Opbouwwerker Ingrid Kelder houdt haar hart vast. Ze
noemt het ‘griezelig’ dat drie grootschalige ontwikkelingen de komende vijf tot
tien jaar lang de hele wijk Corpus den Hoorn (Groningen-Zuid) op de kop zetten.
Het Martiniziekenhuis aan de rand van de wijk, nu nog gevestigd op twee
locaties, wordt samengevoegd. De snelwegen rond de buurt gaan op de schop voor
de aanleg van een zuidtangent die de verkeersaders in de stad moet ontlasten.
Bovendien worden er grote gaten geslagen in de buurt doordat binnenkort een
tiental jaren zestig flats worden gesloopt.
‘Corpus is de komende vijf tot tien jaar aan alle kanten een megabouwput,’
vertelt Kelder wijzend op de flats. ‘Het hart van de wijk gaat plat, de wegen
erom heen ook. Dat gaat een enorme stress opleveren in de wijk. Er bestaat een
kans dat het multifunctionele wijkcentrum er niet komt. Ondanks de wens van
bewoners, instellingen en de Vensterschool, worden wijkcentrum,
speeltuinvoorziening, ouderencentrum en de school niet bij elkaar ondergebracht.
Veel wijkbewoners raken een beetje murw van alle plannen die halverwege toch
weer teruggedraaid worden.’
Corpus den Hoorn is op het eerste gezicht een groene en open wijk, met veel
bomen en plantsoenen. Vijf jaar geleden was het nog een vergeten uithoek van de
stad, met zo´n vierduizend bewoners, wonend in bescheiden particuliere en
huurwoningen en in kleine, verouderde flats. De buurt was net nog geen
achterstandswijk, maar de achteruitgang en verloedering dienden zich wel aan.
Achter de gordijnen speelt zich veel grotestadsellende af als drugproblemen,
werkloosheid en een groeiend isolement bij ouderen, vertelt Kelder. Voor de
jeugd was er nauwelijks iets te beleven en bij de ouderen groeiden de gevoelens
van onveiligheid.
Eigen territorium
In 1998 werd Corpus aangewezen als ‘Heel de buurt’-project, een gezamenlijk
initiatief van VWS, provincies en tien gemeenten samen met Forum, Landelijk
Centrum Opbouwwerk en Nederlands instituut voor Zorg en Welzijn. Doel was het
integraal werken aan leefbare, levende, gezonde en werkende buurten (‘schoon,
heel en veilig’). De wijkgerichte investeringen moesten een duurzame verbetering
opleveren in de participatie van burgers en sociale cohesie. De projecten
dienden een beter zicht op te leveren op problemen, vragen en wensen van
bewoners. Bewoners moesten uitgedaagd worden weer zelf bij te dragen aan
oplossingen en beroepskrachten en bestuurders zouden hen daarbij
ondersteunen.
‘Het is een klein wijkje, maar je kunt het er dagen over hebben,’ zegt
Jasper Schaaf, van 1998 tot 2001 projectleider ‘Heel de buurt’, nog altijd
enthousiast. ‘Allerlei discussies spelen door elkaar: over verkeer, sportvelden,
multifunctioneel centrum. Er zijn plannen voor nieuwbouw. Daarachter ligt een
natuurgebied, maar het is ook dure grond voor kantoren aan de zuidkant van
Groningen. Het is een dynamisch gebied.’
Schaaf is filosoof en docent op de Hanze Hogeschool in Groningen. Om meer
kennis te krijgen van de methode opbouwwerk, onderbrak hij zijn baan als leraar
en ging vier jaar aan de slag als projectleider. Hij nam drie maanden de tijd om
met alle partijen in de wijk te praten. ‘Dat was nog nooit gebeurd, want de
gemeente wilde altijd direct resultaat zien. Je hebt de politie, de zorgcentra,
de voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten, speeltuin, wijkraad en een
school, die zich te weinig met de wijk zou bemoeien. Ik ben eerst met die mensen
gaan praten. Toen ik hier begon dacht ik: ik wil eerst de wijkraad wel eens even
horen. Er zat een bestuur met allemaal grijze koppen. Ik zei: vertel maar, wat
is er aan de hand. Die waren vijf kwartier aan het woord en ik hoefde mijn mond
niet open te doen. En toen zagen ze mij ineens: “Wat kom jij hier doen?” ’
Wat Schaaf betreft draait het allemaal om de communicatie: tussen bewoners
en buurtorganisaties onderling en tussen buurt, instellingen en gemeente.
Communicatiemakelaar noemde hij zichzelf. ‘Ik ben ervoor om bewoners te helpen
hun eigen plannen te maken. Ik heb me overal ingevochten en wilde alles weten.
Ik ging ook met al die projectleiders van de gemeente spreken. Omdat ik ook naar
hun luisterde had ik bij de gemeente ook makkelijker ingang. Ik zei niet: “ik
ben van ‘Heel de buurt’ en kom dit en dat doen, maar: ik wil van jullie horen
wat er speelt”.’
