‘We gaan een gouden eeuw voor de filantropie tegemoet. De komende decennia zal een enorm vermogen vrijkomen. De generatie die na de Tweede Wereldoorlog rijk is geworden, komt te overlijden, hun geld komt vrij voor de samenleving. Voor een deel vindt dat geld zijn weg naar goede doelen en naar fondsen met maatschappelijke doelstellingen. Want lang niet iedereen voelt ervoor dit geld aan kinderen en belastingdienst na te laten.’
Dat is de voorspelling van Theo Schuyt, bijzonder hoogleraar Filantropie, Sponsoring en Vrijwilligerswerk aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het filantropisch geld zal volgens hem een steeds belangrijkere plaats innemen in de samenleving. Die ontwikkeling wordt echter nog veel te weinig onderkend, meent hij, met name door de overheid.
‘De overheid is druk bezig haar financiën op orde te brengen en is op zoek naar mogelijkheden om te bezuinigen. Iedereen moet meer voor de kosten van collectieve diensten betalen. Maar voor de nieuwe geldstroom, die van burgers, vermogende particulieren, fondsen en bedrijven, is niet veel aandacht. De overheid is nauwelijks bekend met deze geldstroom of zij is er huiverig voor. Daarom kiest de politiek voor de veilige weg door het verschijnsel te negeren. Politici hebben hun mond vol van actieve betrokkenheid van burgers, maar als burgers hun portemonnee meenemen, geeft de politiek niet thuis. Filantropie is maatschappelijk onmisbaar, maar politiek onzichtbaar. Het wordt ten onrechte geassocieerd met ongelijkheid, paternalisme, bevoogding en neerbuigendheid.’
De angst dat particulier geld in de sociale sector tot tweedeling zal leiden, is volgens Schuyt niet terecht. Wanneer de overheid deze geldstroom blijft negeren, dan zal dat volgens hem pas echt tot tweedeling leiden. ‘Dan zoekt het geld zijn eigen weg naar particuliere scholen en privé-klinieken. Koopkrachtig en vermogend Nederland wil best extra en rechtstreeks betalen aan maatschappelijke doelen. Zij willen echter niet fungeren als aanvullend financier van een gebureaucratiseerd voorzieningenpakket. Dus eisen zij ook zeggenschap over het geld. Dat is toch het ideaal van een civil society met verantwoordelijke burgers en bedrijven?’
Buitenspel
Volgens Schuyt heeft het overheidsbeleid van de afgelopen jaren de ‘maatschappelijke stakeholders’ juist buitenspel gezet. ‘Vele jaren lang is er geld gepompt in grote werkgelegenheidsprojecten, in armoedebeleid en grotestedenbeleid. Daarmee heeft de overheid de non-profit organisaties volledig afhankelijk gemaakt van overheidsfinanciering.’ De betrokkenheid van burgers, bedrijven, fondsen en kerken is volgens Schuyt afgebrokkeld. De vele geïnvesteerde miljarden hebben – waarschijnlijk om die reden – geen aanwijsbaar effect gehad. ‘De overheid heeft op die manier de roemruchte ‘civil society’ waar zij zo hoog van opgeeft, om zeep geholpen. Het is ontzettend wrang om als maatschappelijke organisatie eerst volledig afhankelijk te worden gemaakt, om vervolgens te horen dat de eigen verantwoordelijkheid een feit is.’ Maar de maatschappelijke organisaties gaan zelf ook niet vrijuit, vindt Schuyt. ‘Ze hebben de organisatie afgestemd op de koers van de overheid en verzuimd na te denken over hoe ze de betrokkenheid van andere maatschappelijke stakeholders zouden kunnen organiseren.’
Ronald van der Giessen, directeur van het Oranje Fonds, bevestigt dat welzijnsorganisaties zich teveel richten op overheidsfinanciering. ‘Grote welzijnsorganisaties hebben één persoon in dienst die iets weet van fondsen, als ze al iemand hebben.’ Burgers die zelf projecten opzetten, realiseren zich evenmin dat ze daarvoor geld kunnen krijgen van een fonds als het Oranje. Vorig jaar zijn twintig projecten genomineerd voor de Appeltjes van Oranje, een prijs voor welzijnsprojecten die zich op leefbaarheid en sociale cohesie richten. Van der Giessen: ‘Achttien van deze projecten kenden we niet, nooit bij ons langs geweest, terwijl ze ook van tevoren geld van ons hadden kunnen krijgen.’
