‘De betrokken partijen realiseren zich heel goed dat het belangrijk is om samen te werken, maar zijn nog zoekende naar de manier waarop dat moet.’ Dat is de algemene conclusie uit de drie Wmo-werkconferenties die kenniscentrum MOVISIE, in samenwerking met het ministerie van VWS en de VNG, afgelopen najaar heeft georganiseerd.
Volgens projectleider Anita Petersis de volgende stap in het Wmo-proces dat betrokken partijen dezelfde taal leren spreken. Op die manier kan de samenwerking verbeteren met als doel de participatie van burgers in de samenleving te stimuleren.
Leven
Onder het motto ‘De Wmo komt tot leven’ organiseerde MOVISIE afgelopen november de werkconferenties. Doel was om de ontwikkeling van de nieuwe wet in de praktijk aan te zwengelen. Een zevental thema’s werd besproken door mensen van gemeenten, instellingen op het terrein van wonen, zorg en welzijn, cliëntorganisaties en uit het bedrijfsleven.
Communiceren
Om de Wmo te verbreden in de praktische uitvoering is het belangrijk dat vijf betrokken partijen goed kunnen communiceren. Het gaat om de samenwerking tussen gemeenten, burgerorganisaties, professionele organisaties, cliënten en het bedrijfsleven, zegt Anita Peters. ‘Belangrijk is elkaar te kennen en te vertrouwen. Dat vraagt in de eerste plaats dat men elkaars taal spreekt.’
Verwachtingen
Waar de communicatie vaak stokt is bij de verwachtingen tussen de verschillende partijen. Het blijkt moeilijk te zijn om op lokaal niveau tot nieuwe ideeën te komen. Anita Peters: ‘Een voorbeeld is de communicatie tussen cliëntorganisaties en de gemeente. Cliënten zijn vertegenwoordigd in bijvoorbeeld Wmo-raden om vorm te geven aan interactief beleid. Gemeenteambtenaren zitten daar bij om nieuwe invalshoeken en ideeën te horen tijdens de Wmo-raden. Uiteindelijk blijven ze met het idee blijven zitten dat ze wat ze daar horen even goed vanachter het bureau hadden kunnen bedenken.’
Taak
Cliëntenraden vinden dat ze te weinig tijd hebben om voorstellen en ideeën goed uit te zoeken. Als niet duidelijk is wat de taak is van de Wmo-raad, kunnen knelpunten ontstaan over het wel of niet overnemen van adviezen. ‘Waar het op stuk loopt is dat men verkeerde verwachtingen heeft van elkaar.’
Spanningsveld
Dit soort knelpunten is op te lossen door die verwachtingen duidelijk naar elkaar uit te spreken en ze bij te stellen, volgens Peters. Dat geldt ook voor het spanningsveld tussen concurrentie en samenwerking onder professionele zorg- en welzijnsorganisaties. ‘De gemeente kan als regievoerder een leidende rol spelen door uitspraken te doen over de gewenste samenwerking op bepaald aanbod van diensten.’
Betrekken
Aan de gemeente als regievoerder ook de taak om de burgerorganisaties – vrijwilligerswerk – meer te betrekken bij de uitvoering van de Wmo. Uit het trendrapport dat MOVISIE in juni van dit jaar publiceerde, blijkt dat deze vrijwilligersorganisaties zich niet herkennen in het Wmo-verhaal. ‘Elkaar opzoeken en met elkaar praten,’ aldus Anita Peters. Dat is een beproefde manier om de communicatie te verbeteren.