De buurtclubs die nadachten over een speeltuingebouw en een wijkcentrum in
een nieuw pand vertrouwden elkaar helemaal niet. ‘De een wilde dit, de ander
dat. Die zaten elkaar het eigen territoriumpje te bevechten in het toekomstige
wijkgebouw, terwijl er nog helemaal geen locatie was. Dat heb ik doorbroken. De
wijkraad en speeltuinvereniging legden de Zwarte Piet bij de gemeente. Die
noemden ze onduidelijk en dan hoefden zij voorlopig niet meer met elkaar te
overleggen.’
Communicatie
Toen bleek dat wat die organisaties wilden, heel goed in een wijkcentrum
kon. ‘De speeltuin wilde overdag een aantal activiteiten. De wijkraad had weer
andere openingstijden. Bij de brede school kon je tijdens schooltijden werken.
We konden eigenlijk heel makkelijk op één lijn komen en een plan van eisen
neerleggen. Al die bewoners samen zeiden tegen de gemeente: we willen zo’n
wijkcentrum hebben en we willen het op die en die plek hebben. De zwarte piet
werd nu bij de gemeente gelegd en die werd nu ook gedwongen erover te
communiceren.’
Doordat destijds wethouder Tjerk Bruinsma in de stuurgroep zat, verliep het
contact tussen wijkraad en gemeente heel direct, schetst Schaaf. ‘Het werd een
boeiend verhaal. Over de plek die wij voor het nieuwe wijkgebouw aanwezen zei de
gemeente eerst: Dat kan helemaal niet, daar willen we kantoren bouwen. Maar
inmiddels is het wel zover dat daar de brede school komt, inclusief een
multifunctioneel wijkcentrum. In feite hebben we dus door vragen uit de wijk een
proces van afwachtendheid en onzekerheid naar de wijk toegetrokken. In die zin
was het geen klassiek opbouwwerk dat alleen maar de bewoners
ondersteunde.’
Het proces verliep niet helemaal volgens het boekje. Tussen het fasenmodel
van Heel de buurt, waarvan de landelijke leiding hoge verwachtingen had en de
plaatselijke aanpak, zat wel een kloof. ‘Er zijn dubbele doelstellingen. Je
wordt geacht vraaggestuurd te werken, maar er zijn ook plaatselijke
stuurgroepen. Er zijn dus verschillende aanstuurmechanismen, waartussen een
“mismatch” ontstaat. Je moet in de wijk zien wat je daar aantreft, waardoor soms
een onorthodoxe aanpak nodig is. Wijken zijn niet gelijk. Hier was een
vastgelopen situatie waarin de bewoners zich nogal vergeten voelden.´
Jasper Schaaf somt de concrete successen op van het project: het
speeltuingebouw is opgeknapt voor tijdelijk gebruik. Het nieuwe wijkinternetcafè
gaat bijna aan zijn succes ten onder. En voor de jongeren is er nu een
jeugdhonk. Maar de belangrijkste succesfactor is de communicatie. ´Tussen al die
clubjes in de buurt ontstond een band. Aanvankelijk zei de gemeente: als hier
nieuwbouw komt, is het niet voor de buurt. Voor wat er gesloopt wordt, zouden
duurdere woningen in de plaats komen. Inmiddels denkt men aan een mix van
bestaande bewoners en nieuwe bewoners. Uitgangspunt was eerst: hier gaan jullie
niet over. Die discussie hebben we veel meer naar ons toegetrokken: wat is een
goede wijk Corpus den Hoorn? Wat is nou een leefbare goede wijk?´
Tussen de oren
Lucas Westra en Renée Blaauw (van het provinciale Centrum voor
Maatschappelijke Ontwikkeling in Groningen) stellen dat de ´Heel de
buurt´-aanpak in Corpus den Hoorn sinds 2001 is verwaterd. Volgens Westra heeft
Schaaf een uitstekende infrastructuur aangelegd waarin bewoners, instellingen en
gemeente actief betrokken waren. Het overlegplatform is er nog steeds, maar de
slag naar concrete activiteiten wordt onvoldoende gemaakt, meent Westra. Renée
Blaauw: ‘Als een onafhankelijk projectleider wegvalt, ontstaat er een
bureaucratisch geheel. Bewoners worden onderdeel van het vergadercircuit
maar niet ingezet voor concrete activiteiten.’
Probleem is dat het opbouwwerk als onderdeel van welzijnsinstelling Wing
een andere positie heeft, stelt Westra. ‘De ‘Heel de Buurt’ aanpak zit daar niet
tussen de oren. Een opbouwwerker moet meer zijn dan alleen een
bewonersondersteuner, die moet een communicatiemakelaar zijn tussen de partijen.
Schaaf was veel vrijer in het communiceren en het zijn eigen plan trekken dan
deze opbouwwerker. Als hij iets wil doen aan de belangen van gehandicapten, ging
Jasper gewoon praten met de instelling of de wethouder. Die ruimte heeft de
opbouwwerker nu niet, omdat die aangestuurd wordt door de instelling.’