Het Oranje Fonds is het grootste fonds in de welzijnsbranche. Dat wil echter nog niet zeggen dat het fonds grote invloed heeft. ‘We hebben jaarlijks totaal 16 miljoen euro uit te geven,’ Zegt Van der Giessen, ‘te weinig om iedere Nederlander een ijsje te geven. We hebben het over minder dan twee promille van het Nederlandse welzijnsbudget. Het is een druppel op een gloeiende plaat. Daarom is het zo belangrijk om maximaal rendement na te streven.’
Dat doet het fonds door eerst duidelijk het doel te bepalen. In het verleden hebben fondsen zich vaak passief opgesteld. Door te wachten op aanvragen en ze al dan niet te honoreren. Dat werkt niet, volgens de directeur van het Oranje Fonds. ‘Ik heb dikwijls het idee dat bij sommige aanvragen de bijdrage van het Oranje Fonds al als inkomstenpost in de begroting van een project is opgenomen, vaak samen met bijdragen van nog vijf andere fondsen. Dat is niet de bedoeling. Dan leidt onze bijdrage niet tot het verwezenlijken van een doel. Als we niets zouden geven, gaat het project evengoed wel door, maar dan net even anders. Ons geld is juist bedoeld voor dingen die anders niet zouden gebeuren.’
Daarom richt het Oranje Fonds zich liever op thema’s. Zoals integratie van ex-gedetineerden in de samenleving, taallessen voor allochtone vrouwen, preventie van huiselijk geweld. ‘We willen meer dan nu het geval is een open fonds zijn dat zich op sociale verandering richt. Niet alleen een ondersteuningsfonds voor activiteiten van welzijnsinstellingen.’
Gillend enthousiast
Wat moet je doen om voor een bijdrage van het Oranje Fonds in aanmerking te komen? Lukt dat vooral de welzijnsinstellingen die mensen in dienst hebben om een doorwrochte en gelikte aanvraag in te dienen? ‘Nee, absoluut niet,’ volgens Van der Giessen. ‘Het allerbelangrijkste is dat je het fonds gillend enthousiast maakt voor je project en dat er een duidelijke wisselwerking is tussen ons geld en jouw project. Wij hebben ook een doel: bevordering van sociale cohesie en maatschappelijk welzijn. Als jij ons kunt helpen dat doel te verwezenlijken, dan hebben wij daar geld voor over. Door een amateuristische manier van aanvragen kijken we echt wel heen. Het gaat om de intentie.’
Volgens Van der Giessen vragen projecten dikwijls te weinig geld. Bijvoorbeeld dat project dat 50.000 euro gaat kosten en een ongedekt tekort van 40.000 euro heeft. ‘Dan vragen ze ons maar 5000 euro. Waarom niet meer? Als het een goed project is hoef je niet benauwd te zijn te veel te vragen. Je kunt hooguit minder krijgen.’
Het Oranje Fonds geeft uitsluitend subsidies. Volgens de Oranje Fonds-directeur is dit instrument echter steeds minder toereikend om bepaalde initiatieven te ondersteunen. ‘Welzijnsinstellingen ontpoppen zich als bedrijven met langlopende contracten met gemeenten, samenwerkingsafspraken met andere instanties, concurrentie, aanbestedingen. Een bedrijf subsidieer je niet.’
Daarom zou de directeur in de toekomst ook andere instrumenten dan subsidie willen hanteren. ‘Kijk bijvoorbeeld naar woningcorporaties die woonprojecten voor ouderen opzetten. Daar zit ook een buurtcomponent in, gericht op sociale cohesie. Daar steken wij geen geld in, terwijl we die ontwikkeling wel zouden willen steunen. Subsidie geven kan niet, maar een lening of een garantstelling zou wel op zijn plaats kunnen zijn.’
Gouden eeuw
Staat er een gouden eeuw voor filantropie voor de deur, zoals Theo Schuyt voorspelt? ‘Ik denk dat zijn inschatting realistisch is,’ zegt Van der Giessen. ‘Maar dat betekent nog niet dat dit geld automatisch naar de doelen gaat die wij met het fonds willen verwezenlijken. Daar zal een fonds zich voor moeten profileren, goede relaties opbouwen met potentiële filantropen. Je kunt sympathie verwerven, maar één foute beweging, en je bent je credit voor jaren kwijt.’