Door Martin Zuithof – Neem Best Buddies, het vriendschapsproject voor mensen met een verstandelijke handicap. Of de stichting Present, die actieve kerk-leden verbindt aan organisaties voor bijvoorbeeld verslaafden of dak- en thuislozen. Of de Van Harte Resto’s, de keten van buurtrestaurants die het sociaal isolement van mensen wil helpen doorbreken. Alle drie zijn het voorbeelden van succesvolle sociale initiatieven die deelnemen aan het nieuwe Groeiprogramma van het Oranje Fonds. Daarbij krijgen twintig succesvolle maatschappelijke ondernemers de kans om hun methode landelijk te verspreiden.
Actief bestedingsbeleid
Het Oranje Fonds is het grootste fonds op sociaal gebied. Jaarlijks keert het zo’n 24 miljoen euro uit aan welzijnsprojecten in Nederland, op de Nederlandse Antillen en Aruba. Vanuit de doelstelling ‘versterking van sociale cohesie’ hanteert het als hoofdthema’s: samenhang in de buurt, diversiteit en actief burgerschap. ‘Twee jaar geleden hebben we een fundamentele keuze gemaakt’, vertelt projectadviseur Bas Arends. ‘We vroegen ons af of we altijd moeten wachten tot initiatieven op ons afkomen of dat we zelf projecten op gang moeten brengen. Het bestuur koos toen voor allebei: vijftig procent actief bestedingsbeleid en vijftig procent op aanvraag beschikbaar zijn. We willen projecten samenbrengen onder één noemer en zo de landelijke rol van het Oranje Fonds beter benutten. We willen dus meer dan alleen maar projecten financieren.’ Binnen de afdeling ‘actief burgerschap’ gaat het om ‘mentorschap’, ‘actief ouder worden’ en het Groeiprogramma. Het fonds zorgt bij deze programma’s voor de financiering, kennisuitwisseling en inschakeling van deskundigen. ‘Bij actief burgerschap willen we graag dat mensen die het goed hebben, zich inzetten om anderen te binden aan de samenleving. Daarom hebben we het project Taalontmoetingen georganiseerd, waarbij we autochtone vrouwen uitdagen een jaar lang met een allochtone vrouw op te trekken. Voor het onderwijs hebben we het Mentorproject, om schooluitval onder jongeren tegen te gaan. Daarmee willen we vrijwilligers stimuleren een jaar met die jongeren op te trekken als entor en maatje.’
Nationaal succes
Bij het Groeiprogramma krijgen succesvolle maatschappelijke ondernemers de kans hun methode landelijk te verspreiden en uit te bouwen tot een nationaal succes. Arends noemt het nieuwe Quality Centre voor Vluchtelingenvrouwen in Utrecht als voorbeeld van een project met hoge potentie. Bij het centrum worden mentoren duurzaam gekoppeld aan vluchtelingenvrouwen om ze te helpen bij hun inburgering. ‘Initiatiefneemster Leida Schuringa moest eerst lang leuren om er financiering voor te krijgen. Het begon met een goed idee en dat moest ze omzetten in een plan. Dan dien je er als initiatiefnemer vrijwilligers bij te betrekken, want als je in Nederland meteen iets professioneel wil opzetten, kun je wel ophouden want daar is geen geld voor. Dan moet je startkapitaal zoeken. Een hele lange weg en in al die fases haken wel mensen af.’ Wie een goed idee heeft en dat omzet in een goed plan en ook genoeg vrijwilligers werft, vindt daarna wel partijen die het startkapitaal willen voorschieten. ‘Als je dan succes hebt, kom je in een volgende fase. Maar een fonds wil je hooguit drie jaar van middelen voorzien, dan moet je zorgen dat je initiatief duurzaam wordt. Je dient dan zaken te professionaliseren, bijvoorbeeld vrijwilligers ondersteunen en opleiden. Dat kost geld en dus moet je je financiële administratie op orde hebben.’ Succesvolle initiatiefnemers komen vaak onder druk te staan, vanwege een grote belangstelling voor de buitenwereld, is de ervaring van Arends. ‘Als anderen doorhebben dat je succesvol bent, komen ze allemaal naar je toe. Bovendien valt je incidentele financiering weg, je moet dat structureel regelen. Dat is verschrikkelijk lastig, want de bestedingen van de overheid liggen vast en de taart wordt bepaald niet groter. Toch moet je aan de taarttafel komen te zitten.’ ‘De situatie is uiterst tegenstrijdig: veel mensen zijn enthousiast over je initiatief, maar je kunt heel moeilijk de middelen vinden. De burgemeester komt bijvoorbeeld langs, die is heel nieuwsgierig. Het initiatief is succesvol, dus de vraag wordt groter. Daardoor moet je professionaliseren, maar dat kost geld. De kosten lopen op, maar de financiering valt weg en de buitenwereld wil je continu van je echte werk afhouden.’
Maatschappelijk ondernemen
Doel van het Groeiprogramma, zo legt Arends uit, is in het eerste jaar de organisatie op orde te brengen en het initiatief te consolideren. Deelnemers volgen daarom een training om de nodige vaardigheden te leren en te netwerken. Bovendien krijgen ze vanuit een deelnemend bedrijf een coach toegewezen. ‘Succesvolle initiatiefnemers verwerven zo de vaardigheden om hun aanpak ook in drie of vijf andere steden op te zetten. In het tweede en derde jaar krijgen ze daar bovendien de financiering voor. Kortom we zoeken mensen die met hun initiatief willen doorgroeien.’ Met het programma kunnen deelnemers drie jaar lang een betaalde coördinator aan de groeiambitie van het project laten werken. Uiteindelijk moet de organisatie de eigen financiering regelen. ‘Normaal gesproken kijken initiatiefnemers naar een fonds voor de startfase en naar de overheid voor de duurzame fase. We besteden aandacht aan financiering in allerlei facetten. Ondernemen houdt in dat je daar ook creatief in bent. Om uiteindelijk zelfbedruipend te worden.’
Het hele artikel kunt u lezen in Zorg + Welzijn Magazine nummer 2, februari 2008