Westra vindt het kwalijk dat het contact vanuit Corpus met andere
provinciale ´Heel de buurt´-projecten door gemeente en welzijnsstichting Wing is
afgebroken. ´Wing heeft Ingrid Kelder terug getrokken uit het
projectleidersoverleg. De provincie investeert op dit moment geen dubbeltje meer
in Corpus.’ De buurtaanpak verder ontwikkelen kan alleen via een proces dat
langer duurt dan vier jaar. ´De vorige wethouder Bruinsma trok het proces in de
stuurgroep. In de nieuwe wijken zit de wethouder niet aan tafel. Als jij als
gemeente ervoor kiest om wijkgericht te werken, dan moet je je eigen belangen
matchen met wat bewoners en instellingen willen. Als je als gemeente nog steeds
voor tachtig procent bepaalt wat er in de wijk gebeurt, kom je natuurlijk niet
ver. De bewoners zijn op dit moment ontevreden.´
Westra en Blauw stellen de ´Heel de buurt´-aanpak in zes andere Groningse
gemeenten ten voorbeeld, waarin de provincie volop investeert. De provincie
zette de financiering van de projecten voort, toen VWS ermee stopte. In
Hoogezand maken partijen nu een ´verdiepingsslag´, schetst Westra. ´Rond een
thema als openbare geestelijke gezondheidszorg ontstaat een compleet zorgnetwerk
waarin instellingen samenwerken. Empowerment van bewoners rond overlast krijgt
daarbij aandacht, maar ook de begeleiding van psychiatrische patiënten, een
meldpunt overlast en de toegankelijk van de zorg voor allochtonen. Zo is een
samenhangende infrastructuur ontstaan waarin instellingen duurzaam wijkgericht
samenwerken.´
Voorzitter Antie Bergink (73) en penningmeester-secretaris Arie Stuivenberg
(72) zijn de ´grijze koppen´ die het vele werk voor de wijkraad Corpus den Hoorn
verzetten. Ze begrijpen niet helemaal waar Lucas Westra het over heeft. ´Die
hebben wij hier anderhalf jaar niet gezien.´ De communicatie met de gemeente en
instellingen is wel degelijk verbeterd en wij zijn veel zelfstandiger geworden,
zeggen Bergink en Stuivenberg. `Het opbouwwerk signaleert wat er in de wijk
speelt en onderhoudt contact met het jongerenwerk, de Vensterschool. Er is een
ambtelijke kerngroep waarin de opbouwwerker zit. Zij zorgt ervoor dat de lijnen
die Jasper gelegd heeft, niet verloren gaan. Een project is heel mooi. Maar als
het niet gecontinueerd wordt, heb je er niet zoveel aan. Daarom eisten we
opbouwwerk nadat Jasper weg ging.’ Opbouwwerker Ingrid Kelder stopt veel energie
in de communicatie tussen instellingen, scholen, asielzoekerscentrum,
woningcorporaties, gemeente, GGD. ´Alle instellingen moeten onder dezelfde
paraplu aan bijvoorbeeld veiligheid werken. Na zo’n project gaan veel
instellingen weer achterover leunen. Ik stel in overleg met bewoners
prioriteiten op en in de instelling vertel ik waarmee ik mee bezig ben. Ik zie
niet zo dat het opbouwwerk in het keurslijf zit.´
Chris Niemeijer, teamleider wijkbeleid, vertelt dat de gemeente nog altijd
tevreden is over ´Heel de buurt´. De aanpak wordt de komende jaren in vier
wijkprojecten toegepast met cofinanciering van de provincie. Hij benadrukt de
zelfstandige positie van het opbouwwerk. ´De bestaande werkwijze wordt in Corpus
gewoon voortgezet. Het enige verschil is dat de opbouwwerker in dienst is van de
welzijnsstichting, maar ze heeft nadrukkelijk een onafhankelijke positie.´
Volgens Niemeijer hebben zowel gemeente, professionals als bewoners veel geleerd
van de proef. ´Belangrijkste winst was het mobiliseren van bewoners. Die blijven
actief ook na het vertrek van Jasper Schaaf. De buurt is veel meer van henzelf.
Als er wat is gaan ze niet meer naar de gemeente staan kijken, maar trekken ze
aan de bel. Zonodig stappen ze zelfs op kamerleden af.´ De gemeente heeft
geleerd de participatie beter vorm te geven, vindt Niemeijer. ´Niet door het
instandhouden van geïnstitutionaliseerde wijkorganisaties als stoplap voor het
beleid, waarin alleen bewoners als halve ambtenaren actief zijn. We hoeven niet
meer aan te komen met een kant en klaar projectplan en de mededeling: u heeft
zes weken om in te spreken. De buurt heeft nu veel meer ruimte voor eigen
initiatief en neemt dat ook.´/Martin Zuithof