werelden van
hulpverlener en cliënt, ‘die de samenleving zelf heeft gescheiden’. Zelf lijdt
De Jonge lijdt aan onder meer een Meervoudig Persoonlijkheids Syndroom, anorexia
en psychoses. ‘Het feit dat ik nu bij GGZ Groningen werk, heb ik vaak uit moeten
leggen. De ggz is voor veel cliënten immers de vijand. Maar ik werk nu van
binnenuit en dat is het meest effectief. Ik praat met de politie, cliënten,
instellingen, hulpverleners, politici. GGZ Groningen heeft niet alleen mij, maar
ook mijn netwerk erbij gekregen toen ze me in dienst namen. Ik help de
hulpverlening helpen, maar zet me ook in voor de klanten. Ook al lijkt het soms
tegenstrijdig wat ik denk en doe. Zo ben ik bijvoorbeeld geen voorstander van
het voorstel om instemmingsrecht aan cliëntenraden te geven. Ik vind het een
schijndemocratisering. Het is niet belangrijk of het formeel geregeld is, maar
of het in de praktijk daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Daarentegen is het wel van
belang of instellingen luisteren naar de cliënten en of ze er wat mee doen. Daar
is echt geen overeenkomst voor nodig. Het is belachelijk dat het überhaupt nodig
is om instemmingrecht in te voeren, dat moet er toch sowieso al zijn?’
Zorgprogramma’s
‘Ik probeer cliëntenraden op te stoken. Ze moeten harder worden. De
cliënten maken zich niet eens druk over het feit dat ze niks te zeggen hebben
over hun eigen behandelplan. Het gaat er niet om welke plannen er zijn en welke
richtlijnen het bedrijf op papier heeft, maar wat er in de praktijk van
terechtkomt: werkt het? Cliënten moeten zich niet laten afschepen met mooie
woorden. De raden doen dat wel en daarom probeer ik ze scherp te krijgen. Ook
lijken ze zorgprogramma’s zomaar te accepteren. Die programma’s vind ik zo’n
flauwekul. Je kunt wel bepaalde richtlijnen hebben, maar je kunt geen
protocollen als voorschrift nemen. Het gaat erom of de cliënt zich geholpen
voelt en niet of de instelling zich wel aan de voorschriften houdt. Het gebeurt
vaak dat hulpverleners de behandeling puur richten op de diagnose die ze
stellen. Zo van: je hebt dit en daar past deze behandeling bij. Ten eerste wordt
vaak vergeten om te kijken naar andere factoren en ten tweede kijkt men niet
naar wat voor die persoon het beste is. Je kunt geen programma’s op mensen
loslaten. Je moet kijken naar wat een cliënt wil met z’n leven en de
hulpverlener moet kijken hoe hij daar bij kan helpen. Samen moeten dan afspraken
worden gemaakt.
‘Goede hulpverlening is hulpverlening die helpt en waarmee de cliënt
zich geholpen voelt. Hulp moet dus altijd twee kanten hebben. Ik vind het ook
belangrijk dat er een blijvend hulpje is, ook al lijkt iemand na behandeling
weer helemaal beter. Die blijvende hulp moet in handen liggen van een
zorgcoördinator, die zowel hoofdbehandelaar als coördinator is. En ik spreek uit
ervaring: het werkt. Nu wordt vaak gewacht tot het weer uit de hand loopt.’
‘De hoofdbehandelaar moet ook samen met de cliënt een crisispakket
samenstellen. In mijn eigen situatie heb ik alle onderdelen doorgesproken met
mijn psychiater en het is helemaal duidelijk in welke situatie hij in actie
komt. Als ik psychotisch ben, krijg ik ook vaak last van anorexia. We hebben de
afspraak gemaakt dat ik bij een gewicht van dertig kilo opgenomen moet worden.
Zo’n zelfbindingsafspraak is erg belangrijk, maar ook daarin worden veel fouten
gemaakt. Het is droevig als je ziet welke afspraken er over het algemeen worden
gemaakt. Vaak wordt bepaald dat hulpverlener volmacht krijgt naar eigen inzicht.
‘Het contact met een zorgcoördinator moet blijvend zijn en niet stoppen
na een paar jaar. Zo voorkom je een hoop ellende. We zijn in Groningen bezig met
een vinger-aan-de-polssysteem dat er voor zorgt dat mensen niet uitgeschreven
worden als alles goed gaat, maar dat er minimaal contact blijft. Als de
problematiek meer bespreekbaar wordt en als er actiever wordt gesignaleerd, dan
kunnen problemen in veel gevallen in de hand worden gehouden. Iedereen kijkt,
maar doet niks en dan is men genoodzaakt dwang toe te passen. Maar dwang werkt
niet, het werkt juist averechts.’
