Zorgverzekeraar Agis is één van de bedrijven die met
de Amersfoortse organisatie Matchpoint overlegt over een structureel vervolg aan
zijn sociale ondernemerschap. Vorig jaar voerde de zorgverzekeraar nog een
proefproject uit. Naar aanleiding hiervan heeft het bedrijf besloten om de
werknemers acht uur per jaar vrij te stellen voor activiteiten in het kader van
sociaal ondernemen.
Agis heeft in korte tijd diverse activiteiten met betrekking tot deze vorm
van ondernemen ontplooid. Zo namen medewerkers demente bejaarden mee voor een
dagje-uit, en eind vorig jaar speelden sommige van hen Zwarte Piet bij de
sinterklaasviering in een verzorgingshuis. Voorbeelden waarbij vrijwilligers
uitstapjes verzorgen om contact met de buitenwereld te houden zijn er legio: van
bankemployees die ouderen uit een verzorgingshuis naar de dierentuin
vergezellen, tot ouderen die hulp krijgen bij de opzet van een internetcafé en
managers die een speeltuin opknappen.
Wisselwerking
Matchpoint in Amersfoort koppelt maatschappelijke organisaties aan
bedrijven, onderwijsinstellingen en de gemeente. Doel is om gezamenlijk
initiatieven te realiseren die de sociale leefomgeving ten goede komen. Het
project zoekt naar combinaties waar alle partijen baat bij hebben, of zoals in
de folder staat ,om win-win situaties te creëren. Daarvoor zijn drie ‘smaken’
ontwikkeld: ‘Just do it’ (waar in samenwerking met scholen maatschappelijke
stages voor jongeren worden opgezet) ‘Dubbele Winst’ (waarin bedrijven als
sociaal aandeelhouders meewerken bij het realiseren van één maatschappelijk
project per jaar) en ‘Dubbel Genieten’ (bedoeld voor mensen die niet meer
zelfstandig naar buiten kunnen).
Het idee voor Matchpoint komt uit de schoot van het Amersfoorts Comité voor
het Jaar van de Vrijwilliger (2001). Willemien Meershoek, aankomend directeur
van het Vrijwilligerssteunpunt in oprichting, was er voorzitter. Het comité
vroeg destijds alle vrijwilligersorganisaties om met projecten te komen die ze
graag uitgevoerd wilden zien. Dat leverde volgens Meershoek ‘een reservoir aan
uiteenlopende plannen op die in een mooi presentatieboek bijeengebracht
zijn’.
Marie-Louise Hehenkamp, die eerst als vrijwilliger en later als
projectleider Matchpoint van de grond heeft getild, is met dat boek de boer
opgegaan bij bedrijven en scholen. Meershoek: ‘Zij zat in het stedelijk
sinterklaascomité en deed veel vrijwilligerswerk in de zorg. Daardoor beschikte
ze over een uitgebreid netwerk, zowel in het bedrijfsleven als in de zorg en het
vrijwilligerswerk.’ De eerste reacties van de scholen en het bedrijfsleven vond
Meershoek onverwacht gunstig. Diverse bedrijven lieten na afloop doorschemeren
dat ze wel in waren om iets dergelijks vaker te doen. Deze start maakte het
mogelijk om Matchpoint in het tweede jaar al uit te breiden met een
projectmedewerker die afkomstig was uit het bedrijfsleven.
‘Mijn werk ontstaat eigenlijk ter plekke,’ zo omschrijft
Matchpoint-coördinator Hehenkamp haar aanpak. ‘Datgene wat de mensen zelf
inbrengen is voor mij de basis. Ik luister naar hun verhalen en kijk voortdurend
om me heen. Als ik bij een bedrijf kom waar ze computeropleidingen verzorgen,
zie ik gelijk mogelijkheden wanneer ik weet dat ze elders bij een
vrijwilligersclub aan het stoeien zijn met computers. Zo leg je voortdurend
links. Dit werk valt niet via een telefoon te regelen, het kan alleen als je
directe contacten met elkaar onderhoudt.’
De coördinator van Matchpoint vertelt dat ze zojuist naar een bijeenkomst
is geweest van culturele initiatieven. Hehenkamp: ‘Een van de projecten was een
laswerkplaats voor jongeren die allerlei vormen van kunst maken. Die jongeren
vertelden dat ze kortgeleden een lege NS-loods van de gemeente Amersfoort ter
beschikking gekregen hebben. Op zo’n moment bedenk ik meteen dat die loods
verbouwd en ingericht moet worden en dat er organisatorisch het een en ander bij
komt kijken. Met de jongeren heb ik besproken hoe je een aantal afgeronde taken
zou kunnen aanwijzen waar bedrijfspersoneel uit ons netwerk ze bij kan helpen.
