Het is maandagmiddag halfvier. Rond een lange tafel zitten vijf kinderen met een glas limonade en een koekje. Ze zijn wat stil, maar verder lijkt het een gewone buitenschoolse opvang. Een timer waarop de kinderen kunnen zien hoe lang het samenzijn gaat duren, verraadt dat het geen gewone opvang
is. In De Kubus is alles ingesteld op kinderen met een stoornis in het autistische spectrum. Duidelijkheid is voor hen heel belangrijk. De begeleiders zetten daarom bij elke activiteit een tijdklok, zo weten de kinderen precies waar ze aan toe zijn.
Lars laat begeleidster Esther trots kaarten, feestelijk verpakt snoep en wat speeltjes zien. ‘Heb je die gekregen? Was er iemand jarig?’ vraagt ze. Lars bromt, praten kan de tienjarige niet. Esther stelt de kinderen voor aan de kleine Paulo die er vandaag voor het eerst bij is. ‘Hij kan ook niet praten, net als Lars’, zegt ze.
De groep bestaat alleen uit jongetjes. Typerend voor de doelgroep, aldus Esther. ‘We krijgen hier niet veel meisjes.’ Zij en haar collega Casper werken sinds de opening voor het autismehuis. Het hart van de sociaal pedagogisch hulpverleenster ligt bij deze groep. ‘Autisme intrigeert me. Het is bij ieder kind weer anders en dat vind ik interessant. Steeds blijf je zoeken naar de beste benadering.’ Het autismehuis in Zwolle biedt naast BSO De Kubus ook weekendopvang en een kenniscentrum. Het huis is uniek in Nederland. Als het aan initiatiefnemer en coördinator Dineke Hartman ligt, blijft dat niet lang zo.
Nog dit jaar zal de bouw van autismehuizen in Enschede en Lelystad van start gaan. Er is veel behoefte aan, zegt Hartman. ‘We krijgen ook veel aanvragen voor crisisopvang.’ Binnenkort kunnen in Zwolle naast de vier- tot twaalfjarigen ook kinderen terecht tot zestien jaar.
Heftig jongetje
Het leven van Dineke Hartman staat in het teken van autisme. Ze is moeder van twee zoontjes met de aandoening. Al toen ze zwanger was van de eerste voelde ze dat er iets niet in orde was omdat het kindje bijna niet bewoog. Haar gevoel klopte. ‘Hij huilde als je hem oppakte. Bloot zijn en in bad gaan was een drama. Hij ontwikkelde zich ook niet. Van rollen, meekijken en oogcontact was geen sprake.’ Er werd gedacht aan doofheid, later werd de diagnose contactstoornis gesteld. In het medisch kinderdagverblijf kon hij niet terecht omdat het ‘zo’n heftig jongetjes was.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nr 10, oktober 2011.
Er moeten meer van zulke plekken komen. Hard nodig! Want waarom zijn er wel zoveel opvangen voor “gezonde” kinderen? Bezuinigingen = Bullshit! Ze weten totaal niet waar ze over praten. Je weet het pas wanneer je zelf dicht bij zo’n kind staat.