Creatieve oplossing
‘Wat je kunt doen om dwang te voorkomen? Door creatieve oplossingen te
verzinnen. Ik geef workshops crisishulpverlening in noodsituaties. Daar besteed
ik vooral aandacht aan de alternatieve aanpak. Als een cliënt bijvoorbeeld
gedonder heeft in de buurt en uit huis dreigt te worden gezet, dan kan de
hulpverlener onderhandelen met de cliënt en de woningbouwstichting. Je moet de
vraag bij de cliënt neerleggen. “Wil jij hier blijven wonen? Dan moet je wel
begrijpen dat de buren het niet leuk vinden dat je overlast bezorgt. Zal ik je
helpen om te zorgen dat je hier kunt blijven wonen?” Als de cliënt aangeeft dat
hij het alleen niet redt en begrijpt dat er wat moet veranderen, dan mag de
hulpverlener ook wat van hem vragen. “Als ik je help om hier te blijven, dan
moet je er zelf ook wat aan doen. Zullen we een keer medicijnen proberen om te
kijken of je je wat lekkerder gaat voelen?” Vaak willen cliënten dan wel
meewerken, als je het maar in overleg doet.
‘Als de hulpverlening geen contact kan krijgen met de cliënt, dan is
het noodzakelijk om buren in te schakelen of op zoek te gaan naar familie. Die
hebben vaak beter in de gaten hoe de situatie is en die kunnen het tijdig
aangeven als de situatie uit de hand dreigt te lopen. En als het uit de hand
loopt, bijvoorbeeld als iemand met een mes loopt te zwaaien, ook dan moet je
creatief zijn. Ik loop vaak gewoon naar de cliënt toe en zegt heel simpel: “Hoor
eens even, ik word bang van jou.” Dat is vaak al genoeg, want het maakt indruk
als zo’n kleine vrouw als ik naar voren stapt. Voor noodgevallen heb ik altijd
een appel bij me. Als iemand loopt te dreigen met een mes, dan haal ik mijn
appel tevoorschijn en vraag: “Mag ik je mes even lenen? Ik wil mijn appel
schillen.” Het zijn hele simpele trucjes die wel werken.’
Zorgeiland
‘Het uiteindelijke doel, waar ik al die jaren naar gestreefd heb, is om
van zorg een normaal maatschappelijk zorgsysteem te maken. Hulpverlening moet
verhuizen van het zorgeilandje naar het normale vasteland van de maatschappij.
Zorg moet een bondgenootschap zijn tussen hulpverlener en cliënt. De samenleving
en de cliënten hebben zelf die twee werelden gescheiden. Mensen met een
psychische handicap hebben recht op een plek in samenleving en daar moet de
samenleving ruimte voor maken. Om dat te bereiken is het belangrijk dat er meer
openheid komt. Ik doe dat zelf door openlijk te vertellen over mijn
problematiek. Ik vertel gewoon dat ik onder meer een Meervoudig Persoonlijkheid
Syndroom, anorexia en last van psychoses heb. Je moet het uit de taboesfeer
halen.
‘Vermaatschappelijking houdt ook in dat we per persoon moeten bekijken
hoe we het leven van een cliënt zo leuk mogelijk kunnen maken, maar ook van de
omgeving. Je kunt een cliënt niet los van de omgeving zien. Het zijn mensen en
niet embryo’s op sterkwater, zeg ik altijd. Zo moet je rekening houden met buren
en familie. Ook moet de hulpverlening meer vertrouwen stellen in cliënten. Ze
moeten weer sterk worden en niet denken via het hoofd van de hulpverlener. Om
het gevoel van eigenwaarde terug te krijgen, moeten ze zelf de controle over hun
leven terug krijgen.’
‘Ik vind dat we de afgelopen jaren al veel bereikt hebben. Het crisispakket
is een hele vooruitgang en de voorhoede van de ggz is ook veel meer naar buiten
gericht. Zo starten we in april met maandelijkse psychiatriecafés, waar
cliënten, hulpverleners en burgers elke keer over een ander thema gaan praten.
Inmiddels is mijn kijk op de hulpverlening veranderd. De voorhoede heeft het
spel inmiddels door, maar daarachter is een blokkendoos van hulpverleners dat
nog een lange weg te gaan heeft.’/Ester Mijnheer