Omgekeerd heb ik ze verteld over plannen van het gehandicaptenplatform om
gehandicapten meer bij culturele activiteiten te betrekken. Zoiets “drop” ik
dan, in de hoop dat ze hun gedachten er over laten gaan. Binnenkort kom ik er
nog eens op terug. Het zou mooi zijn dat zij op hun beurt straks iets kunnen
betekenen voor een initiatief met gehandicapten. Zo probeer ik voortdurend
wisselwerkingen tot stand te brengen.’
Jonge honden
De Amersfoortse manier van werken verschilt nogal van de wijze waarop in
Arnhem het project De Uitdaging het bedrijfsleven probeert te koppelen aan
welzijnsactiviteiten. Projectleider Gerda Geurtsen vervult hier veel meer een
regierol. Het koppelen van vraag aan aanbod gebeurt in zogeheten Tafelgroepen.
Daar heeft Arnhem er, verdeeld over de stad, vier van. Een Tafelgroep bestaat
uit circa acht personen uit het bedrijfsleven: een stel jonge dynamische
dertigers, aangevuld met een aantal seniormedewerkers of directeuren die kunnen
bogen op een ruim netwerk in het bedrijfsleven. Aanvragen van verenigingen,
stichtingen en bewonersgroepen worden per gebied door een Tafelgroep beoordeeld.
Bij de beoordeling kijkt ze welk bedrijf mogelijk bij deze aanvraag past en wat
beide partijen voor elkaar kunnen betekenen. Geurtsen: ‘We hebben in totaal zo’n
dertig vrijwillige medewerkers uit het bedrijfsleven die het koppelen voor hun
rekening nemen. De verhouding jonge honden en oude rotten is fifty-fifty. De
oude rotten leggen de eerste contacten, waarna met de bedrijven en
vrijwilligersorganisaties bespreken wat er moet gebeuren om het plan uit te
voeren. Voor dit werk zijn onze jonge honden één uur per week vrijgesteld door
hun werkgever.’
Het project De Uitdaging is ondergebracht bij de Arnhemse
welzijnsorganisatie Rijnstad. Geurtsen: ‘Het grote voordeel hiervan is dat ik
door de hele stad beschik over een fijnmazig netwerk van sociaal-cultureel
werkers en opbouwwerkers, die weten wat er in de buurten en organisaties
speelt.’ In Arnhem hadden ze in één van de door het voormalige Juliana Welzijn
Fonds geïnitieerde Mooi Zo Goed Zo- projecten al enige ervaring met
partnerschappen tussen bedrijven en vrijwilligersinitiatieven. De formule van De
Uitdaging lijkt hierop. Geurtsen: ‘Je zou het er een vervolg op kunnen noemen.
We hebben er wel van geleerd. De lijnen zijn veel korter, er werd destijds
eindeloos veel overlegd en gepraat. De Tafelgroepen doen het uitvoerende
werk.’
De werkwijze van Dolf Neilen, projectleider van De Formule in Ede, houdt
volgens eigen zeggen het midden tussen die in Amersfoort en Arnhem. ‘Beide
formules hebben hun sterke kanten,’ vertelt Neilen. ‘Net als in Arnhem is ons
project ondergebracht bij een grote welzijnsorganisatie, Welsteden genaamd. Ik
maak ook graag gebruik van de netwerken van mijn collega’s. Met Amersfoort komt
overeen dat ik veel meer directe uitvoerende contacten onderhoud met de
organisaties en bedrijven.’ Aan het project in Ede is eveneens een Mooi Zo Goed
Zo-project vooraf gegaan. Terwijl destijds publiciteit in de plaatselijke media
een belangrijk onderdeel was, krijgt dit nu weinig aandacht. Neilen: ‘Ik merk
ook niet dat bedrijven dat aspect nou zo belangrijk vinden.’
Over twee maanden is in Ede het pilotproject van één jaar afgelopen. De
projectleider vertelt dat hij juist bezig is met het inventariseren van de
behaalde resultaten Hij somt op: 124 bemiddelingen voor 59 organisaties en 49
bedrijven. In geld uitgedrukt schat hij een waarde van honderdduizend euro.
Neilen hoopt voldoende argumenten aan te kunnen dragen om voor volgend jaar
opnieuw een gemeentelijke subsidie in de wacht te slepen. Hij voegt er echter
aan toe dat de omzet van De Formule geen leidraad voor subsidiëring mag zijn.
Neilen: ‘Het overgrote deel van de projecten moet het doen met tijdelijke
subsidies van één, hooguit twee jaar. Vooral in die beginperiode moet je erg
veel investeren in het leggen van contacten. Terwijl je er op de langere termijn
de voordelen van ondervindt. Ik verwacht dat dit project in vijf jaar
kostendekkend te maken is.’
