Spijkers wist dat de dezelfde soort mijn in 1983 al zeven dienstplichtige militairen het leven had gekost. Door vast te houden aan zijn beroepsethiek, belandde Spijkers in een arbeidsconflict. Dat mondde uit in verdachtmakingen, gefingeerde psychiatrische verklaringen en een eindeloze reeks rechtzaken. Eind 2010 stelde de Centrale Raad van Beroep hem juridisch in zijn gelijk.
De afgelopen decennia haalde de zaak-Spijkers regelmatig het nieuws. Het verbaasde me steeds hoe hardnekkig hij voor zijn zaak bleef staan. ‘Als het over leven en dood gaat, dan word ik star als graniet’, zegt hij over zijn motieven. Spijkers’ verhaal leest als een spionageroman. Zijn ervaringen hebben verregaande implicaties voor de positie van sociaal werkers. Hij schetst hoe het beroep van maatschappelijk werker – en daarbinnen ook het bedrijfsmaatschappelijk werk – sinds de verschijning van het boek van Hans Achterhuis, De markt van welzijn en geluk, naar de marge is gedrukt. Spijkers wijst erop dat artsen, dominees en advocaten verschoningsrecht hebben, maatschappelijk werkers niet. ‘Dat zou een fraaie taak zijn voor de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers: het verschoningsrecht voor maatschappelijk werk in de wet krijgen.’
Maar in plaats van steun voor zijn stellingname, werd Spijkers naar eigen zeggen systematisch genegeerd. ‘Bij de Kring van Maatschappelijk Werkers in Zuid-Holland was ik niet meer welkom. De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers heeft nooit van zich laten horen. Ze hebben de staat nooit aangepakt omdat die de beroepscode voor het bedrijfsmaatschappelijk werk schond.’ Spijkers speelt zijn rol als klokkenluider nog altijd met verve.
Niets dan lof voor Fred Spijkers. En eens met zijn kritiek op de NVMW dat deze nooit van zich heeft laten horen. Ook complimenten voor Martin Zuithof dat hij Fred Spijkers met het interview volkomen terecht in het zonnetje zet.
Maar toch een opmerking. Dit betreft de zin: ‘Spijkers wijst erop dat artsen, dominees en advocaten verschoningsrecht hebben, maatschappelijk werkers niet’. In het interview staat daarnaast dat Spijkers zegt dat hij destijds ‘nergens op kon terugvallen.’
Jammer dat dit zo wordt gepubliceerd, want hiermee wordt een veelvoorkomend misverstand bevestigd: een verschoningsrecht is iets anders dan zwijgplicht! Met een ‘verschoningsrecht’ zou Spijkers destijds weinig zijn opgeschoten. Want een verschoningsrecht geldt slechts tegenover de rechter! Voor Spijkers gold ook in 1984 al een zwijg- of geheimhoudingsplicht!
Spijkers zegt tegenover Zorg+Welzijn dus ten onrechte dat hij nergens op kon terugvallen. Ook anno 2011 weten veel maatschappelijk werkers helaas te weinig over hun eigen beroepscode. Zij zelf, werkgevers en opleidingen zouden hier veel meer aandacht aan moeten geven!
Het pleit voor Fred Spijkers dat hij tegen de dienstopdracht in zich heeft gehouden aan zijn ‘zwijgplicht’; waarvan hij zich dus blijkbaar niet bewust was dat hij die had…
Slotopmerking: behalve het feit dat Spijkers tegenover zijn meerdere terecht zweeg over het gezin van de cliënt spelen hier nog andere essentiële beroepethische normen mee. Want het feit dat Spijkers weigerde om de weduwe voor te liegen over de doodsoorzaak van haar man, had op zich niets met privacy, zwijgplicht, laat staan met verschoningrecht te maken, maar alles met beroepsnormen als het bevorderen dat mensen tot hun recht komen (art. 1) en het respecteren van de persoon van de cliënt; dat betekent ondermeer betrouwbaar zijn (art. 5). Vanuit die beroepsethische normen zou – net als Spijkers – geen maatschappelijk werker een cliënt normaliter voorliegen over de doodsoorzaak van een echtgenoot.
Conclusie: er is veel meer aandacht nodig voor alle implicaties van de beroepscode voor de werkuitvoering en de relatie met de werkgever!
Zie mijn uitgebreidere reactie: https://www.zorgwelzijn.nl/web/Actueel/Nieuws/Regelen-verschoningsrecht-maatschappelijk-werk-is-mooie-taak-voor-NVMW.htm