“Er zijn veel meer mensen met #dementie die baat hebben bij beeldbellen dan ik altijd gedacht heb” tweette Maritza Allewijn. Ze werkt als gz-psycholoog voor De Rijnhoven, een instelling voor wonen en zorg in het midden van het land. ’Gezien de ernst van hun cognitieve beperkingen had ik dat niet verwacht’, licht Alllewijn toe. ’Ik dacht dat wij dat goed konden inschatten, we hebben jarenlange ervaring met deze mensen.’
Begeleiding
Voor beeldbellen heeft de cliënt een aandacht spanne nodig, zegt Allewijn: ‘Je moet je een bepaalde tijd kunnen concentreren. En als je regelmatig verward bent, bijvoorbeeld omdat je denkt dat je naar je werk moet of omdat je je kinderen van school gaat halen, dan is beeldbellen moeilijk te begrijpen. Althans, dat dacht ik.’ Maar Allewijn ontdekte dat met goede begeleiding beeldbellen ook bij een aantal van haar cliënten met dementie een redelijk alternatief biedt voor het ontbreken van bezoek en contact.
Fasen van dementie
‘We hebben geleerd dat het belangrijk is het beeldbellen goed te introduceren. En dat we het op een vast tijdstip op de dag doen, bijvoorbeeld om 11 uur ’s ochtends. Het luistert allemaal nauw. Zorgmedewerkers of activiteitenbegeleiders zitten er zo nodig bij. We kunnen aansluiten bij onze kennis over de goede en minder goede fasen van een cliënt, bijvoorbeeld aansluiten bij het moment dat het begrip bij iemand meer of minder aanwezig is. Daar leren we nu gebruik van te maken.’ Allewijn verbaast zich erover ‘dat we deze mogelijkheid voorheen hebben laten liggen’.
Meeluisteren
Gewoonlijk kwam bijvoorbeeld de partner twee keer per week op bezoek. Terwijl degene met dementie dat wellicht veel vaker wilde. Allewijn: ‘Nu kunnen ze dagelijks beeldbellen. Dat heeft misschien een nog positiever effect dan het langskomen.’ Allewijn vertelt dat er niet eens per se een gesprek tussen cliënt en mantelzorger nodig is. ’Ik hoor van zorgmedewerkers dat zij bij het beeldbellen praten met de mantelzorger en dat degene met dementie daar gewoon bij zit. Meeluisteren en meekijken is ook een vorm van contact.’
Methodiek
Allewijn benadrukt de laagdrempeligheid van deze manier van contact. ’Beeldbellen kost eigenlijk weinig moeite. Partners of andere familieleden hoeven nu niet meer hier naar toe te komen. En je kunt het als professional inbouwen in de begeleiding van je cliënt. We leren nu om met deze methodiek goede gedragsinterventies te plannen. Want je moet wel goed blijven kijken. Wordt iemand rustig van beeldbellen of juist niet, welke omgeving helpt daarbij?’
Muziek
Het is bijvoorbeeld van belang dat in het beeldbelgesprek de partner of het familielid niet teveel diens eigen verdriet of machteloosheid uit. ’Natuurlijk kun je zeggen dat je het zo fijn vindt iemand weer te zien, maar verder kan het gesprek het best alledaags zijn. Dat er nieuwtjes over de familie gedeeld worden of over andere mensen die de cliënt kent.’ Allewijn ziet de nodige creativiteit. ’Voor corona waren we niet zo bewust met de kwaliteit van het contact bezig. Dan gingen familie en cliënt tijdens het bezoek samen naar de kantine of naar het restaurant. Nu wordt er gezocht naar nieuwe vormen van contact, bijvoorbeeld gewoon samen muziek luisteren.’
Veerkracht
Psycholoog Allewijn ervaart de beeldbelgesprekken als ’een spiegel’. Ze ziet nu dat hulpverlening soms ’routine’ was geworden. Dat er ook teveel, wat ze noemt: ’therapeutisch pessimisme’ was. ’We zien mensen met dementie toch snel als weerloos en afhankelijk. Maar zelfs in deze situatie ook deze mensen coping mechanismen hebben, ze hebben veerkracht.’
Contact
Het beeldbellen leert Allewijn dat ’we sowieso meer in gesprek moeten over de invulling van het contact tussen familie en cliënt met dementie. We denken te weinig na over hoe dat contact moet worden vormgegeven. Wat is nu eigenlijk de behoefte die met het contact samenhangt? Dat blijkt heel persoonlijk te zijn, afhankelijk ook van de familiegeschiedenis en van andere factoren. Juist in deze coronatijd verdiepen we ons daar meer in.’