Imago
Ook in Amersfoort is in de beginperiode veel moeite gedaan om bedrijven
over de streep te trekken. ‘Dat hoeft steeds minder,’ aldus Willemien Meershoek
van Matchpoint. ‘Voor een deel omdat je elkaar beter leert kennen. We hebben ook
gemerkt dat het er vooral om gaat dat je de juiste personen weet te bereiken.
Zijn de eerste reactie positief, dan gaat heeft verder meestal vanzelf.’
De vragen en behoeften van maatschappelijke organisaties en het
vrijwilligerswerk zijn nog altijd de leidraad voor Matchpoint. Meershoek wijst
er op dat dit project tijdens het Jaar van de Vrijwilliger nadrukkelijk is
opgezet om het vrijwilligerswerk meer armslag te bieden. Meershoek: ‘Het blijkt
nu dat er heel veel neveneffecten zijn die gunstig uitpakken voor bedrijven. De
belangrijkste daarvan is imagoverbetering. Daar reken ik ook de trots onder van
de eigen medewerkers, die blijken het heel erg te waarderen dat hun bedrijf zich
inzet voor een sociaal doel.’
Nadat sociaal ondernemen enige tijd wel heel erg in de kinderschoenen heeft
gestaan, wordt nu steeds vaker onderzocht hoe het in de organisatie verankerd
kan worden. In het verlengde daarvan heeft Matchpoint een ondernemersplatform
opgericht met leden die Sociaal Aandeelhouders worden genoemd. Inmiddels hebben
25 van deze aandeelhouders een verklaring ondertekend, waarin ze toezeggen om de
komende drie jaar mee te werken aan de realisering van maatschappelijke
projecten. Minimaal één project per jaar. Om ook op beleidsniveau voeling te
houden met de gemeente, met bedrijven en scholen is eind vorig jaar een Raad van
Advies opgericht. Deze bestaat uit een negental prominenten die vier keer per
jaar bijeenkomen. De eerstvolgende stap is de oprichting van een soortgelijke
adviesraad die bestaat uit vertegenwoordigers van vrijwilligersgroepen en
maatschappelijke organisaties.
De Rabobank, ook die in Amersfoort, heeft sociaal ondernemen al lange tijd
hoog in het vaandel staan. ‘Maatschappelijk betrokken zijn we niet vanuit een
commerciële doelstelling,’ zegt Nynke Geertsma, communicatieadviseur bij de
lokale Rabobank. ‘Maar we willen laten zien dat we midden in de samenleving
staan en ons daar bij betrokken voelen. De keuze is om in plaats van alleen maar
geld uit te geven nu eens de handen uit de mouwen te steken en onze kennis op
een andere manier in te zetten.’
In het eerste proefjaar in 2001 heeft de coöperatie gekozen voor de
doelgroep ouderen. Zo zijn er bij de introductie van de euro diverse
activiteiten in onder meer bejaardenhuizen gedaan en zijn een 25-tal medewerkers
uit wandelen geweest met ouderen uit een verpleeghuis. Datzelfde verpleeghuis is
tijdens de kerstdagen fraai versierd en aangekleed. Geertsma: ‘Daar hebben we
veel werk van gemaakt. We konden een container vol kerstspullen in een
tuincentrum op de kop tikken en een warenhuis stelde drie gigantische kerstbomen
beschikbaar. Het is een groot succes geworden.’
De keuze voor ouderen als doelgroep heeft te maken met het imago dat de
Rabobank graag wil uitstralen. Geertsma: ‘Wij onderscheiden ons onder meer van
andere banken door in onze service meer rekening te houden met ouderen. Vandaar
dat we deze eerste twee jaar voor ouderen gekozen hebben. Maar misschien kiezen
we volgend jaar voor de jeugd, voor gehandicapten of voor dieren.’
Een van de redenen om meer variatie in de activiteiten aan te brengen heeft
tevens te maken met de belangstelling bij het personeel. ‘Het is intussen een
vaste groep die meedoet,’ aldus Geertsma. ’Ik ben net bezig met een enquête
onder de medewerkers. Misschien doet een aantal van onze mensen al
vrijwilligerswerk of leven er wensen waar we op aan kunnen sluiten. De
activiteiten met sociaal ondernemen zijn ontstaan uit enthousiasme. Nu het
serieus wordt, proberen we het een meer structurele plek in de organisatie te
geven. We worden selectiever, en houden, net als bij sponsoring, meer rekening
met de eigen beleidsdoelen. Zo kijken we nu bijvoorbeeld of we iets gaan doen
met het jaar van de gehandicapten.’/Jasper Veldhuis