Ook Leonard Geluk, voorzitter van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) waarschuwde al dat Bureaus Jeugdzorg in de problemen komen, tenzij de staatssecretaris de overheveling gaat regisseren. Lees hier meer >>
Voorbereiding
De jeugdzorg is nu nog een provincietaak, maar wordt per 2015 een verantwoordelijkheid van de gemeente. Dinsdag constateerde de TSJ dat de voorbereidingen daarvoor niet overal even goed op gang komen: niet elke regio heeft al voldoende afspraken gemaakt. Volgens Jeugdzorg Nederland staan niet alleen de bureaus, maar de hele jeugdzorgsector onder druk.
Tegenvaller
‘Banken vragen zich daardoor af of de bureaus straks nog wel geld hebben en kunnen daarom nu al vragen een lening terug te betalen, of geen nieuw krediet verlenen. En niet elke organisatie kan zich zo’n tegenvaller permitteren.’ Bovendien is de ene gemeente ‘meer een natuurlijke bondgenoot’ van een jeugdzorgbureau dan de andere. ‘Regio’s die, ondanks een gebrek aan concrete afspraken, wel vertrouwen hebben dat gemeenten hen blijven inschakelen, kunnen die onzekerheid net wat langer dragen dan bij gemeenten die overwegen alles op de schop te laten gaan’, aldus de woordvoerder.
Vertrouwen
Vicevoorzitter Jan-Dirk Sprokkereef van Jeugdzorg Nederland heeft nog wel vertrouwen in een goede afloop. ‘De commissie-Geluk heeft de problematiek van de Bureaus Jeugdzorg goed in beeld en nadrukkelijk onder de aandacht gebracht in haar rapport. De staatssecretarissen Martin Van Rijn en Fred Teeven hebben in reactie hierop aangegeven dat ze actief aan de slag gaan met de geschetste problemen. We rekenen er dan ook op dat er een oplossing gevonden wordt, want het belang is groot, voor iedereen. En zeker voor de kwetsbare kinderen die onder deze zorg vallen.’
De commissie TSJ constateert in haar eindrapport dat de 41 jeugdregio’s geen ruimte meer zien voor het Bureau Jeugdzorg (BJZ) als toegang voor de jeugdzorg. Dat kan kloppen want die regio’s zijn bezig de toegang minder bureaucratisch en dicht bij huis te organiseren. Dat is een winstpunt.
TSJ zegt ook dat ’45-55% van het personeel van BJZ geen toekomst in het nieuwe stelsel heeft’. Dat klopt niet! Velen van de afdeling Toegang (indicatiestellingen) van de Bureaus Jeugdzorg kunnen m.i. een zachte landing in het nieuwe jeugdstelsel maken. Daarom moet er begin 2014 meer duidelijkheid moeten komen over de overgang van deze medewerkers naar de gemeentelijke wijk-/CJG-teams. Maar voor niet iedereen zal er plaats zijn! En er zijn ook minder ondertoezichtstellingen (OTS), dus daar is ook minder capaciteit bij BJZ nodig.
M.a.w. de BJZ’en moeten ook zelf flink aan de bak om de capaciteit te verminderen! En het personeel zal moeten gaan bewegen. Pas als de mist opgetrokken is, zal blijken dat een deel van het personeel niet herplaatsbaar zal zijn. De meeste BJZ’en hebben voor de frictiekosten nog een aardige reserve staan. De anderen zullen bij de provincie aan moeten kloppen, en wat extra financiële ruimte te vragen bij de transitie/afbouw. Daar zijn voldoende juridische argumenten voor. Omvallen zal er – naar mijn stellige overtuiging – geen enkele BJZ. Tenzij hun bestuurders onvoldoende hebben geanticipeerd op de veranderende marktpositie.
De laatste zin gaat als enige over kinderen. Maar schijnbaar zijn die niet de primaire inzet van de decentralisatie. Het gaat over geld, over de houdgreep waarin de van de provincies ontheemde bureaus jeugdzorg nu met gemeenten terecht komen. Politici en bestuurders wijzen gemeenten erop dat ze bureaus jeugdzorg niet ‘mogen laten vallen’. En over nog veel meer dat pas aan de orde hoort te komen als de inhoudelijke vraag is beantwoord: ‘Hoe kunnen we de jeugd zo goed mogelijk begeleiden in hun opvoedproces en hun veilige/evenwichtige groei naar volwassenheid?’ Gevolgd door de vraag: ‘Hoe gaan we dat dan organiseren?’. Vervolgens kan worden bedacht of gemeenten de regie/uitvoering zelf gaan doen – en zo niet – of bestaande organisaties daarvoor geschikt zijn. Of dat de bureaus jeugdzorg misschien vaarwel kan worden gezegd…juist ja, de omvaldreiging is niet denkbeeldig en mits goed beargumenteerd mogelijk ook goed verdedigbaar.
In de grootste transactie van de eeuw zijn de wezenlijke kindvragen nu al vergeten of veilig opgeborgen, om ons gevecht om het voortbestaan niet verstoren. Elke organisatie staat m.i. terecht ter discussie totdat een inhoudelijke en organisatorische toets anders uitwijst. Zorg dus vooral voor een plan B en laat het bestoken van beslispartijen met uitsluitend financiële elementen achterwege. Uiteindelijk beslist politieke moed. Gelukkig voor bestaande organisaties zal de lange queeste naar de moedigen op dat gebied ook nu niet tot een einde komen.